Ondernemen is niet vies
Misschien heeft Boudewijn De Groot het toch nog bij het rechte eind als hij zingt dat je beter voetballer wordt dan zakenman, maar in ieder geval is het niet langer een schande. Europa trekt de kaart van de KMO’s.
Iemand die er nog aan twijfelt dat het entrepreneurschap moet worden aangemoedigd? Nee, natuurlijk niet. Iedereen is ervan overtuigd dat er meer ondernemers moeten komen. Alleen is het allemaal zo ingewikkeld, er zijn te veel hinderpalen.
Hoe erg het wel is, en wat eraan gedaan zou kunnen worden, wordt op Europese schaal al drie jaar onderzocht in de Business Environment Simplification Task Force ( BEST). De BEST constateerde dat jongeren niet meteen staan te trappelen om een eigen bedrijf op te starten. Er wordt nu aan een vijfjarenplan gewerkt om de belangrijkste hinderpalen op te ruimen.
Het is de Fin Erkki Liikanen, Europees commissaris voor Ondernemen, en zijn ploeg menens als ze vooral wat willen doen voor het midden- en kleinbedrijf. De grote mondiale bedrijven zullen wel voor zichzelf zorgen. De KMO’s zijn het dynamische element. “Ze leveren de brandstof voor een dynamische economie,” luidt het. Alleen krijgen ze blijkbaar niet voldoende zuurstof om optimaal te renderen. Bovendien is hun uitstraling niet van dien aard dat ze tot navolging inspireren.
Unief als mentor. Het BEST-programma ter bevordering van ondernemerschap en concurrentievermogen had een hele waslijst aan actiepunten: onderwijs ten behoeve van een ondernemersmaatschappij, opleiding, toegang tot financiering, toegang tot onderzoek en innovatie, betere overdracht van nieuwe technologie, betere benutting van octrooien, betere dienstverlening, en betere arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden. Het resultaat van de studie is niet erg opbeurend.
Wat onderwijs en opleiding betreft, stelt het rapport: “In Europa als geheel is de ondernemingsgeest, ondanks de inspanningen van de landen, over het algemeen zwak. Het zal nog enige tijd duren voordat er op grote schaal mentaliteits- en cultuurveranderingen zijn bereikt, niet alleen bij kinderen, studenten en andere toekomstige ondernemers, maar ook bij ouders, leraren en de burgers in het algemeen.”
Om hierin wat meer vaart te brengen, stelt de Commissie voor om ‘ondernemerschap’ in alle lesprogramma’s op te nemen. Ook zouden de voordelen van het eigen ondernemerschap beter getoond moeten worden. Onze openbedrijvendagen worden als voorbeeld aangedragen om het imago te verbeteren en te versterken.
Toegang tot financiering is en blijft een moeilijk punt, vooral voor beginnende en snelgroeiende ondernemingen. In een klein aantal Europese lidstaten (België wordt daartoe tot op zekere hoogte gerekend) is risicokapitaal voor beginners gemakkelijker verkrijgbaar. Er werden hier en daar specifieke maatregelen genomen, zoals rechtstreekse financiële steun voor starters (ook bij ons), of voor speciale groepen zoals vrouwelijke ondernemers. De Commissie ziet vooral heil in de uitbreiding van de omvang van passende en goed ontworpen garantieregelingen, want met die achter de hand kom je nu eenmaal makkelijker aan geld.
Maar van minstens even groot belang zijn de mogelijkheden om verder door te groeien, en daarvoor hebben de ondernemers lang niet altijd voldoende kennis in huis. In de praktijk blijken ze het ook echt moeilijk te hebben om octrooien te verwerven of om gebruik te kunnen maken van Onderzoek & Ontwikkeling. Wetenschappers komen meestal terecht in grote bedrijven, vandaar het voorstel om meer initiatieven uit te werken van mentorschap, waarbij KMO’s voor de uitbouw van hun innovatie- en ontwikkelingsmogelijkheden bijgestaan worden door wetenschappers en universitaire centra. Het personeel van de octrooibureaus zou opgeleid moeten worden zodat het oog heeft voor de specificiteit van het kleinere bedrijf en soepeler op de noden ervan inspeelt. Voor België krijgen de universiteiten die met joint ventures en spin-offs de technologische ontwikkeling hebben ondersteund, goede punten. Er wordt wel gezegd dat dit nog lang niet genoeg is, aangezien het aantal innoverende KMO’s in België tot de laagste in de Europese Unie behoort.
Eenvoudiger administratie. Weten bij welk loket je moet zijn en waarvoor precies, is samen met de administratieve rompslomp het meest irriterende voor de bedrijven. Er zijn pogingen ondernomen om de zaken te vereenvoudigen met behulp van het internet of telefonische helpdesks, maar er werd te veel in gespreide slagorde opgetreden. Volgens de rapporteurs is het probleem niet zozeer het aantal diensten, maar het feit dat veel diensten elkaar overlappen. Daardoor kunnen bedrijven moeilijk uitmaken welke dienst voor hen het meest geschikt is. Het is dan ook logisch dat gepleit wordt voor het invoeren van one-stop-shops: één plaats waar gespecialiseerd personeel alle advies en informatie kan geven.
We krijgen alvast de raad om het overheidsapparaat te moderniseren en prioriteit te geven aan de vereenvoudiging van de administratieve procedures. “Politieke besluiten dienen consistenter te zijn en de coördinatie tussen de verschillende betrokken autoriteiten dient te worden verbeterd. De regelingen voor economische bemiddeling en promotie dienen meer efficiëntie en samenhang te gaan vertonen.”
Europa kan zelf niet veel resultaten voorleggen die de ondernemers van het klein- en middenbedrijf een hart onder de riem steken. De richtlijn met de wettelijke minimumbepalingen voor betalingstermijnen en het recht op compensatie bij te late betaling, die op 8 augustus in werking trad, is een uitzondering. Voor het overige zijn er veel plannen: het groei- en werkgelegenheidsinitiatief, het actieplan inzake risicokapitaal, het vijfde kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling, het actieplan voor innovatie. Wie wil ondernemen, wacht beter niet tot die allemaal gerealiseerd zijn.
De auteur is sinds 1990 Euopean Affairs Officer bij Ford Motor Company en was voordien actief in de pers en de financiële wereld.
huib crauwels
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier