Op visite in Laken
Boeken over bouwkunst en interieurstijlen worden hardnekkig achtervolgd door een flutimago van wollige praatjes bij hoogglanzende plaatjes. De volumineuze reeks Architectuur in België maakt komaf met dat nuffige beeld. De nieuwe loot, 18de-eeuwse architectuur in België, bevestigt het prestige.
Het begrip eeuw wordt in 18de-eeuwse architectuur in België veeleer stilistisch dan temporeel ingevuld. Om zowel de laatbarok, het rococo als het neoclassicisme in één band te stouwen, loopt de tijdshorizon van 1680 tot 1830. Historicus Luc Dhondt schetst het perspectief. De bouwkunst wordt onder de loep geschoven door een select gezelschap van kunsthistorici en architecten. Oswald Pauwels zorgde na zijn bijdrage aan het boekdeel over de gotiek, ook nu voor de uitgekiend gekadreerde en belichte foto’s.
Historici beschrijven de 18de eeuw vaak als een grijze tussenperiode. Niet alleen vele paleizen en andere gebouwen, maar ook het ontstaan van een groter verkeersnet getuigen nog altijd dat deze eeuw helemaal niet zo onbelangrijk was. Een netwerk van kanalen en steenwegen vermeed de Hollandse hegemonie op de Schelde. Luc Dhondt wijst op het ontstaan van een oost-westas, die de Nederlanden met Duitsland verbond. Daardoor verschoof het economisch centrum van Antwerpen naar Gent. Ook Oostende, Brussel en Leuven deelden in de nieuwe ontwikkelingen. Voor de Industriële Revolutie was het nog te vroeg, maar de handelaars en ondernemers namen al zienderogen meer en meer plaats in. De burgerlijke maatschappij ontbolsterde.
Tussen 1680 en 1730 was de laatbarok de dominante bouwstijl. Vanaf 1713 werden de Zuidelijke Nederlanden weliswaar door Oostenrijk geregeerd, maar artistiek bleven ze tot de Franse invloedssfeer behoren. De laatbarok vormde een synthese van de oude Italiaanse traditie en een toenemende Franse impact. Volgens Jean-Christophe Hubert ( Université de Liège) slaagde de laatbarok er “tot op zekere hoogte in de dogmatische geest van de 17de eeuw met de systematische geest van de Verlichting te verenigen.” Prompt wijst hij op lokale klemtonen. Duidelijke voorbeelden vinden we ook in religieuze gebouwen, niet het minst bij de norbertijnenabdijen van Averbode, Grimbergen en Ninove.
Van 1730 tot 1760 neemt het rococo het voortouw. Deze stijl is gebaseerd op het uitbundige karakter van de Parijse rocaille, maar wordt lokaal niet zelden veel weelderiger opgevat. Nu en dan wordt er evenwicht nagestreefd. Neem nu het stadhuis van Lier, waar de typische slanke arabesken van smeedijzer een contrast vormen met het lijnenspel van de vensterroeden.
Van zowat 1760 tot 1830 viert het neoclassicisme hoogtij. Uiteraard wordt hierbij lang verwijld op het Martelaarsplein in Brussel, waar zich nu de zetel van de Vlaamse regering bevindt. Of verkiest u een theevisite bij de koningin in het paleis van Laken? Er zijn ook verrassende creaties te ontdekken, zoals De Notelaer, een paviljoen op de Scheldedijk in Hingene, waarop het maniërisme zijn stempel drukt. Architectuurparels liggen niet alleen in de steden. Lannoo, 224 blz., 2950 fr. ISBN 9020933566
LUC DE DECKER
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier