Op zoek naar een nieuwe identiteit

Als men het contact met de burger al verloren is op gemeentelijk vlak, dan mag het niet verwonderlijk zijn dat Europa voor diezelfde burger wel héél ver weg staat.

De Europese integratie heeft klaarblijkelijk een grens bereikt. Maar men wil verder gaan. De geografische uitbreiding naar het oosten komt in een cruciale fase. Er moet beslist worden over het gewicht van de huidige en toekomstige lidstaten in de besluitvorming.

Wat zijn in de nieuwe structuur de taken en bevoegdheden van het Europees niveau, van de Raad van ministers, de Europese Commissie, het Europees Parlement al dan niet aangevuld met een senaat? Zullen de regeringsleiders op hun topvergaderingen de lijnen uitzetten en het allemaal onder hen regelen of worden er meer bevoegdheden overgedragen? Wat doen we met de voorlopers en de achterblijvers? En kunnen we nu echt werk maken van een gemeenschappelijke buitenland- en defensiepolitiek?

Wrevel.

Maar de vraag die sinds het Deense nee aan de euro duidelijker wordt gesteld, is of de burgers, de kiezers nog wel mee zijn en of zonder hun goedkeuring, de grootse ideeën van Joshka Fischer, Tony Blair, Jacques Chirac en Guy Verhofstadt wel een kans maken.

Het Deense nee aan de euro heeft geen schokgolven veroorzaakt in de financiële wereld. Het kwam ook niet echt als een verrassing. De inzet van veel middelen en bijna de hele politieke, industriële en financiële klasse is niet voldoende als de burger niet inziet wat een ja-stem hem opbrengt. Als door de zwakte van de euro en de hoge lokale belastingen, de benzineprijs de pan uitswingt, heeft men er geen boodschap aan dat 75% van de handel met de eurolanden wordt gevoerd en dus ongevoelig is voor schommelingen van de munt. En als men in die eurolanden nog altijd evenveel kosten betaalt op overschrijvingen naar het buitenland, alsof er nog een wisselrisico bestond, dan maakt men het wel moeilijk om de voordelen in te schatten. Om dezelfde redenen is het ook niet ongewoon dat, indien men nu in een aantal van de twaalf landen die tot de Economische & Monetaire Unie ( EMU) behoren, een volksraadpleging zou houden, de tegenstanders van de euro in de meerderheid zouden zijn.

De wrevel zal nog groter worden naarmate men dichter bij de effectieve invoering komt en de consument dagelijks moet omgaan met een munt waarvan hij de waarde niet echt kent. Hij zal met heimwee terugdenken aan de vertrouwde eigen munt, die door de eigen nationale bank werd gestuurd, die tenminste een nationale verklaring gaf als de basisrente omhoog moest om ze te verdedigen.

Al liet de uitslag van het Deense referendum op zich de wisselmarkten onberoerd, aan de politici werd nogmaals duidelijk gemaakt dat het Europees project geen levenskracht kan puren uit plechtige verklaringen op een Europese top of uit beslissingen van de ministerraad, waarvan automatisch geacht wordt dat ze goed zijn voor het Europees welzijn.

Arrogantie.

Zo werkt het natuurlijk niet. Het Europese beslissingsproces is vrij ingewikkeld, afstandelijk en heeft de intrinsieke arrogantie de dingen beter te doen dan de nationale regering. Nu is dit laatste in een aantal gevallen ook duidelijk. De liberalisering van de telecommunicatie of de energiesector – met toenemende concurrentie tot gevolg – heeft lagere prijzen gebracht voor iedereen, tenminste als de lidstaten de richtlijn snel hebben omgezet en niet zoals België uitstel vroegen om het bestaande monopolie nog een tijdlang te kunnen bestendigen.

Op het gebied van de milieuwetgeving heeft Europa het voortouw genomen, iets wat op wereldvlak wordt erkend. Jammer genoeg gebeurde dat alleen omdat bepaalde lidstaten aandrongen op een gemeenschappelijk beleid. Dit kan te maken hebben met het hoger belang dat wordt nagestreefd, maar ook met het feit dat men zijn eigen concurrentiepositie niet in gevaar wil brengen door meer te doen dan de anderen.

De burger.

Als men het contact met de burger al verloren is op gemeentelijk vlak, dan is het niet verwonderlijk dat Europa wel erg ver weg is en daarom veel beter als boeman kan worden opgevoerd om minder populaire maatregelen door te voeren, dan als vertegenwoordiger van het algemeen en op de eerste plaats economisch belang. De band met de burger is onbestaande. Dat kan iedereen onder meer afleiden uit de opkomst voor de jongste Europese parlementsverkiezingen. Daar zou wat aan gedaan worden, maar communicatie en terugkoppeling naar de kiezer zijn en blijven het zwakste punt in de Europese constructie. De lidstaten zelf doen ook geen inspanning om dit te verbeteren. De toekomstvisie van Verhofstadt werd in het Brusselse Egmontpaleis misschien wel aangehoord door een erg grote groep diplomaten, politici en lobbyisten, maar heeft blijkbaar geen breed maatschappelijk draagvlak. Nu is het de taak van regeringsleiders om nieuwe denkbeelden aan te reiken, maar er volgt ook geen debat in het nationaal parlement waar die visie wordt getoetst.

Dat debat over de uitbreiding van Europa heeft nergens plaatsgevonden. Nu de besprekingen over toetreding vergevorderd zijn en de bevolking van de kandidaat-lidstaten grote inspanningen heeft geleverd, zegt men dat er geen weg terug is, want dat dit zal leiden tot instabiliteit aan onze oostgrens. Dat risico is reëel, maar het neemt niet weg dat men voor de bevolking van de vijftien EU-landen aanvaardbare oplossingen zal moeten bieden voor gevoelige materies zoals het vrij verkeer van personen.

Wie overtuigd is van de noodzaak tot verbreding en verdieping van Europa kan de discussie en de beslissingen niet overlaten aan de regeringsleiders, die op hun top in Biarritz nogmaals hebben vastgesteld dat ook voor hen het nationaal belang meestal zwaarder weegt dan het Europees. Ze houden graag rekening met de draagkracht van hun bevolking. Er is geen reden om dat niet te doen met de toekomst van Europa.

huib crauwels

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content