Onderwijs is geen groeihormoon
In vergelijking met andere landen geniet het onderwijs in Vlaanderen een uitstekende kwaliteit. En toch is dat geen garantie voor economische groei. Volgens Chicago-econoom Peter Klenow is de openheid van een economie belangrijker voor economische groei dan de graad van onderwijs. Ook het vermogen om nieuwe ideeën vorm te geven, ondersteunt het groeiproces.
Chicago (VS).
Vaak wordt aangenomen dat meer en beter onderwijs dé sleutel is voor een succesvol sociaal-economisch bestel. De achterliggende redenering is dat met een beter opgeleide beroepsbevolking een land zich makkelijker kan aanpassen aan de snel veranderende economische omstandigheden. Zo’n land zal bijvoorbeeld meer investeringen aantrekken, betere tewerkstellingsperspectieven kunnen bieden en makkelijker aan de financiële behoeften inzake gezondheidszorg en pensioenvoorziening kunnen voldoen. Kortom, een betere scholing leidt tot een hogere economische groei, die op zijn beurt het nationaal product aandikt. Volgens deze logica zou Vlaanderen prima groeiresultaten moeten halen, want inzake kwaliteit van onderwijs behoort ons gewest tot de wereldtop (zie kader : Cum Laude).
Leggen we tussen de fenomenen economische groei en onderwijs echter wel het juiste oorzakelijk verband ? Is meer en beter onderwijs inderdaad één van de drijvende krachten achter het economisch groeiproces ?
Peter Klenow, verbonden aan de Graduate School of Business van de universiteit van Chicago, heeft sterke twijfels omtrent de vrij algemeen aanvaarde link tussen onderwijs en groei. In twee nog niet gepubliceerde papers brengt deze jonge Chicago-econoom uitgebreid cijfermateriaal samen waaruit veeleer een omgekeerd oorzakelijk verband naar voren komt. Meer groei, aldus Klenow, verhoogt de vraag naar scholing, en niet omgekeerd. De graad van openheid van een economie en vooral de ontwikkeling van nieuwe ideeën ziet hij als belangrijker motoren voor de groeimachine dan scholing.
Peter Klenow ontdekte diverse redenen waarom het oorzakelijk verband eerder van economische groei naar onderwijs toe loopt, dan wel in de omgekeerde richting. Peter Klenow : “Als een hogere graad van onderwijs de drijvende kracht is achter een sterkere economische groei, dan zouden in de snelst groeiende landen de jongeren een veel betere scholing moeten hebben dan de ouderen. Als gevolg daarvan zou in die landen de loonkloof tussen de jongeren in het arbeidsproces en de ouderen kleiner moeten zijn dan in de traag groeiende landen. Welnu, uit de analyse van de cijfers komt zo’n verband helemaal niet naar voren, integendeel zelfs.”
Zijn empirisch onderzoek, gebaseerd op gegevens van 48 landen, reikt enkele stevige argumenten aan om de causaliteit van groei naar scholing te onderbouwen. Peter Klenow : “Diverse tests tonen aan dat er een sterk positief verband bestaat tussen scholing en groei in het verleden. Relateert men scholing aan toekomstige groei, dan valt er geen positieve relatie meer op te sporen. In de lijn van deze vaststelling ligt nog een andere : er bestaat een positief verband tussen de mate van economische groei enerzijds en het aantal nieuw inschrijvingen in diverse studierichtingen anderzijds. Een laatste argument tegen het geloof dat onderwijs dé drijvende kracht is achter economische groei betreft de vaststelling dat de voorbije dertig jaar de gemiddelde economische groei op wereldvlak geleidelijk terugliep. Tegelijk vond er nochtans een enorme vooruitgang plaats inzake scholing. De conclusie die ik uit dat cijfermateriaal trek, gaat zelfs nog een stap verder : de groei viel, relatief gezien, het sterkst terug in landen die de grootste vooruitgang boekten inzake scholingsgraad.”
Openheid en ideeën zijn prima meststof
Peter Klenow voelt zich op basis van zijn research niet echt thuis in een van de twee grote denkscholen over economische groei. Volgens de eerste school zullen de landen die harder werken en meer sparen sneller groeien dan de andere. Hier gaat men er impliciet van uit dat iedereen over dezelfde productiemethoden en dezelfde technologie kan beschikken. De tweede grote denkrichting ziet het gebruik van steeds betere technologie en knowhow, zoals onder meer en in de moderne economieën steeds meer belichaamd in menselijk kapitaal, als de belangrijkste motor achter economische groei.
Beide theoriën hebben hun verdiensten, maar ook hun onmiskenbare tekortkomingen. Peter Klenow : “Als de eerste denkrichting het fenomeen economische groei echt zou uitleggen, dan volgt daaruit automatisch dat er geen enkele reden is om groeiverschillen te verwachten tussen meer open en meer gesloten economieën. Die groeiverschillen kunnen we echter wel op een systematische manier vaststellen, want meer open economieën groeien inderdaad sneller dan gesloten economieën. Er wordt in deze context vaak op een foute manier verwezen naar landen als Japan en Zuid-Korea. Vergeleken met de Verenigde Staten en de West-Europese landen gaat het hier inderdaad om relatief gesloten landen. De correcte vergelijking is echter met de traaggroeiers van de jaren ’70 en ’80, en die zaten in Latijns-Amerika en Afrika, waar men meestal de economie erg gesloten hield. In vergelijking met deze landen zijn Japan en Zuid-Korea wel open economieën.” Voor de tweede school vormt precies de opleidingsgraad van de bevolking de belangrijkste determinant van de mate waarin nieuwe technologie kan worden aangewend om de economische groei te ondersteunen en te stuwen. Peter Klenow : “Deze argumentatie houdt in dat verschillen in scholing een redelijke indicatie zouden moeten geven van verschillen in groei, en dus in inkomen. Dat is duidelijk niet het geval. In Taiwan gaat men gemiddeld negen jaar naar school, in India vijf jaar. Dit is een verschil van 80 %. Het gemiddelde inkomensverschil tussen beide landen beloopt echter 350 %. Verschillen in scholing en human capital leggen dus wel iets uit, maar zeker niet het totale verhaal.”
Met deze visie zit Peter Klenow in het vaarwater van Chicago-kopstukken als Gary Becker en Robert Lucas, allebei winnaars van de Nobelprijs economie. Zowel Becker als Lucas zien opleiding als een doorslaggevende determinant van economische groei. Peter Klenow : “Uiteindelijk denk ik dat iedereen in de discussie rond economische groei een beetje gelijk heeft. Opleiding en de onwikkeling van menselijk kapitaal spelen zeker een rol van betekenis, net zoals de bereidheid om voor een voldoende spaarvolume te zorgen. Naast de openheid van een economie komt echter de grootste drijfveer achter economische groei van het vermogen om nieuwe ideeën te scheppen en vorm te geven. In die zin leun ik nauw aan bij de ideeën van Stanford-econoom Paul Romer, die op zijn beurt niet zo ver af zit van die van de legendarische Joseph Schumpeter. Een goed draaiende economie vernietigt veel, maar schept nog veel meer.”
Johan Van Overtveldt
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier