NIVEAU, AUB
FORSE HANDICAP.
Loopt het met de Belgische loonkosten nu echt de spuigaten uit of niet ? Er worden eindeloze diskussies en pennegevechten over gevoerd, maar uiteindelijk zijn die dikwijls naast de kwestie. Al te vaak beperkt het debat zich immers tot de vraag of het stijgingspercentage van onze loonkosten voor een bepaald jaar al dan niet in de lijn ligt met wat bij de drie, vijf dan wel zeven belangrijkste handelspartners gebeurt.
Een argumentatie louter gebaseerd op veranderingspercentages kan tot totaal verkeerde beleidskonklusies leiden omdat men dan niets zegt over het absolute niveau van de loonkosten als dusdanig. Een voorbeeld ter illustratie. Stel dat de landen A en B uitgedrukt in gemeenschappelijke munt een loonkostniveau hebben van respektievelijk 100 en 90. Beide landen staan op vele vlakken in konkurrentie met elkaar en, wetende dat in land B de loonkost in de komende drie jaar met gemiddeld 5 % per jaar zal toenemen, beslist de regering van land A fors in te grijpen en voor de komende drie jaar het gemiddelde stijgingspercentage van de loonkost te beperken tot 2,5 %, de helft dus van dat in land B.
Na drie jaar van ingrijpende matiging op het vlak van de loonkost zit land A met een loonkostniveau van 107,7, nog altijd een stuk boven de 104,2 waar land B mee eindigt na drie jaar van stijgingspercentages dubbel zo groot als die in land A. Het heeft dus geen zin alleen maar over veranderingspercentages te spreken, de gangbare Belgische praktijk. Meer bepaald bij de Nationale Bank heeft men dit klaarblijkelijk nu ook ingezien. De studiedienst kreeg daar onlangs de dringende opdracht om snel de internationale positie van België inzake het niveau van de loonkosten in kaart te brengen.
Omwille van enerzijds ons gebrekkig statistisch apparaat en anderzijds de grote verschillen tussen de diverse landen inzake de definitie van het begrip loonkost is geen bruikbaar vergelijkingsmateriaal op het niveau van de totale ekonomie beschikbaar. Bijgaande grafiek geeft het loonkostniveau in gemeenschappelijke munt voor de sektoren metaalverwerking en textiel. Het valt niet te ontkennen dat de Belgische bedrijven ten opzichte van buitenlandse konkurrenten met een serieuze handicap zitten inzake niveau van de loonkost. Alleen in Duitsland ligt dat niveau nog hoger, wat meteen verklaart waarom precies vooral Duitse bedrijven de jongste jaren zulke ingrijpende saneringsoperaties doorvoerden.
Valt het verschil met de andere landen niet te herleiden tot een produktiviteitsverschil. Remi Boelaert, direkteur van het Ekonomisch Departement bij Fabrimetal, is formeel : “Neen. De produktiviteit in landen als Frankrijk en zelfs Spanje ligt wat onze sektor betreft zeer dicht bij de Belgische, niet het minst omdat uiteindelijk overal een vergelijkbare technologie wordt aangewend. Deze handicap inzake het niveau van de loonkost is dus zeer reëel. Als gewogen gemiddelde ten opzichte van de belangrijkste konkurrenten schatten wij die handicap vandaag in op 15 %. “
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier