NEERLANDS HOOP IN BANGE DAGEN

Méér dan 18 miljoen werklozen telt de Europese Unie vandaag. Het cijfer is alarmerend hoog, en de kans dat het op korte termijn substantieel daalt, is zeer laag. Onder druk van de publieke opinie werd het tewerkstellingsthema bovenaan de politieke agenda geplaatst op de voorbije Top van Amsterdam. De lidstaten spraken af om hun tewerkstellingsbeleid voortaan beter te coördineren en een beroep te doen op de Europese Investeringsbank (EIB) om de creatie van banen te financieren. Een magere belofte. De nieuwe Franse premier Lionel Jospin, die had gevraagd om 1,8 miljard dollar slapende reserves van de EIB en de EGKS te activeren, werd in ieder geval met een kluitje in het riet gestuurd.

Nochtans bevonden de Europese regeringsleiders zich op symbolische grond inzake de tewerkstellingsproblematiek. Het Nederlandse werkloosheidspercentage komt dit jaar maar net boven de 6 % uit. Andere Europese kernlanden als België, Frankrijk en Duitsland kunnen daar alleen maar van dromen.

Het Nederlandse succes berust op drie fundamenten. De eerste en meest gekende pijler is de volgehouden matiging op het vlak van de loonkosten (wat iets heel anders is dan het blind blokkeren van de brutolonen). Het tweede fundament heeft betrekking op de flexibilisering van de arbeidsmarkt. Het aantrekkelijker maken van deeltijdse banen is daarvan een typisch voorbeeld. De Nederlanders rusten ter zake trouwens niet op hun lauweren : vandaag staat het concept van het minimumloon ter discussie.

De derde pijler van het Nederlandse tewerkstellingsbeleid is het aspect publieke werken, meer bepaald infrastructuurwerken. De Nederlanders dreven het tempo van de infrastructuurwerken zeer geleidelijk op zonder daarbij in dom keynesianisme te vervallen. Infrastructuurwerken zijn er trouwens niet synoniem van alleen maar autosnelwegen aanleggen. Ook het milieuaspect komt in Nederland uitgebreid aan bod. De economische rationaliteit achter die investeringen is meestal niet ver te zoeken, maar dat is lang niet altijd hetzelfde als onmiddellijke economische rendabiliteit.

Ook in Europa zou men de derde pijler van het Nederlandse succesverhaal kunnen ontwikkelen. Met het fameuze Witboek van voormalig Commissievoorzitter Jacques Delors ligt trouwens al enkele jaren een kant-en-klare blauwdruk hiervoor op tafel. Vraag is evenwel of de nodige politieke wil aanwezig is om, zonder nieuwe budgettaire ontsporingen te veroorzaken, miljarden vrij te maken voor een pan-Europees infrastructuurbeleid.

Zelfs indien de politici de moed zouden vinden om het infrastructuurbeleid concreet vorm te geven, blijft het nog de vraag in hoeverre dit aspect alleen het werkloosheidsleed kan verzachten. De Nederlandse formule is vooral succesvol omdat er op een consistente wijze verschillende sporen tegelijk werden gevolgd, en dat gedurende vele jaren. Men mag niet vergeten dat het nu zo bejubelde Nederlandse beleid al van in de tweede helft van de jaren tachtig in de steigers staat. Het duurde verscheidene jaren vooraleer het echt vruchten begon af te werpen. Pas toen de Nederlandse economie en de tewerkstelling nagenoeg immuun bleken voor de algemene recessie van 1993 begonnen andere landen in te zien dat er in Nederland iets ernstigs aan de gang was.

Zelfs in de erg optimistische hypothese dat er een Europees infrastructuurbeleid met dito investeringen zou komen, zullen de lidstaten nog altijd een zinvol en allesomvattend tewerkstellingsbeleid moeten uitwerken. Alleen zij kunnen immers de loonkosten matigen en de arbeidsmarkt efficiënter laten werken. Dat mag natuurlijk in onderling Europees overleg gebeuren, maar precies het Nederlandse voorbeeld toont aan dat men op dit vlak niet meteen grote schaalvoordelen vanuit de Europese dimensie moet verwachten.

De verscherpte Europese aandacht van de Top van Amsterdam voor de tewerkstellingsproblematiek is echter niet zonder risico’s. Het gevaar bestaat dat bij brede lagen van de bevolking de verwachting gaat leven dat het werkloosheidstij nu wel snel zal gaan keren. Zelfs indien de Europese Unie én de verschillende lidstaten de nodige stappen zouden zetten om het Nederlands model te kopiëren, dan nog zal het minstens enkele jaren duren vooraleer de resultaten zichtbaar zijn. Het lijkt er dus op dat de politiek eens te meer gezichtsverlies zal lijden en aan geloofwaardigheid inboeten. Een cruciaal probleem, want precies die politieke geloofwaardigheid naar producenten en consumenten toe is van erg groot belang om een beleid à la hollandaise te laten slagen.

Johan Van Overtveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content