ONEMANSHOW

Sedert 1970 wordt er constant aan het Belgisch grondwettelijk huis getimmerd. De jongste wijziging, daterend van 1993, werd door kenners van vergelijkend grondwettelijk recht ervaren als zeer gewaagd. Er bestaan immers geen of uitzonderlijk weinig constituties die aan deelgebieden – zoals de Belgische gewesten en gemeenschappen – de gelegenheid bieden internationale verdragen af te sluiten (weliswaar beperkt tot de bevoegdheden van deze deelgebieden) en eigen externe betrekkingen te ontwikkelen. Ook buitenlandse kenners keken raar op in 1993 en sommigen spraken er toen over als “weer één van die Belgische complexiteiten”.

Nu de eerste legislatuur, volgend op die fundamentele wijziging naar haar einde gaat, is het interessant om na te gaan wat Vlaanderen na vijf jaar met die belangrijke bevoegdheid heeft gedaan. In dit geval gaat het om de verwezenlijkingen van de Vlaamse minister-president die in 1995, bij het aantreden van zijn regering, alle externe betrekkingen in één hand – de zijne – heeft samengebracht.

GRETIG.

Na de grondwet van 1993, en de ‘bijzondere wet’ die daarop volgde, was het oorspronkelijk wat trekken en sleuren tussen alle betrokkenen om de procedures en afspraken tot stand te brengen die de ‘samenwerking tussen de federale buitenlandse zaken en de regionale partners’ moesten regelen. Daarna ging het vlug en werd door Vlaanderen gretig van de nieuwe bevoegdheid gebruikgemaakt.

Heuse Vlaamse verdragen werden afgesloten met Nederland (de waterverdragen, cultureel verdrag), met de drie Baltische Republieken, Hongarije, Polen, Slovenië, Roemenië; en een is er in voorbereiding met Oekraïne. Ook is er met Frankrijk een cultureel akkoord in de maak. Voor gemengde verdragen – over materies met zowel federale als regionale bevoegdheid – staat de Vlaamse naast de Belgische handtekening. Intensieve samenwerking bestaat er ook met Zuid-Afrika, Québec en Chili. De Vlaamse minister-president zit de Assemblee voor van de Europese Regio’s waarvan Vlaanderen ook interimair het secretariaat-generaal verzekert. Vlaamse fondsen werden gecreëerd voor Azië en voor Centraal- en Oost-Europa; en dergelijke fondsen functioneren ook bij de Wereldbank (milieutechnologie) bij de Europese Ontwikkelingsbank, en bij Unesco.

Trekt men een horizontale lijn doorheen alle Vlaamse overheidsbegrotingen en speurt men naar alle uitgaven voor externe betrekkingen, dan komt men uit op een totaal voor 1999 van 4,6 miljard frank. Export Vlaanderen vertegenwoordigt daarin een grote hap. Einde 1999 zal de Vlaamse exportbevordering 91 vertegenwoordigers hebben in het buitenland: 40 binnen en 51 buiten Europa. Vlaanderen – geen staat zijnde – heeft geen ambassadeurs. Wel zijn er al gemeenschapsattachés in Den Haag, Washington, Wenen en bij de Europese Unie; en worden er straks nog benoemd te Parijs, Berlijn en Pretoria. Zeven Vlaamse investeringsprospectors werken in San Francisco, Boston, Chicago, Dallas, Tokio, Singapore en Brussel (Europese Unie). Dat hele Vlaamse netwerk kwam in 1998 voor het eerst bijeen in zogenaamde ‘diplomatieke dagen’.

ONVOLDOENDE.

Hoewel deze opsomming behoorlijk indrukwekkend is, wordt ze toch nog maar als een begin ervaren wanneer men de potentiële ontwikkeling bekijkt in het perspectief van Vlaanderen 2002. Doet men deze oefening, dan kan men lijnen trekken met betrekking tot dingen die absoluut noodzakelijk zijn.

Zo valt het op dat tot op heden de Vlaamse externe betrekkingen vooral een onemanshow zijn van de Vlaamse minister-president en zijn ijverige ambtenaren. Zeker goed als begin, maar onvoldoende: het levende Vlaanderen omvat ook vier universiteiten waarvan de research mede een aanbreng zou moeten zijn voor de positie van Vlaanderen in de ommelanden. Dat geldt ook voor de Vlaamse bedrijven in het buitenland, waarvan de ervaring ook in deze mobilisatie een plaats moet kunnen krijgen.

Ten tweede rijst er een probleem van legitimiteit. Nadat de grondwetgever, en daarna de federale wetgever dit hele systeem in het leven geroepen hadden, hebben ze nog maar weinig of geen belangstelling meer getoond voor wat hier gebeurde. Zelfs het Vlaams Parlement munt niet uit door grote alertheid ten overstaan van deze problematiek. Zou er wel 5% van de Vlaamse parlementsleden een actieve interesse tonen voor deze activiteiten? Als deze onverschilligheid blijft duren, ontstaat er straks een probleem van legitimiteit.

Ten derde stel ik vast dat er in Europa een tiental sterke regio’s zijn, elk op een verschillende manier in hun nationale constituties vastgehecht, maar elk bezield door eenzelfde gedachte: als zodanig een sterkere stem verwerven binnen de Europese Unie. Een uitgelezen werkterrein voor Vlaanderen, waarvan het territorium Brussel, de EU-hoofdstad, omringt.

Ten slotte is de keuze van de landen waarmee Vlaanderen verdragen sluit van kapitaal belang. Dat cultureel verdrag met Frankrijk kan een grote symboolwaarde hebben. Met het belangrijkste land van de Europese Unie – de “Berliner Republik” – en met een aantal Duitse Länder, moeten bijzondere relaties worden uitgebouwd. Maar laten we nu eens realistisch zijn. Zelfs indien de Belgische structuren ooit zouden verdwijnen – wat nog geen historisch axioma is – zal Wallonië nog liggen waar het ligt. De Vlaamse externe betrekkingen hebben dan en nu, als elke diplomatie, tot taak met die buren de potentieel beste relaties te ontwikkelen. Een Vlaams-Waals samenwerkingsakkoord moet daarom een van de streefdoelen zijn.

Jan Hendrickx was ambassadeur en kabinetschef op BZ.

Jan Hendrickx

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content