Out of the box boren
Een toekomst zonder olie? Vergeet het, meent de Amerikaanse professor Leonardo Maugeri. We staan aan de vooravond van een zelden geziene stijging van de productie, met dank aan olie uit onconventionele bronnen. En dan verandert heel het geopolitieke speelveld.
Hoewel groene energie wereldwijd stevig in de lift zit, zal olie de eerstkomende decennia nog niet weg te denken zijn uit ons dagelijks leven. Het zwarte goud is de motor achter een flink deel van onze economische activiteiten, met transport en petrochemie als de meest bekende voorbeelden.
Maar hoelang nog? Sinds de geoloog Marion King Hubbert in 1956 zijn Hubbert-curve lanceerde, hebben al velen het einde van de olieproductie voorspeld. Toch houdt de olieproductie stevig stand. Meer nog, er zal de komende decennia alleen maar meer olie worden opgepompt. Het Internationaal Energie Agentschap (IEA) raamt de consumptie in 2011 op 87,4 miljoen vaten per dag. In 2035 zal dat cijfer oplopen tot 99 miljoen.
Helaas is, historisch bekeken, iedereen bijna altijd te positief gestemd. “Zelfs de schattingen van het IEA zijn doorgaans vrij optimistisch”, zegt Stijn Decock, hoofdeconoom van de Vlaamse werkgeversorganisatie Voka. “De reserves aan ruwe olie zijn de jongste vijf, zes jaar amper toegenomen. De voorraden van Saoedi-Arabië zijn niet onafhankelijk gecontroleerd, dus niemand weet precies hoeveel olie daar nog zit. Bovendien is er bijna altijd ergens een conflict aan de gang, waardoor de theoretische productie niet wordt gehaald.” “En het is niet omdat de reserves toenemen, dat de productie stijgt”, vult Johan Braem, senior equity-analist bij Econopolis, aan.
Bovendien stijgt de consumptie. In het Westen stabiliseert of daalt de consumptie weliswaar door efficiëntieverbeteringen en het gebruik van hernieuwbare energie, maar de transportsector in de groeilanden maakt dat er wereldwijd een nettogroei is. Die gestegen vraag maakt het zwarte goud duur: gemiddeld 120 dollar per vat, verwacht het IEA in 2035. Maar het kan ook 150 dollar worden, als er te weinig wordt geïnvesteerd in olieproductie.
Geen goedkope olie meer
Niet iedereen is het daarmee eens. De tijden van goedkope olie van 10 of 20 dollar liggen wel definitief achter ons. Maar lagere prijzen dan de huidige 110 dollar – reken op 70 tot 100 dollar per vat – zijn een realiteit in wording. Dat beweert professor Leonardo Maugeri van de Amerikaanse Harvard Kennedy School. Hij verwacht dat olie uit schalielagen de hele sector ondersteboven zal gooien. Al is hij ook niet blind: puur theoretisch is er genoeg conventionele en onconventionele olie, het probleem is eerder politieke besluitvorming en geopolitieke instabiliteit.
Toch, voorspelt hij, kan de productie van steeds meer onconventionele olie, bijvoorbeeld uit schalielagen in de Verenigde Staten en Canada, diep in de oceanen voor de kust van Brazilië en in het Noordpoolgebied, na 2015 leiden tot een enorme toename van de olieproductie. Geen 93 miljoen vaten olie per dag in 2020, zoals het IEA vermoedt, maar 110 miljoen. Daarmee overtreft het aanbod ruimschoots de wereldvraag, en dalen dus de prijzen.
Optimisten
De Amerikaan catalogiseert zichzelf daarmee bij de optimisten. “Het grootste verschil zit niet zozeer in de onconventionele olie, maar in zijn veronderstellingen voor de decline rate, de mate waarin de productie van de bestaande olievelden afneemt. Hij gaat uit van 2 tot 3 procent, terwijl de laatste grondige studie van het IEA verwacht dat dit 4 tot 5 procent is”, analyseert Decock.
Bovendien onderschat Maugeri de impact van het Verre Oosten op de vraag, waarschuwt Johan Braem. “In China en Azië rijden gemiddeld zowat dertig wagens rond per duizend inwoners. Amper zeven jaar nadat de Verenigde Staten destijds dat gemiddelde hadden gehaald, was hun autovloot verviervoudigd. Nu zijn er vijfhonderd auto’s per duizend Amerikanen. Als de wagenparken in China, India en Indonesië op dezelfde manier evolueren, zal dat zwaar wegen op de wereldwijde consumptie. En hoop niet op elektrische wagens: wereldwijd stellen die nog niets voor. Het meest beloftevol zijn de hybride wagens, maar de grote olieverbruikers zijn de vrachtwagens, en daar zie ik nog heel weinig elektrisch vermogen.”
Een Israëlisch-Iraanse crisis kan op korte termijn de olieprijzen de hoogte in jagen, maar de meeste analisten verwachten dat de olieprijs op middellange termijn redelijk stabiel blijft. “Het zou me verbazen mocht die permanent substantieel onder 100 dollar duiken”, oordeelt Braem. “Dan komen ook dadelijk veel nieuwe investeringsprojecten in het gedrang, wat op termijn de productie doet afnemen”, weet Bernard Claeys adjunct- secretaris-generaal van de Belgische Petroleum Federatie.
“Boven 130 dollar stort je een aantal landen in een economische recessie, en dan daalt de vraag”, stipt Decock aan. “Er is ook een ondergrens. Veel regimes hebben een hoge olieprijs nodig om hun sociale uitgaven en andere investeringen in infrastructuur te financieren. Met een olieprijs van 90 dollar houden Rusland en Saoedi-Arabië hun budget in evenwicht, met minder niet.”
Europa is Amerika niet
Toch is er wel wat aan de hand op de oliemarkten, al spelen de grootste veranderingen zich vooral af op het Amerikaanse continent. Daar zijn redenen voor, stipt Claeys aan. “Ze groeien sneller dan verwacht naar energie-autonomie. Dat heeft te maken met schalieolie, maar ook met het efficiëntere gebruik van olie en gas, én met het groeiende aandeel van biocomponenten. De VS staan daar een stapje voor op de meeste Europese landen.”
“Je moet ook kijken welke olie ze precies bedoelen”, meent Braem. “Het gaat in de VS vooral over tight oil, olie die zich tussen schalielagen bevindt. Echte schalieolie, die je uit de rotsen zelf moet halen, blijft duur om te ontginnen.”
Dat de impact van schalieolie verschilt aan weerszijden van de Atlantische Oceaan, is vrij logisch. De reserves van de Verenigde Staten zijn veruit de grootste ter wereld, goed voor zowat 301 miljard ton. Die in Europa steken daar schraal bij af: 35,5 miljard ton in Rusland, 10,5 miljard ton in Italië, 2,5 miljard ton in Estland, dat per dag zowat 5500 vaten produceert, en 1 miljard ton in Wit-Rusland en Frankrijk, dat een verbod heeft ingesteld op de exploratie ervan. Zweden, Oekraïne, het Verenigd Koninkrijk en in mindere mate Duitsland en Polen zouden volgens geologisch onderzoek wat reserves hebben. Bovendien bedraagt het percentage van de energie dat effectief kan worden bovengehaald ten opzichte van het totale aanwezige volume, in Europa amper 10 tot 20 procent, of nog niet de helft van wat in de VS gebruikelijk is.
Naast de fysische beperkingen spelen ook andere omstandigheden. Sandra Vandersmissen, senior equityspecialist van BNP Paribas Fortis, wijst erop dat kleine en middelgrote ondernemingen in Amerika aan de basis liggen van de ontwikkeling van schalieolie en -gas, gesteund door een netwerk van oliedienstenbedrijven. “Zij investeerden op een moment dat andere grondstoffen, zoals steenkool, vrij duur waren. Daardoor is schaliegas daar nu competitief. In Europa is steenkool een pak goedkoper dan gas, en staat de vraag naar gas onder druk door de crisis en de opkomst van hernieuwbare energie. Al kijkt Polen naar verluidt wel naar de mogelijkheden om schaliegasvelden te ontginnen (lees ook zie “Huts in Houston”, blz. 38).”
Velen twijfelen ook aan het maatschappelijk draagvlak voor schalieontwikkelingen in het dichter bevolkte Europa. Frankrijk heeft een moratorium ingesteld op boringen in schalielagen. Gedeeltelijk onder druk van de nucleaire lobby, maar ook omdat er vragen rijzen over de milieurisico’s. Maugeri beseft dat, want hij onderstreept dat er een technologische revolutie nodig zal zijn om de milieugevolgen van onconventionele olie onder controle te houden. “Het wordt misschien een ander verhaal zodra onze bevoorrading in het gedrang komt”, stipt Vandersmissen aan. “Maar het zal minstens tien jaar duren voor Europa op min of meer grote schaal actief wordt in de productie van olie of gas uit schalielagen.”
Alle energie nodig
Toch geloven anderen rotsvast in die ontwikkelingen. Woordvoerder Johan Scharpé vertolkt het standpunt van Ex-xonMobil, en baseert zich op de prioriteiten van het Europese energiebeleid zelf: concurrentievermogen, bevoorradingszekerheid en duurzaamheid. “De Europese Commissie wil de mogelijkheden in alle objectiviteit onderzoeken. Onconventionele bronnen lijken in Europa minder belangrijk te zijn dan in de VS, maar dan nog kan de exploratie van lokale voorraden bijdragen tot die bevoorradingszekerheid.” Claeys: “Iedereen realiseert zich stilaan dat àlle vormen van energie nodig zullen zijn. Europa kan aan de zijlijn blijven, maar daar kleeft een kostenplaatje aan.”
De andere onconventionele energiebronnen waar Maugeri op rekent voor zijn productietoename, botsen eveneens op ernstige twijfels. Want behalve in de Verenigde Staten en Canada rekent hij op een stevige groei in Irak en Brazilië. “Neem Irak”, verduidelijkt Vandersmissen. “Daar zit natuurlijk veel olie, maar hoe zit het met de infrastructuur? Bovendien moeten bedrijven er met de overheid een winstmarge onderhandelen, wat het animo om te investeren dempt. Brazilië heeft de jongste maanden zelf het mes gezet in zijn voorspellingen over productiegroei. Je moet ook rekening houden met de verplichting om lokale mensen aan te werven en op te leiden. Dat kost geld.”
Quid met OPEC?
Schalieolie kan wel op een andere manier de petroleumindustrie door elkaar schudden. “Naarmate hun afhankelijkheid van het Midden-Oosten vermindert, bestaat het risico dat de Verenigde Staten een stuk meer isolationistisch worden. Ze hebben zich mispakt aan de oorlogen in Irak en Afghanistan, en stellen zich ook meer de vraag waarom ze een leger in Europa moeten blijven financieren”, meent Decock.
Betekent dit dat de macht van OPEC, de organisatie van olie-exporterende landen, tanende is? De conclusie van Maugeri dat Azië de belangrijkste afnemer wordt van olie uit het Midden-Oosten, lijkt logisch. Decock: “Meer Amerikaanse energie-autonomie hoeft niet ten koste te gaan van de OPEC: die organisatie blijft de goedkoopst produceerbare olie hebben.”
Zeker Saoedi-Arabië blijft belangrijk, als buffer van de productiecapaciteit, meent Vandersmissen. “Anderzijds worden de OPEC-beheerders stilaan een dagje ouder. Misschien verandert er veel met het aantreden van een nieuwe generatie leiders. Saoedi-Arabië heeft een jonge bevolking.”
Wat betekent dat voor de grote oliemaatschappijen? Braem: “Die passen zich aan. Je ziet bijvoorbeeld meer en meer dat ze zich opsplitsen: Marathon Oil voor het upstream-gebeuren, Marathon Petroleum voor de raffinage en dergelijke. Ook ConocoPhillips, een van de grootste tien ter wereld, zou dat overwegen. Het is logisch: je splitst de tak met hoge marges af van die met lage marges. Downstream, de verkoop van de producten, is een totaal andere business dan de exploratie en het oppompen van olie. Zelfs de grootsten moeten de helft tot twee derde van de olie die ze verkopen, zelf aankopen.”
“Ondanks onze omvang staat ExxonMobil slechts in voor 2 procent van de wereldwijde energieproductie”, nuanceert Scharpé. “De grootte van onze industrie is nu eenmaal moeilijk te bevatten. De weg naar een verzekerde energievoorziening ligt in open, concurrerende markten, internationale handel, diversiteit van het aanbod en de versterking van de relaties tussen producerende en consumerende landen.”
Wie ook de gevolgen zullen ondervinden, zijn de olietransporteurs. “Die verschepen nu miljoenen vaten per dag van het Midden-Oosten naar de VS”, geeft Braem aan. “Wanneer die olie naar het Verre Oosten gaat, spreek je toch over kortere, dus minder lucratieve, afstanden en meer concurrentie van pijpleidingen.”
LUC HUYSMANS
“Boven 130 dollar per vat olie stort je een aantal landen in een economische recessie. Andere landen hebben dan weer een hogere prijs nodig” Stijn Decock, hoofdeconoom Voka
“De VS investeerden in schalieontginning op een moment dat steenkool vrij duur was. Daardoor is schaliegas daar nu competitief” Sandra Vandersmissen, BNP Paribas Fortis
“De weg naar een verzekerde energievoorziening ligt in open, concurrerende markten, internationale handel, diversiteit van het aanbod en de versterking van de relaties tussen producerende en consumerende landen” Johan Scharpé, ExxonMobil
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier