Onsterfelijk racekarton

TRABANT De Oost-Duitse Trabi was altijd meer dan een auto. © Getty Images

Hij is al lang niet meer in productie, maar de registratiecijfers stijgen gestaag. Waarom verovert de Trabi weer de Duitse wegen?

In een garage in het Duitse Lauchringen staan Dana Coordes, Franziska Plog en een erwtgroene Trabant-stationwagen. Het interieur is leeg; geen bestuurdersstoel, geen achterbank. De twee vrouwen sleutelen eraan. In januari zal de auto met zijn twee slaapplaatsen een nieuwe motor hebben. In het voorjaar willen Coordes en Plog vertrekken naar Portugal of Griekenland. De Trabi is zeker niet de meest comfortabele auto voor zo’n reis. “Maar wel de leukste”, zegt Dana Coordes. “De traagheid is geweldig”, zegt Franziska Plog.

In 1957 deed Rolf Weichert, hoofd onderzoek en ontwikkeling bij VEB Plasta-Werk in Erkner, een ontdekking: hij mengde fenol, aniline, formaldehyde en katoenvezels en kneedde dat tot een kunststof die zo robuust was dat ze kon worden gebruikt als buitenkant van een voertuig. Daarmee produceerde de DDR de Trabant, liefkozend ‘racekarton’ genoemd.

Lange tijd bespotte men in het Westen het kleine voertuig. Vanwege zijn rokende tweetaktmotor, zijn aanvankelijke 18 pk, zijn ontwerp, dat in de loop der decennia nauwelijks is veranderd. In de DDR daarentegen wachtte men vol verlangen op zijn Trabant, soms meer dan tien jaar. Hij bracht een stukje vrijheid.

Na de val van de Muur hebben veel Oost-Duitsers hun Trabants vervangen door Volkswagens en Audi’s. Maar niet alle Trabants werden versnipperd. Duizenden werden opgeslagen in garages en achtertuinen, en weerstonden het verval.

Sinds 2015 stijgen de registraties weer gestaag. VEB Sachsenring Zwickau heeft 3.069.099 Trabants gebouwd – op 30 april 1991 rolde de laatste van de band, regelrecht het automuseum in. Daarvan waren er begin 2022 nog 39.342 in Duitsland geregistreerd. Dat zijn 1.169 auto’s meer dan het jaar ervoor en bijna 7.000 voertuigen meer dan tien jaar geleden.

Nostalgie

De Trabant was altijd meer dan een auto: een symbool van de achterstand van de DDR-industrie, later het embleem van een ter ziele gegane staat, daarna het toppunt van nostalgie voor voormalige DDR-burgers. Is dat nog altijd zo? Waarom zie je hem nu zo vaak in de Duitse straten?

Toen Franziska Plog aan Dana Coordes vroeg of ze een Trabi wilde, zei ze: “Je bent gek!” Een proefrit later kochten ze hun Trabant 601. Ze leerden aan de motor te sleutelen, hem te oliën, te verwijderen en opnieuw te installeren. Ze leerden andere knutselaars en hobbyisten kennen. Dat zijn er nogal wat, en niet alleen in Oost-Duitsland.

De Trabant is weer veel dingen tegelijk: nog steeds een grap voor sommige West-Duitsers, een nostalgisch relikwie voor anderen. Een Trabi-liefhebber uit Mecklenburg-Vorpommern vermoedt dat veel Wende-kinderen het zich nu pas konden veroorloven geld te investeren in de Trabants die stof stonden te verzamelen in de garages van hun familie.

Voor sommigen is sleutelen aan een Trabi een manier om hun vaderland te behouden. Ze willen zich een wereld herinneren die verdwenen is. Voor anderen is de Trabant gewoon een knutselproject. Dana Coordes komt niet uit het Oosten, zij vindt de auto “leuk om mee te rijden”. Soms ergert ze zich wel aan het immense rijlawaai.

Onsterfelijk racekarton

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content