‘ONDERNEMERSCHAP IS EEN DEEL VAN HET MUZIKANT ZIJN’
Nieuwe festivals, verse clubs en een jonge generatie muzikanten die erop los experimenteert. Op artistiek gebied gaat het de Belgische jazzscene voor de wind, maar die populariteit omzetten in een rendabel zakenmodel blijft moeilijk. Drie jazzondernemers getuigen.
Er studeren almaar meer veelbelovende jazzmuzikanten af aan de Belgische conservatoria. Het aanbod aan jazzbands groeit, maar de vraag ook. Jazz Middelheim in Antwerpen – vandaag begint de 35ste editie – is lang niet het enige jazzfestival. In geen tijd groeide Gent Jazz uit tot een van de meest prestigieuze jazzfestivals ter wereld en ook Luik heeft met Jazz A Liège een bekend festival. Er zijn nieuwe festivals in Mechelen, Oostende en Leuven. In jazzstad Brussel komen er jazzclubs bij. “Er zijn Brusselse hotels, zoals Hotel Amigo of Sofitel Le Louise, die het hele jaar jazz programmeren. Zelfs in de nieuwe vestiging van de broodjeszaak Au Suisse komt er een jazzprogrammatie”, zegt Maaike Wuyts, de oprichter van Aubergine. Die Brusselse vzw is een van de drie nieuwe managementbureaus die zich richten op de niche van de jazzmuziek.
Toch is het voor innoverende en hardwerkende muzikanten en organisatoren aartsmoeilijk om te overleven. Enkel als ze andere inkomsten vinden, zoals lesgeven, komen ze rond. Doordat de overheid bespaart, zien festival- en concertorganisatoren bovendien hun subsidies verminderen. Vanaf 2017 zet de VRT, die zelf moet besparen, de steun aan Jazz Middelheim stop. Hoewel de stad Antwerpen haar financiële hulp opdrijft, weet Bertrand Flamang van de organisator Jazz en Muziek nog niet hoe Jazz Middelheim volgend jaar wordt gefinancierd. Hij tekent intussen met Gent Jazz voor een ander succesverhaal. Volgens de International Jazz Festival Organization is Gent Jazz een van ‘s werelds meest prestigieuze zestien festivals, hoewel het nog maar anderhalf decennium bestaat. “Ook voor Gent Jazz is het vechten om break-even te draaien”, zegt Bertrand Flamang. “Als de subsidies wegvallen of onvoldoende zijn – zoals nu het geval is – is dat een ramp. Er is geen marge, geen vet om weg te snijden.”
Een ervaren rot als Bertrand Flamang, een jongere ondernemer als Maaike Wuyts of een ondernemende muzikant als Teun Verbruggen leggen zich daar allerminst bij neer. Ze experimenteren met hun zakenmodellen, zoeken partnerschappen met andere partijen, diversifiëren om het risico te spreiden, exporteren de Belgische jazz naar het buitenland en zetten in op digitalisering.
Werkplaats
Teun Verbruggen speelt in een rist bands en richtte met Rat Records een label op om zijn cd’s – een vijftal per jaar – uit te brengen. Hij organiseert evenementen onder Ratevent en liep onlangs nog zeven banken af op zoek naar een lening voor een groot pand dat hij kocht in Anderlecht met een nieuw opgerichte vennootschap. Vier banken kon hij overtuigen. Van dat pand wil hij een kunstenwerkplaats maken. “Het platenlabel is verlieslatend. Ik stop er geld in dat ik verdien met concerten en lesgeven aan het Conservatorium Antwerpen. Ik zie dat als een investering die mondjesmaat terugkeert, want mijn carrière krijgt er meer elan door.”
Teun Verbruggen komt langs vaderskant uit een artistieke en langs moederskant uit een ondernemende familie. “Twee van mijn ooms zijn ondernemer – mijn persoonlijke Unizo – en hielpen me. Met een boekhouder stelde ik een financieel plan op”, zegt Verbruggen, die zelf het management en de organisatie doet van zijn vzw (zijn concerten) en coöperatieve vennootschap (zijn label en events). De jazzdrummer schat dat de renovatie van het pand in Kuregem een à twee jaar zal duren. Het budget wordt een mix van eigen middelen, subsidies, investeringskredieten en crowdfunding.
In de kunstenwerkplaats komt er een kruisbestuiving tussen jazz en beeldende kunst. “Er komen artiestenateliers voor beeldende kunstenaars, ruimte om concerten te spelen en om muziek op te nemen”, zegt Verbruggen. “Ook een plek voor residenties, appartementen en een vinylwinkeltje. Het wordt een werkplaats waar mensen samenkomen.” Naast een manier om de events die hij toch al organiseerde te groeperen, is de werkplaats ook een manier om muzikanten meer centraal te stellen in het ecosysteem van de jazzmuziek.
Keten
Muzikanten staan aan het eind van de keten, legt Maaike Wuyts van Aubergine uit. “Een zaal of een festival heeft sponsoring en kan zelf zijn ticketprijzen bepalen. Dat kunnen wij niet. Wij hebben zo weinig invloed op onze verkoopprijs dat we alleen kunnen aanvaarden wat concertzalen ons bieden.” Die concertzalen hebben veel vaste kosten voor hun personeel en hun infrastructuur. De gages van de artiesten vormen een van de weinige flexibele kostenposten en dan is het verleidelijk daarop te besparen.
Zelfs voor een groep als Aka Moon, een coryfee van de Belgische jazzscene met een ijzersterke livereputatie, is het moeilijk, zegt Wuyts, die het management van dat jazztrio behartigt. “Als ze 3000 euro voor een concert krijgen, mogen we al heel blij zijn. Daarvan moet je een geluidstechnicus betalen, een commissie aftrekken en de muzikanten betalen. Het gemiddelde per muzikant voor een groep met al wat ‘anciënniteit’ als Aka Moon is 500 euro bruto voor een optreden. Je zit in een economisch systeem dat totaal niet rendeert.”
In zijn werkplaats wil Teun Verbruggen de muzikanten betrekken. Dat kan hun een klein beetje meer impact geven. Twee veel betere hefbomen daarvoor zijn de cao voor de muzieksector beter laten naleven en een minimumnorm hanteren, legt Maaike Wuyts uit. “In Nederland heb je de BIM-norm, waardoor muzikanten minstens 300 euro bruto krijgen per concert. Ik pleit voor zo’n minimumnorm in België, zeker gezien het beleid momenteel veel aandacht besteedt aan de correcte vergoeding van kunstenaars. Doordat er geen norm is en de cao niet wordt gerespecteerd, hebben we geen drukkingsmiddel wanneer een organisator te weinig betaalt. Bovendien vind ik dat de tarieven voor jazzmuzikanten dezelfde mogen zijn als die voor andere uitvoerende kunstenaars. Jazzmuzikanten zijn net als acteurs of dansers creërende kunstenaars.” Al nuanceert Teun Verbruggen wel. “Jazzmuziek speelt zich voor een groot deel af in cafeetjes en zij werken niet met die cao. Als ze dat wel zouden doen, komen ze niet rond. In de meeste culturele centra wordt de cao wel redelijk nageleefd, maar 200 euro is eigenlijk te weinig.”
Het is iets waar een organisator als Bertrand Flamang dan wel aandacht voor heeft. Hij denkt niet alleen aan zijn eigen zakenmodel, maar aan het hele ecosysteem. “Er zijn lagen in de sector: muzikanten, kleine platenlabels, opstartende bureaus, organisatoren, enzovoort. Die moet je allemaal samenbrengen in één investeringsmodel.” Centraal in dat model plaatst Flamang het begrip fairness, waarmee hij een eerlijk ecosysteem bedoelt waarin elke belanghebbende dat krijgt wat in verhouding staat tot zijn bijdrage. Als grote speler in het jazzlandschap is Flamang zich goed bewust van zijn centrale rol. Zijn vzw Jazz en Muziek organiseert Gent Jazz, Jazz Middelheim, Vloedgolf in De Haan en is curator van Mardi Gras (Gentse Feesten) en van Roeselare Jazz Festival. De vzw is ook betrokken bij Testament.be, een platform voor mensen die geld willen nalaten aan goede doelen, een bijkomende inkomstenbron. “Wij investeren altijd in de onderlaag omdat onze toekomst wordt bepaald door muzikanten die nu doorgroeien. Dat doe je door goede groepen kansen te geven en te investeren om nieuw publiek en bedrijven geïnteresseerd te krijgen.”
Overheid
Om een eerlijk ecosysteem uit te bouwen, wringt het schoentje volgens de Gentse festivalorganisator nu vooral in de relatie met de overheid. Flamang is uiteraard blij met elke euro subsidie die hij krijgt, maar hij hekelt het conservatieve subsidiëringsmodel dat een planning op lange termijn haast onmogelijk maakt. “Het investeringsmodel evolueert niet mee. We hebben investeringen nodig in digitalisering, in een communitymodel en sharing.”
Bertrand Flamang is ervan overtuigd dat de toekomst van de jazzsector ligt in digitalisering, de deeleconomie en de creatie van een Belgische jazzgemeenschap op internet. “Daarom heb ik Jazz.be gekocht. Het is de bedoeling er een portaalsite van te maken, die muzikanten, nieuws over concerten en platen, blogs en media samenbrengt. Bezoekers moeten die informatie kunnen delen. Met de data die de site oplevert, kun je intelligent aan de slag gaan. Dan kun je bijvoorbeeld identificeren dat 1824 mensen in België geïnteresseerd zijn in de nieuwe release van Teun Verbruggen, terwijl hij zelf maar 135 van die mensen bereikt. Zoiets op poten zetten vergt een sterke back-end, kennis en een goed verkoop- en marketingmodel. Voor de informatie die de site verzamelt, zouden concertzalen dan een bijdrage kunnen betalen volgens hun grootte: 4000 euro voor een zaal met een capaciteit van 4000 mensen bijvoorbeeld.”
Voor zulke investeringen is een goede wisselwerking nodig tussen de overheid, de jazzscene en de privésector. Almaar besparen op subsidies in de hoop dat inkomsten uit de privésector of de ticketverkoop het gat vullen, vindt Flamang een illusie. “Je kunt niet zeggen dat je alles uit de privésector zult halen. Het zijn drie poten: publiekswerking, overheid en privésector. Als je de overheid wegneemt, kun je misschien wel wat meer verkopen aan de privésector, maar andere partners zouden verliezen. Het is een en-enverhaal.”
Jazz Middelheim is een mooi voorbeeld. Door het partnership met de VRT (via Klara) krijgt Jazz Middelheim een stevige reclamecampagne. Als die wegvalt, wordt het moeilijker privébedrijven te overtuigen, want voor hen is die zichtbaarheid net heel belangrijk. De organisatie die Jazz Middelheim nu neerzet, is voor Jazz en Muziek de ondergrens. Kleinschaliger worden is geen optie, zeker omdat de lopende partnerships uitgaan van het festival in zijn huidige vorm. Bovendien zit het zakenmodel van Jazz en Muziek zo in elkaar dat de vzw synergie heeft gecreëerd door de verschillende festivals samen te brengen in één structuur. “Dat is existentieel. Als een van die festivals wegvalt, stuikt het zakenmodel in elkaar”, zegt Flamang, die praat met mogelijke partners om het voortbestaan van Jazz Middelheim en zijn vzw veilig te stellen.
Organisatoren dienen volgens Flamang op een eerlijke manier net zoveel subsidies te krijgen als ze nodig hebben, maar zeker niet meer. “Met Gent Jazz bijvoorbeeld hebben wij geen 50 procent subsidiëring nodig. Vorig jaar waren de subsidies goed voor 18 procent van ons budget van 4,3 miljoen euro. 45 procent komt uit ticketing en catering, de rest uit de privésector. Wij hebben 30 procent subsidies nodig om goed te kunnen werken, maar 50 procent zou te veel zijn.” Zo zou de overheid voor elke organisatie kunnen bepalen hoeveel procent subsidies ze nodig heeft.
Experimenteren
Ook Maaike Wuyts legt uit dat een artiestenmanagementbureau als Aubergine niet kan overleven zonder overheidssteun omdat er te weinig geld omgaat in een niche als de jazz. Na haar studies cultuurmanagement richtte ze met enkele studiegenoten Aubergine op en voor ze het goed en wel besefte, beheerde ze de zaken van de fine fleur van de Belgische jazz. “Plotseling kwam iedereen aankloppen, zelfs Kris Defoort. Ik dacht toen bij mezelf dat het toch niet kan dat iemand als Kris Defoort bij een 26-jarig meisje moet aankloppen om zijn management te doen. Er is echt wel een lacune”, zegt Wuyts.
Ze begeleidt nu zes bekende namen, onder wie Teun Verbruggen, en krijgt haast elke dag aanvragen om nieuwe artiesten te begeleiden. Daar wil ze niet op ingaan. “De werklast per artiest rendeert niet. Het is niet zo dat hoe meer artiesten je managet, hoe meer geld je binnenbrengt. Het beetje extra geld staat totaal niet in verhouding tot het werk dat erbij komt. We werken nu met drie mensen, maar niemand is voltijds ingeschreven. Ik kan me het niet permitteren iedereen voltijds op de loonlijst te zetten, laat staan iemand extra in dienst te nemen. Dat zou de organisatie financieel te onstabiel maken.”
Wat ze wel doet, is experimenteren met haar structuur. “Vroeger had elke artiest zijn vzw. De vzw van de artiest factureerde aan de festivalorganisator en Aubergine rekende een percentage aan de vzw van de artiest aan. De draaischijf was de vzw van de artiest. Als je het zo bekijkt, dan heeft Aubergine 70 procent subsidies en 30 procent eigen inkomsten.” Nu wordt Aubergine de spil van het systeem, waarbij de artiest diensten levert aan Aubergine en wij zelf diensten leveren aan de festivalorganisatoren. Dat bespaart administratiekosten en maakt de omzet zichtbaar die we met de subsidies genereren. “Als je het zo bekijkt, hebben we maar 30 procent subsidies en 70 procent eigen inkomsten.”
Bij zijn studenten ziet veertiger Teun Verbruggen ondertussen veel meer ondernemerschap dan in zijn tijd. “Ondernemerschap is een deel geworden van muzikant zijn. Veel studenten creëren een kleinschalig platform en zoeken daar middelen voor. De concurrentie is groter, dus ze moeten wel.” Zelf hoopt Verbruggen, die met zijn vele activiteiten veel teruggeeft aan de sector, dat zijn werkplaats op termijn voldoende middelen genereert om van te leven. “Ik wil niet alleen Robin Hood spelen, maar een economische realiteit creëren die haalbaar is.”
BENNY DEBRUYNE
“Wij hebben zo weinig invloed op onze verkoopprijs dat we alleen kunnen aanvaarden wat concertzalen ons bieden” – Maaike Wuyts, Aubergine
“Wij investeren altijd in de onderlaag omdat onze toekomst wordt bepaald door muzikanten die nu doorgroeien” – Bertrand Flamang, Jazz en Muziek
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier