Olieprijs nooit meer boven de 145 dollar!
Marc Buelens
Ik heb het krantenartikel van de Tijd van 2 juli in mijn knipselmap bijgehouden. Het had immers een ondubbelzinnige kop: ‘Olie nooit meer onder 100 dollar’. En in het vet daaronder: ‘energiehonger van de groeilanden veegt dalend verbruik van industrielanden volledig van tafel’. En het artikel vervolgt: ‘Olie wordt nooit meer goedkoop. Dat stellen de banken Société Générale en Deutsche Bank in twee rapporten. Zij zien de olieprijs niet opnieuw onder 100 dollar per vat dalen’.
In die periode had ik net les gegeven aan een groep managers en hen op alle mogelijke manieren gewaarschuwd voor overdreven zelfvertrouwen, de gevaarlijke eigenschap van zovele besluitvormers. Tijdens de koffiepauze zei ik schertsend dat ik wel vijf scenario’s kon bedenken waarbij de olieprijs wél snel – en ik dacht toen: binnen het jaar – onder de 100 dollar zou geraken. Een verstandige, realistische deelnemer maakte mij echter duidelijk dat ik net iets te veel fantasie had. De olieprijs zou wel degelijk nooit meer onder 100 dollar zakken!
Op woensdag 10 september 2008 – dus nauwelijks twee maanden na het bewuste ‘nooit meer’ – lees ik op de eerste pagina van de Tijd dat de olieprijs zakt onder 100 dollar per vat. De deelnemer had nochtans in zekere zin wel gelijk. Mijn scenario’s waren vrij fantasievol: een ineenstorting van de Chinese economie, het stilvallen van de luchtvaart door een nieuwe dramatische SARS-epidemie, een doorbraak in de alternatieve energie. Maar achteraf gezien, had je niet eens veel fantasie nodig om een fikse daling te voorspellen: de markten zijn erg volatiel geworden en dus kan een kleine wijziging in de vraag en/of het aanbod een enorme correctie teweegbrengen.
Paniek schuilt tegenwoordig immers in elk hoekje. De tijden dat de belangrijkste handel in handen was van ervaren, gebalanceerde, wijze handelaars liggen immers al lichtjaren lang achter ons. Heel veel (piep)jonge, gestresste handelaren gaan zonder beoordelingsvermogen, maar op basis van abstracte cijfers op schermen, gesteund of gehinderd door blinde systemen, voor winst op zeer korte termijn. Dat is natuurlijk al lang geen handel drijven meer. Dat is intelligent gokken.
Iedereen weet dat voorspellen gemakkelijk is, zolang je het verleden mag voorspellen. Wat zal de dollarkoers zijn, of de prijs voor een vat olie op het moment dat u dit artikel leest? Ik weet het niet en durf het niet te voorspellen.
Daarom zou een boek als De Zwarte Zwaan verplichte lectuur moeten zijn voor iedereen die zich geroepen voelt om grote uitspraken te doen over de toekomst. Ik heb me ooit eens laten verleiden om op een conferentie van krantenuitgevers te voorspellen dat de mens langzamerhand het lezen zal afleren. Ik had die provocerende uitspraak gedaan in een bar want dat is een geschikte plaats voor zulke uitspraken. Er was ‘toevallig’ ook een directeur van een krant aanwezig. Enkele weken later vroeg hij mij of ik die uitspraak in het publiek wou herhalen voor zijn collega’s. Dat is ruim tien jaar geleden. Ondertussen worden er meer tijdschriften dan ooit verkocht, ondertussen heb je megabestsellers zoals Harry Potter en is het vooral de jeugd die er eindeloos op los sms’t. Dat was dus geen voorspelling om trots op te zijn.
Zoals in alle voorspellingen zat er wel een grond van waarheid in mijn hoogmoed. Magazines hebben meer foto’s dan ooit, teksten worden in hapklare brokken voorgeschoteld, verhalen bereiken ons niet meer via stationsromannetjes, maar via weekendfilms, enzovoort. En we lezen wel degelijk minder lange teksten en diep in mij geloof ik nog steeds dat ‘lezen’ in de geschiedenis van de mensheid een vrij toevallig fenomeen is dat geen lang leven meer beschoren zal zijn. Maar wat ben je met zo’n algemene uitspraak? Komt ‘de laatste lezer’ nu over 50, 500 of 5000 jaar? Daar zouden hoogmoedige voorspellers wel wat concreter in mogen zijn. En dat durf ik al lang niet meer.
Met vallen en opstaan heb ik de wijze les van de grootste managementdenker aller tijden, Peter Drucker, geleerd. Bij het begin van zijn loopbaan had hij zich gewaagd aan een concrete voorspelling, namelijk dat de beurzen onmogelijk konden dalen. Hij deed die voorspelling op 15 oktober 1929. Sindsdien beperkte hij zich tot het analyseren van trends. Daar kan je veel verder mee komen. We weten al lang dat de tijd van de stabiele spotgoedkope olie en andere grondstoffen al lang voorbij is. Dat weten we al sinds het eerste rapport voor de Club van Rome. Een rapport dat weggehoond is door iedereen die zich intellectueel durfde noemen. Het hoongelach betrof echter de concrete voorspellingen (men zat er wel enkele tientallen jaren naast), maar de langetermijntrends die in dit rapport uit de doeken werden gedaan, hadden we beter niet genegeerd. Maar dat is het drama van elke ‘trendwatcher’: het is enkel als hij zijn inzichten vertaalt in zelfzekere, gedurfde voorspellingen dat er naar hem geluisterd wordt. En naast zowat elke voorspelling strijkt een prachtexemplaar neer van een zwarte zwaan, u weet wel die vogels die volgens de experts in de 18de eeuw nooit konden bestaan… tot er eentje was gespot in Australië. (T)
DE AUTEUR IS HOOFDDOCENT AAN DE UNIVERSITEIT GENT EN PARTNER VAN DE VLERICK LEUVEN GENT MANAGEMENT SCHOOL.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier