Onverbiddelijke termijn van veertig dagen
Termijnen spelen op het gebied van de inkomstenbelastingen een cruciale rol. Wie ze niet naleeft, verliest.
De burger die wil opkomen voor zijn rechten, moet op alle fronten waakzaam zijn. Maar inzake de belastingen is dubbele waakzaamheid geboden. Het aantal formele voorschriften is daar immers legio. Wie zijn aangifte laattijdig indient, riskeert een omkering van de bewijslast. Wie niet tijdig reageert op een bericht van wijziging, loopt hetzelfde risico. Wie te laat bezwaar indient, mag zijn bezwaar vergeten. En wie na een beslissing van de gewestelijke directeur over een bezwaarschrift, te laat beroep aantekent bij het hof van beroep, mag zijn grieven ook vergeten. Of hij wel of geen gelijk heeft, speelt geen enkele rol. De termijnen van bezwaar en beroep zijn vervaltermijnen. Zodra ze verstreken zijn, valt het doek onverbiddelijk.
VEERTIG.
Uit de praktijk blijkt dat vooral de termijn om beroep aan te tekenen bij het hof van beroep, veel belastingplichtigen parten speelt. Om drie redenen. Ten eerste omdat hij extreem kort is. Hij bedraagt slechts veertig dagen. Ten tweede omdat tijdens die korte termijn zeer veel moet gebeuren. En ten derde omdat het beginpunt van de veertigdagentermijn vrijwel onvoorzienbaar is.
De termijn begint immers te lopen vanaf het ogenblik waarop kennis gegeven wordt van de beslissing van de gewestelijke directeur. Dat ogenblik is op voorhand niet gekend. Het is zoals het laatste oordeel. Men weet dat het komt, maar men weet bij benadering niet wanneer.
ONEINDIG.
De oorzaak daarvan is heel eenvoudig : de gewestelijke directeur is zelf aan geen termijn gebonden. Hij beslist zelf wanneer hij uitspraak doet over een bezwaarschrift. In theorie kan de afhandeling van een bezwaarschrift oneindig duren. In de praktijk is dat natuurlijk niet het geval. Het merendeel van de bezwaarschriften wordt op relatief korte termijn afgehandeld. Maar in ingewikkelde dossiers kan dat lang duren. Verschillende jaren, is geen uitzondering.
Intussen moet de belastingplichtige wachten. En tegelijk moet hij alert blijven. Want zodra de beslissing valt en daarvan kennis gegeven wordt, moet hij klaarstaan om onmiddellijk te reageren. Dat hij op het ogenblik van de kennisgeving op safari is in Afrika, of op zakenreis in het Verre Oosten, maakt geen verschil. Vanaf de kennisgeving begint de veertigdagentermijn weg te tikken.
KENNISGEVEN.
Meteen is daarmee gezegd, dat het verloop van deze vervaltermijn niet vereist dat de belastingplichtige kennis heeft genomen van de beslissing van de gewestelijke directeur. Het volstaat dat hem op reglementaire wijze kennis is gegeven. En dat maakt een hemelsbreed verschil.
De kennisgeving gebeurt bij ter post aangetekend schrijven. Als de belastingplichtige thuis is op het ogenblik waarop de postbode de aangetekende zending aanbiedt, is er geen probleem. De zending wordt afgetekend, en de belastingplichtige kan vervolgens ten volle kennis nemen van de beslissing van de gewestelijke directeur.
VRUCHTELOOS.
Maar wat als hij niet thuis is ? De postbode zal dan een bericht achterlaten waarop te lezen staat dat er een aangetekende zending vruchteloos aangeboden is, en met het verzoek om die zending alsnog af te halen op het postkantoor. Als men daarop onmiddellijk reageert, is er ook weer geen probleem. Maar wat als men niet reageert, of slechts na verloop van tijd ? De aangetekende zending wordt niettemin geacht geldig betekend te zijn. Met als gevolg dat er ook een geldige kennisgeving van de beslissing over het bezwaarschrift plaatsgevonden heeft.
Het aanknopingspunt van de veertigdagentermijn is in dit geval dus absoluut niet het ogenblik waarop de belastingplichtige de beslissing van de gewestelijke directeur leest, maar wel het ogenblik waarop de postbode het bericht achterlaat dat er vruchteloos een aangetekende zending aangeboden is.
VOLMACHT.
De termijn loopt vanaf dat ogenblik. Of beter gezegd, vanaf de dag die volgt op de dag waarop de zending (in dit geval vruchteloos) aangeboden is. De dag waarop dit gebeurt, wordt immers niet meegerekend.
Belastingplichtigen die b.v. op reis vertrekken, en die nog een beslissing over een bezwaarschrift verwachten, geven dus best iemand volmacht om de brievenbus te lichten, en om eventuele aangetekende brieven af te halen op het postkantoor.
Het weze immers herhaald, de veertigdagentermijn is een vervaltermijn die onverbiddelijk wegtikt. Hij kan alleen verlengd worden wegens overmacht. Maar daarvoor is dan wel vereist dat er een gebeurtenis plaatsvindt die echt onvoorzienbaar was, en die volledig onafhankelijk is van de wil van de belastingplichtige. Op reis gaan is geen overmacht. Zelfs ziekte is dat niet noodzakelijk.
ZIEKENHUIS.
Zo kwam onlangs voor het hof van beroep in Antwerpen het geval ter sprake van een belastingplichtige die lang voor het wegvallen van het IJzeren Gordijn op zakenreis was in de vroegere Sovjet-Unie. Tijdens zijn verblijf in Moskou belt de postbode aan op zijn thuisadres. De aangetekende zending met de beslissing van de gewestelijke directeur, wordt betekend. De belastingplichtige op zijn hotelkamer in Moskou is zich (allicht) van geen kwaad bewust. En tot overmaat van ramp wordt hij ziek. Gedurende verschillende weken verblijft hij in het centraal ziekenhuis van Moskou. Tegen het ogenblik waarop hij het ziekenhuis verlaat, is de veertigdagentermijn verstreken.
Overmacht ? Neen, zegt het Antwerpse beroepshof (in zijn arrest van 4 november 1997). Op zakenreis zijn, is geen overmacht. Met de moderne communicatiemiddelen is het niet moeilijk om de zaken ook op het thuisfront in het oog te houden. Bovendien bewijst de belastingplichtige niet dat zijn opname in het ziekenhuis het hem onmogelijk gemaakt heeft om contact te houden met de thuisbasis, en om de nodige maatregelen te treffen.
Dat de echtgenote van de belastingplichtige niet mee op reis was, en dus kennis had van de aangetekende zending, heeft ongetwijfeld meegespeeld in de beoordeling. Niettemin blijft het beangstigend dat zelfs onvoorzienbare zaken, zoals een opneming in een ziekenhuis in het buitenland, niet automatisch tot gevolg hebben dat de lopende termijnen stilvallen.
Eerlijkheidshalve moet daaraan toegevoegd worden dat de ongelukkige belastingplichtige niet echt alert reageerde. Want na zijn thuiskomst uit de Sovjet-Unie wachtte hij nog verschillende maanden vooraleer hij beroep aantekende bij het hof van beroep. De beroepstermijn van veertig dagen was daardoor hoe dan ook verstreken.
NIEUW.
Gelukkig behoort deze verraderlijke termijn binnenkort tot het verleden. Op dit ogenblik wordt immers de laatste hand gelegd aan de voorbereiding van een wetsontwerp dat de fiscale procedure ingrijpend zal wijzigen. In de nieuwe fiscale procedure blijft de bezwaarprocedure bestaan. Maar de beslissing van de gewestelijke directeur zal niet langer een jurisdictioneel karakter hebben. Die beslissing zal dus niet langer gelden als een gerechtelijke uitspraak “in eerste aanleg”, waartegen alleen nog maar beroep mogelijk is bij het hof van beroep. In plaats daarvan zal zij een louter administratief karakter hebben, waartegen men “in eerste aanleg” zal kunnen opkomen bij de rechtbank van eerste aanleg. Vijf rechtbanken zullen daartoe speciaal met de behandeling van fiscale zaken worden belast.
Een andere nieuwigheid is, dat de gewestelijke directeur eens de nieuwe procedure van kracht zal zijn wel aan een termijn gebonden wordt. Hij zal zijn beslissing over het bezwaarschrift moeten nemen binnen een termijn van twee jaar. Een van de gevolgen daarvan is, dat het verrassingseffect van zijn beslissing veel kleiner zal zijn.
TERMIJN.
Ook de termijn waarbinnen men de beslissing van de gewestelijke directeur kan aanvechten zal drastisch gewijzigd worden. De bestaande veertigdagentermijn verdwijnt. Zoveel is zeker. Maar hoeveel termijn er in de plaats komt, is minder duidelijk. In één van de voorontwerpen inzake de nieuwe fiscale procedure was er sprake van een termijn van zes maanden. Maar die is nadien weer uit de ontwerpteksten verdwenen. Als er niets in de plaats komt, dan zullen het de termijnen zijn van gemeen recht. Wat wil zeggen, dat de belastingplichtige in de toekomst veel meer tijd krijgt, allicht zelfs verschillende jaren, om zich over de beslissing van de gewestelijke directeur te beraden.
De nieuwe fiscale procedure is overigens niet voor morgen. De wetsontwerpen moeten nog ten gronde door het parlement behandeld worden. De jongste prognose luidt, dat de nieuwe procedure tegen 1 juli van volgend jaar startklaar moet zijn.
Jan Van Dyck
Jan Van Dyck is fiscalist.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier