NV Help De Wereld

Vrijwilligers van 11.11.11 trekken dezer dagen weer door de straten. De zachte sector beperkt zich niet meer tot postkaarten en collectebussen. De strijd voor het goede doel wordt harder en professioneler; hulporganisaties zoeken vrienden bij de bedrijven.

Het belang van vrijwilligers en kleine donateurs in de liefdadigheidssector kan nauwelijks onderschat worden. Jaarlijks trekken honderden mensen de straat op om stickers of kaarten te verkopen – en u heeft toch ook geld gestort voor Kosovo? Toch valt het op dat de liaison tussen bedrijven en hulporganisaties hechter en hechter wordt.

Zo is de gewezen topman van de NMKN, Wim Coumans, sinds een jaar directeur-generaal van Rode Kruis-Vlaanderen. In zijn zog volgden Ludo Van Parys en Luc Boeynams, beiden ex- KBC, Gerard De Brauwer van Unilever, Ahlers en Argenta, en Christian Holemans, ex-personeelsverantwoordelijke van PS.

Frans De Bie en Dirk Willemse besturen dan weer Plan International België. De Bie (ex- Unilever en IBM) is oud-algemeen directeur van Chep, producent van transportmiddelen. Hij is medeoprichter van Kauri, een club van bedrijfsleiders voor de Derde Wereld. Willemse is oud-directeur strips en kinderboeken van Standaard Uitgeverij.

Fons Verplaetse, eregouverneur van de Nationale Bank, is voorzitter van de pas opgerichte Bedrijfsgiftenbank ( Corporate Funding Program), een samenwerkingsverband tussen zeven bedrijven en zes Belgische hulporganisaties voor bijstand aan de Derde Wereld. De Bedrijfsgiftenbank stroomlijnt de donaties van de ondernemingen en koppelt dat aan Vredeseilanden, FOS, Wereldsolidariteit, Broederlijk Delen, ACT en Oxfam.

Voor de nieuwe bedgenoten is het wennen: het gros van de Derde-Wereld-NGO’s hanteert een retoriek die het niet op ondernemingen heeft begrepen, terwijl het leeuwendeel van de bedrijven the single bottom line (de financiële winst) bekijkt, niet de triple bottom line: de financiële, ecologische en humanitaire winst.

Met die winst zat het vorig jaar wel goed. Tuur Hoste, hoofd communicatie van Rode Kruis-Vlaanderen, raamt de omzet van de fondsenverzamelaars in 1999 op 7 miljard frank. “Een grand cru-jaar dankzij de Kosovo-actie, die 1,3 miljard frank opleverde.” In de eredivisie van de fondsenwervers spelen Artsen zonder Grenzen (1 miljard frank), Rode Kruis-Vlaanderen (780 miljoen), Plan International (410 miljoen), Unicef (390 miljoen), en Broederlijk Delen (290 miljoen). 11.11.11 staat op de achtste plaats met 230 miljoen. Jaarlijks stijgt de opbrengst van de giften met 1 à 2%, wat minder is dan de toename van het bruto binnenlands product. “Het betere of slechtere geefgedrag volgt met enige vertraging de betere of de slechtere conjunctuur,” zegt Hoste.

Niet voor brave zieltjes

De tijd van de slaafs-knikkende beeldjes op de toonbank van de slager ligt al ver achter ons. De niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) bestaan grofweg uit twee groepen: de advocaten en de veldwerkers. De advocaten voeren een ideologisch discours, de veldwerkers staan op het terrein. De druk van jonge internationale organisaties als Artsen zonder Grenzen, Greenpeace en Handicap International professionaliseert de sector. Dirk Willemse (Plan International): “Zolang het om Vlaamse hulpvaardigheid voor situaties rond de haard ging, kon het amateurisme verdergaan. Nu niet meer. De concurrentie onder de hulporganisaties stijgt, net als de eisen van de donors en de internationale uitdagingen. Bruggen bouwen in een kapotgestormd Latijns-Amerika of inentingscampagnes doe je niet met brave zielen.”

Een exponent van die professionalisering is Tony Elisher, voorzitter van de International Fundraising Workshop (zie kader: De toekomst), groeide op als fondsenwerver van Imperial Cancer Research Fund, Help the Aged en de Zoological Society of London. Vandaag is hij consultant van het Londense Burnett, een gespecialiseerde raadgever voor social marketing en relationship fundraising. Elisher ziet sinds 1995 een plafond bij de giften aan de charities en merkt tegengestelde trends in individuele landen op: sommige geven meer, andere minder. “Fondsenwerving is traditioneel een bezigheid van blanken, maar in de ‘nieuwe industriële landen’ groeit het geefgedrag. Japan haalt het hoogste rendement van directe sociale marketing ter wereld, en in India en Afrika zie ik vooruitgang. De westerse en de niet-westerse jeugd moeten opgevoed worden en moeten het eervol leren vinden om een donor te zijn.”

Elke vijftien minuten van elke werkdag wordt in Groot-Brittannië een nieuwe menslievende vereniging gesticht. De teller staat momenteel op 186.000. Ze worden gecontroleerd door de Charity Commission. “De commissie is traditioneel Brits,” zegt Elisher. “Ik vind ze heel formalistisch, al begint ze haar werkwijze aan te passen. Ik pleit voor een wettelijke, officiële omkadering van de filantropie in alle landen, maar die moet uit de eigen achtergrond ontstaan.”

Ook zijn consultantbureau Burnett dringt op een professionalisering van de fundraising aan. “Gedaan met het gepruts en het geïmproviseer,” zegt Elisher. “De fondsenverzamelaar verkoopt niets, hij is een communicatieschakel tussen individu en goed doel.”

Het is wel de vraag of er geen verwarrende en inefficiënte wildgroei aan hulporganisaties ontstaat. Volgens Elisher zijn er ook in deze sector fusies en overnames op komst: ” Imperial Cancer nam tot ieders ontsteltenis Breast Cancer over. Die schaalvergroting moet nuchter bekeken worden. Als je zes kankerfondsen groepeert, hou je aan het einde van de operatie waarschijnlijk niet dezelfde giftensom over. Concurrentie tussen liefdadigheidsinstellingen is positief. Vooral voor de middelgrote filantropische vereniging dreigt gevaar. Ik zie een toekomst voor de grote charities en de nichefondsen.”

Die concurrentie leidt soms tot pijnlijke conflicten. Uit Nederland waaiden negatieve reportages over Plan International over. Hun geld kwam niet bij de kinderen terecht, luidde het. Belgische donateurs waren blijkbaar niet onder de indruk van de aantijgingen. Vijftig pleegouders op de 45.000 zegden hun steun op. Directeur Dirk Willemse: “We werden opgebeld door pleegouders die vertelden dat ze meedoen zolang we gemeenschappen in de Derde Wereld steunen via de financiële adoptie van kinderen. ‘We willen geen sentiment, wel resultaat en dat boeken jullie,’ klinkt het. De mensen geven vandaag doelbewuster en met meer inzicht. Veel donors kennen de Derde Wereld beter dan bij de start van Plan International België in 1980.”

Plan International België en Unicef België (dat 5000 kinderen onder zijn hoede heeft) werken in de ontwikkelingslanden structureel. Het donorgeld belandt nooit bij de kinderen, noch bij hun ouders. Het dient voor de aanleg en uitbating van sociale voorzieningen, wegen, rioleringen, bronnen, scholen, huizen. Willemse: “De gemeenschap wordt gesteund, niet enkele individuen.” Cunina, met VRT-presentatrice Sabine De Vos als uithangbord, bezorgt zijn collectegeld wél rechtstreeks aan 1500 kinderen.

De aalmoes van de bedrijven

Belgische bedrijven voeren meer en meer een helder steunbeleid. Ze eisen concrete informatie over de projecten en de return. “Vroeger heette dat mecenaat en stond de discretie voorop,” zegt Lutgart Govaerts, hoofd fondsenwerving van Rode Kruis-Vlaanderen. “Nu wil een onderneming een sociaal gezicht tonen, maar het mag in dit land nooit te veel kosten.” Het zogenaamde payroll giving is in België zo goed als onbestaande. Het bedrijf Chep, producent van transportmiddelen, neemt het voortouw. “Op momenten van noodhulp is er spontaan en ad hoc payroll-giving. Eén frank van de werknemer wordt dan aangevuld door één frank van de werkgever,” aldus Tuur Hoste van Rode Kruis-Vlaanderen.

In het buitenland staan ze al een hele stap verder. De Melinda & Bill Gates Foundation stortte 1 miljoen dollar voor een kinderaidsfonds van Plan International. In Nederland wordt Plan voor een kwart van zijn 1 miljard gulden gefinancieerd door ondernemingen en de overheid. Scandinavische ondernemingen hebben een kaderlid dat optreedt als liaison officer tussen NGO’s, bedrijven en het veld. Ze bezoeken de projecten, er wordt gerapporteerd via het internet en het gebruik van de giften wordt professioneel gecontroleerd. Planta van Unilever trekt in België aan de kar. Het voert voor Plan International een campagne bij de scholieren voor de bouw en de renovatie van een school in Colombia.

Toch zijn de bedrijven in ons land over het algemeen weinig actieve gevers. “Er zijn te weinig échte en grote Belgische bedrijven,” meent Dirk Willemse. “Bij grote internationale ondernemingen staat humanitaire actie hoog op de agenda. In België vinden bedrijven bedragen van 250.000 of 500.000 frank al erg hoog.”

Zijn Vlamingen dan slappe gevers? “Neen, de Vlaming is een versnipperde gever, de Nederlander een meer gestructureerde gever,” antwoordt Willemse. “De Vlaming geeft aan de turnvereniging, de voetbalclub, de jeugdbeweging, aan Julien die dringend een nieuwe rolstoel nodig heeft.” Kan een vriendelijker fiscaal regime, dus meer privé-fortuin, meer betekenen voor de goede doelen? Tuur Hoste: “Als er meer geld beschikbaar is, ontstaan er in theorie grotere kansen voor goede doelen. Maar je mag de pyschologische drempel niet onderschatten: het is niet omdat je veel geld bezit, dat je veel geld schénkt.” Willemse was onlangs op een fundraising-avond met schatrijke ondernemers. Sommigen slopen stilletjes weg nadat ze een envelop met 250 frank hadden achtergelaten.

De charitatieve markt in België heeft pas de nalatenschappen ontdekt. Legaten (schenkingen bij overlijden) zijn nog geen gemeengoed in Vlaanderen. Investeringen op lange termijn om die geefmethode te stimuleren, zijn nodig. “We publiceerden tot voor kort de brochure ‘Geef een meerwaarde aan uw legaat’,” zegt Peter Sneyers van Bacob. De bank raadt haar klanten aan om VEF-leden met nalatenschappen te plezieren. Voor dergelijke grote campagnes moet je drie à vijf jaar investeren voor ze rendabel worden, vindt Lutgart Govaerts van Rode Kruis-Vlaanderen: “In het Verenigd Koninkrijk bestaat de zogenaamde pledge. Je kunt er een bindende belofte doen over het geld dat je toezegt. Wij weten bij een gift daarentegen van niets, en moeten afwachten wat het wordt. Rode Kruis-Vlaanderen praat met vermogensbankiers over de voordelen van de legaten voor hun klanten. Onze inkomsten uit nalatenschappen waren in 1999 20 miljoen frank, in 2000 25 miljoen en we verwachten 35 miljoen in 2001.” Plan International vraagt de notarissen om hun klanten op een testamentaire schikking ten voordele van Plan te wijzen.

Mijn vriend de donateur

Lutgart Govaerts hanteert een vuistregel voor fundraising: “Een frank investeren voor vier frank resultaat. Bij direct mail is de verhouding ongunstiger – één frank voor twee frank – en bij legaten ligt het rendement veel hoger.” De doorsneegift aan Rode Kruis-Vlaanderen is 700 frank. Govaerts: “Het Rode Kruis ontvangt gemiddeld lage giften, maar je moet het totale proces bekijken. Onze jaarlijkse stickeractie levert ons 200 frank per deelnemer op, een pleegouder van Plan International betaalt 10.000 frank over dezelfde periode.”

“99% van de bevolking kent Rode Kruis-Vlaanderen en bijna de helft van de mensen rekent ons tot de drie organisaties waarvoor ze het meest sympathie hebben,” vult Tuur Hoste aan. “Alleen is er geen rechtlijnig verband tussen sympathie en effectieve steun. We worstelen met de vanzelfsprekendheid van het Rode Kruis. We zijn er al zo lang en worden als een semi-officiële organisatie aangezien. Rode Kruis-Vlaanderen is wettelijk een instelling van openbaar nut, geen vzw, zoals de meeste humanitaire organisaties. Dat betekent níét dat we een overheidsinsteling of een bureaucratie zijn.”

Plan International cultiveert de band met zijn 45.000 pleegouders. Voor Rode Kruis-Vlaanderen zijn de 15.000 vrijwilligers belangrijk als helpers en visitekaartjes. Directeur Willemse: “Met emoties werven doen we niet, al blijft dat het verwijt van anonieme NGO’ers. Er zijn barrières ingebouwd om de kandidaat-pleegouders te tonen wat we op het terrein werkelijk doen. We wijken af van de traditionele ontwikkelings-NGO in België. Plan International heeft geen werkgroepen, bepraat geen ministers, voert geen campagne tegen de internationale speculatie en laat het twistgesprek over structurele of niet-structurele maatregelen in de ontwikkelingslanden aan anderen over. We lenigen nood waar het moet, zoals het Rode Kruis op zijn manier.”

De wervingskost van een pleegouder mag niet hoger oplopen dan 3000 à 4000 frank. “Onze acties zijn op budgetten en doelstellingen gebaseerd,” aldus Willemse. “De wervingskost is internationaal binnen de organisatie vrij vergelijkbaar. Onze kostenfactor is 13,8% voor werkingskosten en fondsenwerving, dat is ruim onder de fiscaal aanvaarde 20%. We ontvangen en vragen geen subsidies voor onze werking of publicaties. In België kiezen we voor een hogere wervingskost omdat we naar stabiele pleegouders zoeken, pleegouders die acht tot negen jaar trouw blijven aan hun engagement van ongeveer 10.000 frank per jaar. Customer loyalty is een prioriteit in de werving. Mensen die om de drie maanden hun focus veranderen, maken het veldwerk moeilijker. Bovendien maakt het de fosterkinderen met wie ze correspondeerden ongelukkig.”

Nood aan controle

De Vereniging voor Ethiek in de Fondsenwerving werd in 1996 opgericht. De zelfregulerende VEF heeft een deontologische code met dertig ondertekenaars. Artsen zonder Grenzen en Plan International tekenden niet. AzG vindt zich onvoldoende in de code terug. Er bestaat bijvoorbeeld discussie over de oorbare beeldtaal: mag een vrouw met een stervend kind op de schoot op een affiche, enzovoort.

De VEF probeert de rekeningen van de liefdadigheidsinstellingen doorzichtiger en uniformer te maken. De branche wordt in België immers heel slap of zelfs niet gecontroleerd (zie Opinies, blz. 167). Een Centraal Bureau Fondsenwerving (Nederland), Charity Commission (VK) of Comité de la Charité (Frankrijk) hebben we niet. Dirk Willemse: “Plan International is voorstander van die VEF-normen, maar vindt dat het controlemechanisme van de sector buiten de organisaties moet staan. Onafhankelijke controle is de betere weg. Bovendien vrezen we dat VEF zich op dit moment aan het verliezen is in detaillisme bij de zelfcontrole. Er moeten parameters komen die helder zijn voor het publiek en voor een externe toezichthouder.” Vooralsnog is de toekenning van een fiscaal attest door het ministerie van Financiën de belangrijkste toelatingsproef voor de Belgische hulporganisaties.

FRANS CROLS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content