OOST-EUROPA. VRIENDEN OF BELANGEN ? Ekonomische samenwerking moet militaire voorafgaan
Van prof. dr. van der Schroeff, die jaren geleden bedrijfsbeheer doceerde aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, heb ik geleerd dat men elke organizatievorm, zowel in de private als in de publieke sektor, telkens en telkens weer kritisch op zijn bestaansnut moet durven bekijken. Een kommissie, een instelling, een organizatie vertoont immers meestal de neiging te blijven funktioneren, vaak nog wel onveranderd, ook wanneer de problematiek waarvoor ze het licht zag ofwel niet meer bestaat, ofwel een totale verandering onderging.
Die idee van een oude leermeester springt bij mij op de voorgrond wanneer ik nadenk over datgene wat er nu met de Navo gebeurt. Toen in de jaren ’45-’47 de grens van het door Moskou gedomineerde kommunistische glacis steeds meer opschoof naar het westen, heeft de toenmalige Amerikaanse staatssekretaris George Marshall op de Harvard-campus zijn beroemde oproep gedaan : onder de vorm van “loans”, van “grants”, van “technical assistance” zou een dollarstroom naar Europa vloeien om op het oude kontinent de verwoeste en ontredderde ekonomie te herstellen en zo tevens de oprukkende hamer en sikkel tot staan te brengen. Men moet erkennen dat dit nog aardig lukte ook. Twee jaar later (1949), opvallend aansluitend op de Marshall-konnektie, brachten de Amerikanen de militaire dimensie van het anti-kommunistische bolwerk tot stand : de Noordatlantische Verdragsorganizatie of Navo.
EUROPA AAN DE POTOMAC.
Bijna een halve eeuw lang (1949-1989) was de Navo voor het oude kontinent zowel een wal als een deksel. Een wal, van waarachter een hoofdzakelijk Amerikaanse nucleaire vuurkracht een afschrikking op het Warschau-pakt moest uitoefenen. Een deksel op West-Europa omdat een goed deel van de buitenlandse politiek der Europese Navo-staten voortaan aan de Potomac gemaakt werd en niet meer in de hoofdsteden van Europa. Bij elk begin van een Belgische legislatuur ging de kersverse Belgische premier, met zijn minister van Buitenlandse Zaken, vergezeld door de Amerikaanse ambassadeur in Brussel, even logeren in Blair House, om van daaruit zijn opwachting te gaan maken in het Witte Huis.
Toen vijf jaar geleden het Warschau- en het Comeconbolwerk onder het eigen logge gewicht, en zonder externe agressie, in elkaar zakten, heerste er geruime tijd verwarring in het Navo-hoofdkwartier. Enerzijds was er een goedkoop, hoofdzakelijk Angelsaksisch triomfalisme : de etisch beteren hadden gezegevierd, de waarden van het westelijk humanisme waren sterker dan de utopieën die Moskou zeven decennia lang hadden gedomineerd. Anderzijds was er even verwarring en onzekerheid : zou het verdwijnen van het Warschau-pakt niet logischerwijs de opheffing van de Navo met zich moeten brengen ?
Wijlen sekretaris-generaal Manfred Wörner heeft zich afgesloofd om de ideeën van prof. dr. van der Schroeff te illustreren : van afschaffen van de Navo kon geen sprake zijn, hoogstens van een aanpassing of een herschikking van haar funkties. Niettegenstaande er in het Amerikaanse Kongres periodiek stemmen opgaan voor een nieuwe editie van de Monroe-doktrine, heeft het State Department steeds de pro-Navolijn volgehouden. Ook wanneer de dreiging uit het Oosten wegviel, moest de Navo blijven bestaan. Deze organizatie was immers ook veertig jaar lang een efficiënt instrument gebleken voor de Amerikaanse leidersrol in Europa.
Nu heeft men de indruk dat het weer de Amerikanen zijn die het meest inpikken op de drang van o.m. de Visegrad-landen (Polen, Hongarije, Tsjechië) om zo vlug mogelijk Navo-lid te worden. De Russische wrevel over een Navo-machine die tot aan de eigen Russische grenzen reikt, wordt door president Clinton en sekretaris-generaal Claes afgedaan met de verklaring dat men aan niemand, ook aan de Russen niet, een veto over de Navo-beslissingen toestaat. Het heet ook dat men vrienden als Walesa en Havel niet langer in de wachtkamer mag laten, enkel om de Russen te plezieren.
EKONOMISCHE SAMENWERKING EERST.
Ook ik heb respekt voor de vrijheidskampers die Lech Walesa en Vaclav Havel zijn geweest. Maar ik las ook de brieven en de memoires van Otto von Bismarck. Van hem leerde ik dat een staat geen vrienden maar enkel interessen heeft. Waar ligt het belang van West-Europa : in een goede relatie of in een konfrontatie met Rusland ? Als instrument voor zo’n konfrontatie denk ik vooral aan Polen. Niet ik, maar Sir Neville Henderson (destijds Brits ambassadeur in Warschau) schreef op 28 april 1939 een memorandum voor zijn regering, waarin het heette : “Ik gruwel voor de gedachte ons te erg aan Polen te verbinden. Zonder twijfel zijn de Polen heldhaftig, maar tevens zijn ze romantische narren, en vraag eens aan iemand die hen kent of ze te vertrouwen zijn. “
Moet men de Visegrad-groep dan in de kou laten staan ? Neen ! Maar breng hen eerst, rationeel en rustig, binnen de Europese Unie. Neem de tijd om hen te leren voluit onder een Verdrag van Maastricht te leven. Laat de ekonomische samenwerking de militaire vooraf gaan, juist zoals dat in 1947-1949 is gebeurd. Bovendien, zowel Ierland als Zweden zijn nu lid van de Europese Unie zonder lid van de Navo te zijn.
Jan Hendrickx
Jan Hendrickx was ambassadeur en kabinetschef op Buitenlandse Zaken.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier