Nutteloze verkiezingsprogramma’s

Jef Vuchelen Jef Vuchelen is professor Economie aan de VUB

Verkiezingen geven de kiezer de mogelijkheid om het beleid te evalueren en om een voorkeur uit te drukken over het toekomstige bestuur, daar gaan we van uit. De evaluatie van beleidsvoerders gaat natuurlijk alleen op voor de meerderheid, want de oppositie droeg geen verantwoordelijkheid en kan dus nauwelijks worden geëvalueerd.

Maar een gunstige evaluatie van het gevoerde beleid wil niet zeggen dat de kiezer gelooft dat deze politici ook het meest aangewezen zijn om het beleid in de toekomst uit te voeren. De kiezer kan dus in een conflictsituatie terechtkomen. De huidige beleidsvoerders belonen of anderen aanduiden omdat ze beter geschikt lijken om de toekomstige uitdadingen het hoofd te bieden. Het is duidelijk dat de kiezers er beter aan doen om te opteren voor een zo goed mogelijk toekomstig beleid, meer dan voor het uitdelen van beloningen. Aan het eerste heeft hij iets, aan het tweede niets.

De voorgaande tegenstelling zal aan de Belgische kiezer grotendeels voorbijgaan. Hij zal het al moeilijk hebben om het voorbije beleid aan één politieke partij toe te schrijven. Er waren minstens vier partijen waardoor er een losse band bestond tussen de partijprogramma’s van de vorige verkiezingen en het gevoerde beleid.

Deze losse band valt ook te verwachten na de komende verkiezingen. Niets garandeert dat de winnaars van de verkiezingen ook in de meerderheid belanden en dus mee besturen. Maar zelfs voor de meerderheidspartijen geldt dat deelname aan een regering niet inhoudt dat ze belangrijke aspecten van hun verkiezingsprogramma kunnen realiseren. Denken we maar aan de Vlaamse partijen die van de splitsing van BHV een belangrijke regeringsdoelstelling maakten in 2007.

De losse band tussen verkiezingsprogramma’s en het regeringsbeleid is het gevolg van coalitieregeringen. Dat valt moeilijk te wijzigen, zeker op korte termijn. Je kunt dromen van tweepartijenstelsels, maar in de Belgische context betekent dat een coalitie tussen een Vlaamse en een Franstalige partij. We durven er niet aan te denken hoe een regeringsprogramma er zou uitzien als die coalitie asymmetrisch zou zijn. Op federaal vlak is België dus gedoemd om te worden geleid door brede coalitieregeringen.

Coalities hebben een reeks nadelen zoals de onduidelijkheid van het beleid, de neiging om compromissen af te sluiten op kosten van het overheidsbudget, de verhoogde tendens naar politieke conflicten, enzovoort. Nu lijkt de kiezer misleid te worden.

Waarom zouden partijen een realistisch verkiezingsprogramma opstellen als ze weten dat er nadien toch maar een beperkt deel van wordt uitgevoerd? Politieke partijen hebben er dus voordeel bij om populaire onhaalbare voorstellen op te nemen in hun verkiezingsprogramma.

Een beter voorbeeld dan ‘vijf minuten politieke moed’ is allicht niet te vinden. De populariteit van voorstellen waarborgt een succesvolle verkiezingsuitslag en de coalitie die eventueel moet worden afgesloten biedt het excuus dat ‘de anderen’ verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor het niet realiseren van de voorstellen.

Alle partijen zijn daaraan onderhevig door de onderlinge concurrentiestrijd. De verkiezingsstrijd ontaardt dan ook geregeld in een wederzijds verwijt van demagogische voorstellen. Deze strijd levert ons geen informatie op. De zendtijd op televisie kan beter worden gevuld met politieke publiciteit.

Kiezers misleiden blijft op de langere termijn niet zonder gevolgen. Verkiezingsbeloftes die zelden of nooit worden gerealiseerd en, wellicht veel erger, politieke partijen die zich na de verkiezingen niet meer druk maken over hun beloftes, ontmoedigen kiezers. Niet verbazend dat kiezers hun vertrouwen in de politiek verliezen. De oproep om niet te stemmen is hiervan een illustratie.

Verkiezingsprogramma’s zijn dus het papier niet waard waarop ze geschreven zijn. Ze leren ons weinig of niets over de programmapunten die iedere partij in een volgende regering wil doordrukken en zijn dus weinig informatief over het beleid dat wordt gevoerd.

U kunt dit gemakkelijk zelf nagaan door op basis van een paar mogelijke verkiezingsuitslagen een regeringscoalitie en regeerprogramma op te stellen. Wedden dat deze programma’s nauwelijks verschillen? Niet voor niets dat regeringsonderhandelingen geregeld langer aanslepen dan een verkiezingsstrijd. Aan deze situatie is weinig te verhelpen tenzij je op termijn het politieke beslissingscentrum kunt verschuiven naar de regio’s. Hierdoor zou het aantal coalitieleden toch al halveren. Geen slecht begin.

DE AUTEUR IS PROFESSOR ECONOMIE AAN DE VUB.

Jef Vuchelen

Waarom zouden partijen een realistisch verkiezingsprogramma opstellen als ze weten dat er nadien toch maar een beperkt deel van wordt uitgevoerd?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content