Onze glokale troef

Brussel staat dit jaar meer dan ooit in het middelpunt van de internationale belangstelling. Reeds lang de politieke hoofdstad van Europa, wordt Brussel in 2000 culturele hoofdstad en bovendien sportief centrum van Europa, als één van de gaststeden van het Europees voetbalkampioenschap. In 2001 krijgt deze internationale glansrol een schitterende apotheose met het Belgische EU-voorzitterschap.

Opportuniteiten zat om Brussel internationaal te promoten. Doen we er ook wat mee?

Er zijn ongetwijfeld een aantal lovenswaardige initiatieven, zoals de European Business Summit. Maar van een globale internationale promotiestrategie valt weinig te merken. We staan mijlenver af van de doorgedreven citymarketing annex investeringen die Barcelona te beurt vielen bij de organisatie van de Olympische spelen in 1992. Er is geen schijn van mobilisatie of positionering zoals de Rijselse metropool enkele jaren geleden doorvoerde in het zog van de hogesnelheidstrein en de Chunnel.

Ging het in Barcelona of Rijsel dan om internationale hefbomen buiten categorie, vergeleken met de blikvangers waarmee Brussel internationale interesse moet vangen? Misschien in termen van eenmalige eventwaarde. Brussel beschikt echter permanent over een trekpleister van wereldformaat: zijn Europese politieke centrumfunctie. En toch slaagt Brussel er niet in zijn positie als internationaal economisch centrum te versterken. Integendeel. In de jongste editie van de European Cities Monitor, een jaarlijks overzicht van de meest aantrekkelijke bedrijfslocaties in Europa gebaseerd op een enquête onder zakenlui, zakt Brussel terug van een vierde naar een vijfde plaats. Londen, Parijs en Frankfurt blijven afgetekend de lijst aanvoeren. Amsterdam is over Brussel gesprongen, dat nu de hete adem van Barcelona in zijn nek voelt.

Achter.

Brussel blijft achter in de internationale stroom die glokalisatie heet: de bundeling van mondiale economische acitviteiten rond stedelijke netwerken. Het jongste Wereldontwikkelingsrapport van de Wereldbank noemt deze glokalisatie of localisation de belangrijkste economische trend van de volgende eeuw. De globalisering kreeg tot dusver veel aandacht, de lokalisering volgens de experts van de Wereldbank veel te weinig. De ogenschijnlijke paradox tussen globalisering en lokalisatie kan zeer logisch verklaard worden. Fysieke nabijheid van klanten, toeleveranciers, menselijk kapitaal, onderzoekscentra, marktregulatoren… wint in een kennis- en netwerkeconomie aan belang. Zoals professor Filip Abraham enkele weken geleden in deze rubriek met veel psychologisch doorzicht uiteenzette (zie Trends, 9 december 1999).

Voor Brussel vormt de aanwezigheid van de EU-beslissingscentra de kern waarrond economische activiteit zich clustert. Maar deze bundeling draait pas onder een aantal voorwaarden op volle kracht: een vlotte bereikbaarheid en toegankelijkheid van het stedelijk netwerk, goede locaties voor bedrijfsvestigingen, beschikbaarheid van gekwalificeerd personeel, een voldoende aantrekkelijk woonklimaat, een betrouwbare en bedrijfsvriendelijke overheid…

Op tal van punten schiet Brussel hier duidelijk tekort. De metropool wordt geleidelijk aan gewurgd door lange files, die stilaan van Antwerpen tot Brussel reiken. De positie van Zaventem als internationale toegangspoort langs de lucht is bedreigd. Het leger Brusselse werklozen met lage of niet aangepaste scholing zwelt aan tot erger dan Waalse proporties. De bedrijventerreinen rond Brussel puilen uit. Hele stadswijken verpauperen tot onveilige getto’s. Brussel is een institutioneel kluwen.

Bewustwording.

Er groeit onmiskenbaar een bewustwording dat ingrijpen noodzakelijk is. Zo willen de federale en regionale overheden vastberaden werk maken van het Gewestelijk Expressnet (GEN), dat met frequente voorstadsverbindingen over het spoor de metropool beter bereikbaar moet maken voor pendelaars. Wat het plaatselijke human capital betreft, gaan Brusselse excellenties samen met Vlaamse beleidsverantwoordelijken de handen in elkaar slaan: de grote groep Franstalig-Brusselse werkzoekenden krijgt meer kansen op vorming, ook van de Vlaamse Gemeenschap, uiteraard met zorg voor kennis van het Nederlands.

Maar goede intiatieven worden dan weer geneutraliseerd door economische kamikazes, vaak uitgerekend van Brusselse politici, zoals het alsnog verijdelde verbod op nachtvluchten in Zavemtem van minister Isabelle Durant. Bovenal ontbreekt het Brussel aan een allesomvattende en coherente ontwikkelingsstrategie. Het forum daartoe is er gewoon niet. Het Brusselse Gewest is niet bij machte deze strategie op zich te nemen. Het heeft daartoe niet de financiële middelen. Zijn geografische dimensie is daartoe te beperkt: het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is een kernstad van een stedelijk netwerk dat verweven is met de grote Vlaamse Ruit (Antwerpen-Brussel-Gent-Leuven). Brusselse beleidsverantwoordelijken halen hun stemmen en inkomsten bij de inwoners van de kernstad, en hebben bijgevolg meer oog voor buurtwerk als symptoombestrijding dan voor de economische fundamentals.

Vlaanderen.

Brussel heeft nood aan een forum – een groeicoalitie – waar een algemene ontwikkelingsstrategie ontwikkeld en uitgevoerd kan worden. Gelet op de verwevenheid tussen Brussel en de Vlaamse Ruit en het belang van de gewestelijke bevoegdheden voor de sociaal-economische ontwikkeling kan het niet anders dan dat Vlaanderen structureel betrokken is in dit forum. Dit is een institutioneel vraagstuk van zo’n zwaar economisch gewicht dat de Conferentie voor de Staatshervorming (Costa) het niet uit de weg kan gaan. Daarmee vergeleken is het gebakkelei in de mini-Costa van het Brusselse parlement over een aantal zitjes meer voor Vlamingen in dat parlement te catalogeren een fait divers.

jan van doren

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content