Onder het vernis
Met zijn jongst vertaalde roman Meridiaan van bloed hakt de stugge Texaan Cormac McCarthy de mythe van het Wilde Westen definitief aan spaanders. Maar zijn opzet reikt veel verder: hij krabt het laagje beschavingsvernis weg.
Deze keer heeft een waarschuwing vooraf niets te maken met een schijnheilige preek of misplaatste ironie: na het lezen van Meridiaan van bloed zet je je gewone activiteiten best even stop. Zoals diepzeeduikers hun lichaam eerst moeten laten wennen aan het drukverschil bij het boven water komen, zoeken lezers bij voorkeur een rustgevende plaats op om de geterroriseerde zenuwen te laten bedaren. Cormac McCarthy doseert zijn lyrische, barokke, dan weer spartaanse stijl zo vakkundig, dat je meegezogen wordt in zijn geweldorgie. De anekdotiek druipt van het bloed. Van onmenselijk geweld, wilden we eerst schrijven, maar om de (on)menselijkheid is het McCarthy nu net te doen.
Het verhaal speelt zich af rond 1850 en is gebaseerd op historische feiten. Als spectaculair decor fungeert het desolate grensgebied van Texas en Mexico. Een naamloze knaap loopt van huis weg en belandt bij een bende huurdoders. Spil van het gebeuren is de aanvankelijk nog onzichtbare, maar later alomtegenwoordige Holden. Deze dubieuze rechter, even geniaal als maniakaal, even erudiet als gewelddadig, spoort de desperado’s aan om jacht te maken op Indianen. Per binnengebrachte scalp ontvangen ze een premie. Daarmee wordt de Far West-mythe binnenstebuiten gekeerd: niet alleen de Indianen waren bedreven in het scalperen van hun slachtoffers. Prompt bekruipt je de neiging om het boek te catalogeren als een zoveelste vorm van political correctness. Hoe luguber ook, de Indianen worden hier als slachtoffers afgeschilderd en de blanken als de wilden. In de giftige compositie van McCarthy harmonieert de wereld echter nooit zo keurig: ook vele Indianen blijken agressief en gevaarlijk. Er bestaan geen goeden in zijn universum, tenzij dan enkele dorpen vreedzame roodhuiden, die al gauw afgeslacht worden.
Omdat je het verschil niet zo goed merkt tussen Mexicaanse en Indiaanse scalpen, slaat de troep ook over de grens aan het moorden en plunderen. Ook blanken zijn overigens niet veilig voor hen. Kortom, het geweld gaat eindeloos verder. De mens en de wolf, je-weet-wel. In die geweldorgie draaft de onaanraakbare Holden als een demonische regisseur rond. Hij doet denken aan enkele mythische figuren en opzienbarende personages, niet in het minst aan handelsvertegenwoordiger Kurtz uit Hart der duisternis. Voor Joseph Conrad stond de in het Congolese regenwoud achtergebleven blanke voor de mens zonder morele ankers.
Bij McCarthy wordt moraal ook al “een uitvinding van de mens om de sterksten hun rechten te ontnemen.” Vele signalen wijzen er overigens op dat rechter Holden het best als de duivel gezien kan worden. Het ruwe landschap krijgt Oud-Testamentallures. Het boek stamt al uit 1985. Blijkbaar wordt McCarthy’s werk nu in sneltempo vertaald na de doorbraak met Al de mooie paarden in 1994. Arbeiderspers, 313 blz., 1180 fr.
LUC DE DECKER
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier