Opleidingen, de verborgen sociale twistappel
Het is een van de minder bekende twistpunten tussen werkgevers en vakbonden: investeren de bedrijven wel voldoende middelen in de opleiding en vorming van hun personeel? De cijfers tonen aan dat de Belgische ondernemingen toch bij de Europese toppers zijn op het gebied van opleidingsinvesteringen. Al zegt het bedrag op zich niet alles.
In de Groep van Tien, het interprofessioneel overleg tussen werkgevers en vakbonden, wordt vooral geruzied als het over de loonkosten of de flexibilisering van de arbeidsmarkt gaat. Een ander thema, dat ook veel spanningen veroorzaakt, krijgt veel minder aandacht: de mate waarin werkgevers investeren in de opleiding van hun personeel. Dat is nochtans een belangrijk thema. Bedrijven moeten investeren in opleiding om competitief te blijven en hun personeel inzetbaar en gemotiveerd te houden. Opleiding moet helpen de Belgische werkzaamheidsgraad van 67 procent op te trekken. Tegen 2020 zou dat 70 procent moeten zijn. Vooral voor bepaalde groepen die moeilijk werk vinden, is opleiding belangrijk. Dat de werkzaamheidsgraad van 55-plussers tussen 2005 en 2015 gestegen is van 31,5 naar 44 procent, is in eerste instantie het gevolg van lastenverlagingen voor 55-plussers, maar het staat niet los van de opleidingsinspanningen voor die leeftijdscategorie. Het is de bedoeling dat de werkzaamheidsgraad bij de 55-plussers op termijn stijgt naar het Europese gemiddelde van 55 procent.
Om die oudere werknemers langer aan het werk te houden, zijn bijkomende opleidingsinspanningen nodig. De vakbonden klagen al jaren dat de investeringen van de werkgevers daarin ondermaats blijven. De werkgevers – vooral het VBO – stellen dan weer dat “een euro slechts één keer kan worden uitgegeven, en dat de hoge loonkosten wegen op het budget voor opleiding en vorming”. Tegelijk benadrukken de werkgevers dat ze al veel vormingsinspanningen doen.
De cijfers van de Europese Commissie en Eurostat geven de werkgevers gelijk. In België vertrekken de sociale partners van het principe dat minstens 1,9 procent van de loonmassa besteed moet worden aan opleiding en vorming. Bij de Belgische bedrijven is dat 2,4 procent. Daarmee staat België op een Europese tweede plaats. In Europa scoort enkel Frankrijk (2,5 % van het bbp) hoger. Het Europese gemiddelde van de vormingsuitgaven bedraagt 1,6 procent van het bbp. Daarnaast blijkt dat 52 procent van de Belgische werknemers aan vormingen deelneemt. Ook daar is ons land bij de Europese top. 78 procent van de Belgische bedrijven biedt formele opleidingen aan. Daarmee scoort België even goed als of iets beter dan de buurlanden Nederland (79%), Frankrijk (76%), Duitsland (73%). De Scandinavische landen steken wel boven de rest uit. In Zweden, Denemarken en Noorwegen biedt meer dan 90 procent van de bedrijven opleidingen aan.
Stilstand
Ondanks de goede Belgische scores pleiten de vakbonden er bij elk interprofessioneel overleg voor dat de bedrijven nog meer investeren in vorming en opleiding. Maar momenteel is daar geen sprake van, er geldt een zogenoemde standstill. De uitgaven voor vorming nemen niet toe. De verplichting voor sectoren om cao’s te sluiten die voorzien in jaarlijkse bijkomende opleidingsinspanningen (+0,1 % financiële inspanning per jaar) plus het equivalent van één dag voortgezette beroepsopleiding per werknemer per jaar, wordt opgeschort. Maar tegelijk zullen de opleidingsinspanningen ook niet dalen.
Voor die stilstand zijn verschillende oorzaken. De werkgevers en de vakbonden kunnen geen overeenstemming bereiken over de budgetten voor opleiding en ze verschillen van mening over de meting van de vormingsinspanningen. Bovendien heeft het Grondwettelijk Hof in oktober 2014 een einde gemaakt aan sanctiemechanismen (boetes) voor bedrijven in sectoren die onvoldoende vormingsinspanningen leveren. De oorspronkelijke sanctie was een bijkomende werkgeversbijdrage van 0,05 procent ten behoeve van de risicogroepen, die wordt opgelegd aan bedrijven in een sector waar geen sectorale opleidings-cao geldt. Die sanctie kon zowel voor de jaren 2012, 2013, 2014 als voor de periode 2015-2016 niet worden opgelegd. Het Grondwettelijk Hof oordeelde in een arrest van 23 oktober 2014 dat de sanctie discriminerend is, omdat een werkgever die wel voldoende opleidingsinspanningen levert, toch de boete moet betalen wanneer hij behoort tot een sector die geen cao kon sluiten.
Kwaliteit
Nu is het bedrag dat bedrijven besteden aan opleiding maar een deel van het verhaal. Ook de kwaliteit van de opleiding speelt een rol. Dat leren een aantal cases. Securitas bijvoorbeeld organiseert opfrissingssessies en themadagen, waarop het in belangrijke mate 50-plussers verwelkomt (zie kader ‘We leiden 50-plussers op tot bewakingsagent’). Het IT-bedrijf Ericsson heeft een eigen Academy, een onlineplatform dat een breed spectrum aan jobspecifieke trainingen biedt (zie kader ‘Medewerkers zijn de CEO van hun eigen carrière’). Het helpt werknemers de kloof te verkleinen tussen de competenties die ze hebben en de competenties die ze voor een specifieke taak nodig hebben.
Alain Mouton
Bedrijven moeten investeren in opleiding om competitief te blijven en hun personeel inzetbaar en gemotiveerd te houden.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier