Netto-indexering kan 100.000 jobs redden
De komende twee jaar is er geen enkele ruimte voor een echte loonsverhoging. Zelfs de gewone indexering is er eigenlijk al te veel aan. Maar niet getreurd: een netto-index kan de lonen gelijke tred doen houden met de inflatie, en bovendien 100.000 jobs redden. Nu de vakbonden nog overtuigen.
Het rapport van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB), een referentie voor de loonmarge voor 2009-2010, leert twee zaken. Ten eerste: ook al wil de CRB niet één specifiek richtcijfer geven voor maximale loonstijgingen, het is duidelijk dat er de komende twee jaar geen ruimte is voor reële loonsverhogingen. De automatische indexering wordt geraamd op 5,1 procent voor 2009-2010 en die is even hoog als de raming van de loonevolutie in de drie buurlanden. Ten tweede: de loonkostenhandicap van België ten opzichte van de buurlanden is de voorbije twee jaar nog eens toegenomen met 2,6 procent. Daarmee is de Belgische loonkostenhandicap sinds de invoering van de wet op het concurrentievermogen in 1996 opgelopen tot 4,1 procent.
Dat is vreemd, want volgens de wet mogen de loonkosten in ons land niet sneller stijgen dan in de buurlanden. Als dat wel het geval is, moet er een correctie worden doorgevoerd. Maar de regering en de sociale partners hebben verzuimd om die wet correct toe te passen. Werkgevers luiden nu de alarmbel. De wet moet correct worden toegepast en dus is een compensatie voor de loonkostenhandicap nodig. Zeker in deze economisch moeilijke tijden, kwestie van onze bedrijven niet verder uit de markt te prijzen.
Wat zijn de opties? Moet de handicap afgetrokken worden van de officieuze loonnorm van 5,1 procent voor 2009-2010? Alles wat een aantasting is van de koopkracht van de bevolking ligt moeilijk. Vandaar dat werkgevers ervoor pleiten de handicap weg te werken via een lastenverlaging. En dat kan via een aanpassing van het automatische indexsysteem.
Sociale zekerheid casht
De werkgeversorganisaties kiezen voor een netto-indexering, ook al zijn er andere oplossingen (zie kader Morrelen aan de index). Concreet betekent de netto-index dat de indexaanpassing op het brutoloon niet volledig wordt doorgerekend aan de bedrijven. Een indexaanpassing van twee procent houdt immers in dat het brutoloon met twee procent toeneemt, niet het nettoloon. Onderzoek van Unizo toonde aan dat met een bruto-indexering twee derde van het totale bedrag door de staat wordt afgeroomd. Het extraatje voor de werknemer beperkt zich dus tot een derde van de indexering. Bij een netto-indexering wordt de loonsverhoging aan de werknemer toegekend, maar verdwijnt de rest van het bedrag niet in de staatskas.
Unizo pleitte een aantal maanden geleden al om het principe van de netto-index te laten spelen. De werkgeversorganisatie stelde vast dat door de hoge inflatie van begin dit jaar de indexering van de lonen ongeveer twee procent hoger zou uitvallen dan gepland.
Die twee procent kost de Belgische privésector zo’n 2,7 miljard euro extra op een totale loonmassa van 133,7 miljard euro, inclusief sociale bijdragen, berekende Unizo. Amper 34 procent daarvan, of 900 miljoen euro, komt netto op de rekening van de werknemers. De rest, 1,8 miljard euro, vloeit naar de fiscus en de sociale zekerheid. Voor de concurrentiepositie van onze bedrijven is dit systeem nefast.
Meer loon zonder jobverlies
Kan het ook anders? We voerden simulaties uit door het principe van de netto-index toe te passen op de geplande indexeringen van 5,1 procent voor de komende twee jaar. Wat is de impact? Als we ervan uitgaan dat bij een indexering van de brutolonen gemiddeld twee derde naar de staatskas vloeit en een derde naar de werknemers, bedraagt de aanpassing van de nettolonen met deze loonnorm 1,7 procent.
3,4 procent, of twee derde van de geplande loonnorm, wordt dan niet doorgestort aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ). Dat is de facto een lastenverlaging voor de bedrijven. Aangezien we ervan uitgaan dat de lonen in de buurlanden de komende twee jaar wel met 5,1 procent stijgen, betekent dit dat de Belgische bedrijven hun concurrentiepositie versterken. Anders gezegd: ze winnen hun loonkostenhandicap voor een deel terug.
Dat heeft ook positieve effecten op de arbeidsmarkt. De Leuvense econoom Joep Konings berekende een paar jaar geleden dat een loonkostenstijging van een procent leidt tot een procent minder vraag naar arbeid. Volgens die regel betekent het niet doorvoeren van een loonkostenstijging van 3,4 procent dat in twee jaar 98.600 jobs worden gered (of 3,4 procent van de 2,9 miljoen werknemers in de privésector).
Lage lonen benadeeld
Een netto-index is niet alleen gunstig voor de concurrentiepositie van de ondernemingen. Het is ook een sociale maatregel, aangezien lagere inkomens door het bruto-indexeringssysteem zwaarder worden getroffen dan de hogere inkomens. De cijfers die Unizo hanteert over de bruto-indexaanpassing zijn immers gemiddelden.
Als we de verschillende inkomens met elkaar vergelijken, bestaan er grotere verschillen. Bij het minimumloon verdwijnt tot 85 procent van de gestegen loonkosten in de staatskas. Bij een brutoloon van 4000 euro daalt dat percentage tot 71 procent. (zie tabel Bruto-index benadeelt lage lonen). SD Worx verklaart dit exorbitant hoge percentage door de dalende kortingen op sociale bijdragen of een daling van de loonsubsidies bij stijgend loon. Brutolonen komen plots in een categorie terecht met hogere sociale lasten. Werknemers die recht hebben op een werkbonus (een verlaging van de persoonlijke sociale bijdrage), zien die door de indexverhoging plots afgezwakt.
Een voorbeeld. Een alleenstaande bediende met een brutoloon van 2000 euro ontvangt een nettoloon van 1303,40 euro en kan rekenen op een werkbonus van 35,69 euro. Een indexering van twee procent brengt het brutoloon op 2040 euro en het nettoloon op 1317,17 euro. Netto 13,8 euro extra dus. Maar de korting op de persoonlijke sociale bijdrage via de werkbonus daalt tot 28,68 euro. Van de 40 euro die zijn werkgever hem meer betaalt, houdt de werknemer dus amper 6 euro over.
Het kan beter
Een netto-indexering kan op verschillende manieren berekend worden. Je kunt bijvoorbeeld wel het brutoloon indexeren, maar de sociale bijdragen blijven berekenen op het oude, niet-geïndexeerde loon.
Nemen we opnieuw ons voorbeeld van een alleenstaande bediende met een brutoloon van 2000 euro. Bij een indexering van twee procent wordt de sociale bijdrage niet berekend op het nieuwe brutoloon van 2040 euro, maar op het oude van 2000. Het nettoloon bedraagt dan 1322,38 euro. In plaats van ongeveer 13,8 euro extra, houdt de werknemer dan netto zo’n 19 euro over. En zijn werkbonus blijft op peil.
Ook voor de werkgever is er nog een extra voordeel. Op een brutoloon van 2000 euro betaalt hij 657 euro sociale werkgeversbijdrage wat de totale loonkosten op 2657 euro brengt. Als een indexering van twee procent wordt doorgevoerd, en op dat nieuwe brutoloon wordt ook de sociale bijdrage berekend, dan stijgen de totale loonkosten voor de werkgever naar 2710,14 euro. Wordt het brutoloon van vóór de indexering als referentie behouden, dan bedragen de totale loonkosten slechts 2697 euro. Lijst Dedecker diende dit voorjaar een wetsvoorstel in die zin in en pleitte onlangs nog voor een netto-indexering.
Gevaar voor sociale zekerheid
Deze cijfers kunnen de vakbonden niet overtuigen van het nut van een netto-indexering. De vakbonden vinden het op zich niet erg dat een groot deel wordt afgeroomd door de overheid, want in hun ogen is een brutoloon ook een uitgesteld loon: een deel gaat naar de sociale zekerheid. Met een netto-index zou de sociale zekerheid in het rood gaan. Ze voelen zich gesterkt door de weinig rooskleurige vooruitzichten van het Planbureau en de RSZ. Voor 2008 rekent de RSZ op een overschot van zo’n 600 miljoen euro. Maar de economische crisis zal dat overschot volgend jaar doen smelten als sneeuw voor de zon, als we de RSZ mogen geloven. Die voorspelt in 2009 een tekort van 638 miljoen. Het Planbureau ziet de zaken minder somber in en heeft het over een gat van 489 miljoen. Aan de inkomstenkant komt dat niet alleen door de dalende sociale bijdragen. De crisis zou ook de btw-inkomsten doen dalen die voor een deel de sociale zekerheid financieren. De alternatieve financiering van de RSZ steeg van 1,5 procent van het bbp in 2000 naar 3,4 procent. Bovendien stijgen de uitgaven van de RSZ volgend jaar sterk door de gestegen uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen en het toenemende succes van de dienstencheques.
De voorstanders van de netto-indexering daarentegen wijzen erop dat hun voorstel jobs redt en zo de sociale zekerheid stijft. Het debat over de netto-indexering staat dus niet los van dat over de financiering van de sociale zekerheid.
Door Alain Mouton
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier