Onderzoek naar belastingfraude in eindfase

Eric Pompen Eric Pompen is redacteur van Moneytalk

Eind deze maand rondt de fiscus haar onderzoek naar FBB-fraude bij tientallen banken en ondernemingen af. Ons zusterblad Le Vif/L’Express noemt naam en toenaam in een ophefmakend dossier, dat morgen in de kiosken ligt.

Vóór 31 maart rondt een speciale cel van de belastingadministratie de 500 dossiers over het misbruik van het forfaitair belastingkrediet (FBB) af. De feiten dateren van het eind van de jaren tachtig.

In een diepgravend dossier onthult het weekblad Le Vif/L’Express naam en toenaam van de betrokken banken en bedrijven. In totaal verdenkt de fiscus veertien financiële instellingen en 65 ondernemingen van fraude. Samen met hun fiscale adviseurs – het artikel vermeldt de actieve medewerking van Arthur Andersen, Price Waterhouse (nu PricewaterhouseCoopers) en Moores & Rowland (nu Deloitte Touche Tohmatsu) – zouden zij de staat voor zo’n 15 miljard frank hebben opgelicht.

De FBB-techniek werd in België tussen 1962 en 1993 gehanteerd om dubbele belastingen te vermijden. Dat betekende dat een vennootschap voor elk dividend uit het buitenland een forfaitaire aftrek van 15% kreeg. De fiscus ging ervanuit dat voor deze interesten al een bronheffing was betaald. Maar als het geld uit een fiscaal paradijs kwam, konden de ondernemingen heel wat belastingen besparen.

In het begin maakten enkel de financiële instellingen in ons land van dit wettelijk voordeel gebruik. Maar in de jaren tachtig begonnen de banken deze techniek als commercieel product aan hun cliënteel te verkopen. Hierbij zouden zij ook fictieve constructies met vermeende inkomsten uit Uruguay, Korea, Gibraltar en Italië op het getouw hebben gezet. Vooral Anhyp (nu AXA), Kredietbank (nu KBC), Indosuez (nu KBC), Crédit Lyonnais (nu Deutsche Bank), Paribas Bank (nu Artesia) en Citibank zouden zeer actief op deze markt zijn geweest. In 1993 sloot de wetgever het fiscale achterpoortje van de FBB.

In 2000 stelde onderzoeksrechter Jean-Claude Van Espen achttien topbankiers – waaronder Philippe Romagnoli, voorzitter van de raad van bestuur van Artesia, en Alfred Bouckaert, topman van AXA Royale Belge – officieel in staat van beschuldiging. Onze confraters van Le Vif/L’Express noemen vier ondernemingen die gretig gebruik zouden hebben gemaakt van de Uruguay/Gibraltar-route: het staalbedrijf Sidmar, de staalkoordproducent Bekaert, de luchthavenbeheerder BATC (nu BIAC) en de bouwgroep Van Roey-Franki. Sidmar zou in augustus 1990 voor een totaalbedrag van 1,2 miljard frank aan FBB hebben geboekt op basis van fictieve financiële transacties. Opvallend is dat Aloïs Van de Voorde, toenmalig secretaris-generaal van het ministerie van Financiën, op dat ogenblik beheerder van de overheid bij Sidmar was. De publieke investeringsmaatschappij van Wallonië SRIW bezat toen 49% van Sidmar.

Na de administratieve procedure, die eind deze maand afloopt, kunnen de banken en bedrijven de beslissing nog aanvechten bij de rechtbank van eerste aanleg. Maar zowel Justitie als Financiën wenst zo’n scenario te vermijden: dergelijke rechtszaken kunnen tientallen jaren aanslepen zonder dat de schatkist ooit één frank kan recupereren. Daarom tracht de fiscus nu vóór 31 maart de hele zaak in der minne te regelen. Van de 15 miljard frank zou 4 miljard al zijn geregulariseerd.

Eric Pompen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content