Oorlog als alibi
Militaire conflicten worden vaak uitgevochten om interne spanningen onder controle te krijgen. Iedereen schaart zich achter ‘de natie’ en van verdeeldheid is geen sprake meer. Dat was zo met de bijna vergeten oorlog tussen Frankrijk en Pruisen in 1870-1871. Alain Gouttman beschrijft in La grande défaite het conflict vanuit een Frans perspectief. De krijgsverrichtingen zelf maken niet de kern van het boek uit. Gouttmann heeft het vooral over de politieke spanningen die aan de grondslag van het conflict lagen.
Frankrijk was in de jaren voor 1870 sterk verdeeld. Drie grote fracties stonden tegenover elkaar. Om te beginnen waren er de conservatieve monarchisten die keizer Napoleon III steunden. Daarnaast stonden de gematigde republikeinen en ten slotte de radicale linkerzijde, die geregeld voor sociale conflicten zorgde. Napoleon III, verzwakt door ziekte, hoopte dat een oorlog tegen Pruisen de Franse natie opnieuw zou verenigen.
In Duitsland zag de Pruisische kanselier Otto von Bismarck in een conflict met Frankrijk de kans om Duitse staten te verenigen onder Pruisische dominantie. In 1870 waren onder andere Beieren en Saksen nog autonome staten. Een overwinning zou het Pruisische prestige in Europa dermate versterken dat de andere grootmachten zich niet tegen een Duitse eenmaking zouden verzetten. Of hoe een oorlog eigenlijk een alibi wordt om interne politieke doelen na te streven.
Het conflict barstte in juli 1870 los, na een meningsverschil tussen Parijs en Berlijn over de Spaanse troonopvolger. De Pruisen wilden een Hohenzollern, een verwant van de eigen koninklijke familie, op de troon. De Fransen waren tegen. Uiteindelijk verzaakte de Hohenzollern-kandidaat aan de troon. De situatie escaleerde toen de Fransen eisten dat de Pruisen zouden beloven nooit meer aanspraak te maken op de Spaanse troon. Die garantie kon Berlijn niet geven. Daarop verklaarde Napoleon III de oorlog aan de Pruisen.
De Fransen waren ervan overtuigd dat ze makkelijk konden winnen, maar dat draaide anders uit. De Pruisen, gesteund door de andere Duitse staten, behaalden de ene zege na de andere. Het Franse leger was te verdeeld, ook aan de top. De legerleiders Patrice de Mac-Mahon en François Achille Bazaine gunden elkaar niets. Op 1 september vond bij Sedan, niet ver van de Belgische grens, de definitieve veldslag plaats. De Duitsers behaalden een overwinning en de weg naar Parijs lag open. Napoleon III gaf zich over aan de Pruisen en in Parijs werd de republiek uitgeroepen. De Pruisen belegerden al snel de Franse hoofdstad. Pas eind januari 1871 volgde een wapenstilstand. De Duitse eenmaking was ondertussen een feit.
In Frankrijk brak een burgeroorlog uit tussen de regering in Parijs, een regering in ballingschap in Tours en het linkse proletariaat dat zich bewapende. Dat proletariaat, de Commune, probeerde in maart 1871 de macht te grijpen in Parijs. De bedoeling was de Franse Revolutie van 1789 over te doen, desnoods met een herhaling van de Terreur van 1793, toen de guillotine overuren draaide. Maar de conservatieve president Adolphe Thiers wist de Commune-opstand in de kiem te smoren. Er vielen tienduizenden doden. Daarna volgde de heropbouw van Frankrijk, dat de regio’s Elzas en Lotharingen aan Duitsland had moeten afstaan. De obsessie om die gebieden terug te winnen, zou in 1914 een van de vele aanleidingen zijn voor de Eerste Wereldoorlog.
Alain Gouttman, La grande défaite, Perrin, 2016, 414 blz., 24,90 euro
ALAIN MOUTON
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier