Niet meer aan de leiband
Geruime tijd was de Vlaamse investeringsmaatschappij GIMV de dokter van hopeloze bedrijven. Voormalig voorzitter Raynier van Outryve d’Ydewalle vertelt hoe het lelijke overheidseendje een marktgerichte risicokapitaalverschaffer werd.
Met twee secretaresses, twee bodes en enkele bij de ASLK bijeengebedelde tweedehandsmeubelen installeerden Gerard Van Acker en Raynier van Outryve d’Ydewalle zich in 1980 in de Antwerpse Agneessensstraat. De Investeringsmaatschappij voor Vlaanderen (GIMV) kende een bescheiden start. Beide boegbeelden waren gepokt en gemazeld in de Belgische kabinetten. De 37-jarige, kersverse directeur-generaal Van Acker was kabinetschef bij toenmalig minister van Economische Zaken Willy Claes (SP). De 44-jarige voorzitter van Outryve d’Ydewalle was kabinetschef bij staatssecretaris voor Vlaamse Streekeconomie Paul Akkermans (CVP). Beiden kwamen uit Brugge, zij het uit heel uiteenlopende milieus. De telg uit een oude West-Vlaamse adellijke familie had rechten en economie gestudeerd in Leuven, de neef van de socialistische voorman Achille Van Acker kwam als jurist van de VUB.
“Toch klikte het tussen ons. Wij vormden een echt duo. In veel bedrijven wordt aan de top een latente machtsstrijd gevoerd. Bij de GIMV was dat anders. Door onze studies, onze professionele ervaring en ons relatienetwerk waren Gerard Van Acker en ik elkaars tegenpolen, maar tegelijk vulden we elkaar goed aan,” vertrouwt Raynier van Outryve d’Ydewalle ons toe in De bedrijvenbouwer. In dat boek, geschreven met De Standaard-redacteur Stefaan Michielsen, blikt hij terug op de twintig jaar dat hij mee de lakens uitdeelde bij de investeringsmaatschappij. In 1999 ging hij met pensioen. “Over de verdere ontwikkeling van de GIMV wens ik geen uitspraken of voorspellingen te doen.”
Ten dode opgeschreven. Momenteel staat de GIMV voor een nieuwe mijlpaal in haar geschiedenis. Huidig voorzitter Herman Daems moet het meerderheidsbelang van de Vlaamse overheid van 70% afbouwen tot 25% plus één aandeel, een blokkeringsminderheid. Het is nu wachten tot de beurshemel opklaart of op zijn minst de GIMV-portefeuille wat opgeblonken wordt. De investeringsmaatschappij kreeg de jongste maanden opdoffers als Lernout & Hauspie, CS2 en Kinepolis te incasseren.
Al bij het begin in 1980 zag het leidende duo de GIMV als een actieve investeringsmaatschappij. Maar de nieuwbakken Vlaamse overheid (toen nog enige aandeelhouder) dirigeerde de vennootschap naar desperate reddingsoperaties in plaats van marktgerichte investeringen. “In de publieke opinie krijgt de GIMV het imago van parkeerplaats voor bedrijven die ten dode zijn opgeschreven. Het management, in de eerste plaats dus Gerard Van Acker en mij, wordt verweten al te slaafs op te draven als boodschappenjongens van de Vlaamse politici. De hoofdopdracht van de GIMV – de groei ondersteunen van bestaande bedrijven en de oprichting aanmoedigen van innovatieve projecten – lijkt te blijven steken in de goede bedoelingen.”
Door de verbetering van de economische conjunctuur kan de GIMV zich vanaf 1987 en 1988 meer toespitsen op goed gerichte investeringen. Al gauw profileert ze zich in Vlaanderen als de belangrijkste verschaffer van private equity (risicokapitaal voor niet-beursgenoteerde ondernemingen). Er worden initiatieven in de meest diverse sectoren ontplooid (zoals Plant Genetic Systems, Kinepolis en Barco).
De KS-affaire. In de derde fase (1989-1993) volgt de socialist Norbert De Batselier de CVP’er Gaston Geens op als Vlaams minister van Economie. Hij duwt de GIMV vooral in haar rol van overheidsholding. Op dat ogenblik worden de overheidsbelangen in de nationale sectoren (staal, steenkool, scheepsbouw, textiel en holglas) gefederaliseerd. In Vlaanderen worden ze ondergebracht in de vennootschap Gimvindus, een nieuwe dochter van de GIMV. De maatschappij verslikt zich evenwel in het schandaal rond de Kempense Steenkoolmijnen (KS). Van Outryve d’Ydewalle ontsnapt aan de aantijgingen, omdat Gerard Van Acker de GIMV vertegenwoordigde in de raad van bestuur van de KS. In januari 2001 werd Van Acker (licht) veroordeeld in het KS-proces en nam ontslag. Als verweer roept van Outryve onder meer de sterke politisering van de KS in. Maar ook de Limburgse mentaliteit “om bij voorkeur alles onder elkaar te regelen” krijgt een veeg uit de pan. “Want niet alleen bij de KS liep het mis. Het hele Limburgse reconversiegebeuren leed aan dezelfde kwaal.”
De KS-affaire leidde tot de verzelfstandiging van de dochters, waardoor de GIMV zich voluit kon toespitsen op haar kernactiviteiten: groeikapitaal en venture capital. Daarmee belanden we bij de periode 1994-2000. De GIMV floreert. De grotere autonomie wordt zelfs weerspiegeld in het binnenhalen van meer aandeelhouders. In 1997 wordt 20% op de Brusselse beurs geplaatst. Straks wordt de volgende operatie ingeluid, waarbij de Vlaamse overheid definitief genoegen neemt met een minderheidsbelang.
Raynier van Outryve d’Ydewalle & Stefaan Michielsen, De bedrijvenbouwer. Lannoo, 184 blz., 695 fr.
Luc De Decker
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier