NEEN, ZE WORDEN NIET GESUBSIDIEERD
Iedereen krijgt in China subsidies, waarom wij niet?” kreeg Stefaan Waeyenberge te horen vanuit België. De wereldleider in matrastijk, Bekaert Textiles, produceert sinds vorig jaar in Wuxi. “We konden het thuisfront er maar niet van overtuigen dat zulke subsidies niet bestaan,” lacht Waeyen- berge, general manager van Bekaert Textiles (Wuxi) Co. Ltd., de enige Vlaamse textielfabrikant die in China produceert. Waeyenberge ziet twee mogelijke scheeftrekkingen: Chinese bedrijven eisen geen return van 15 % en mogelijk scheelt er ook wat aan hun afschrijvingskosten. Dat laatste is een hypothese. “Het kan zijn dat de nieuwe privé-eigenaars de machines van een staatsbedrijf overnemen zonder rekening te moeten houden met afschrijvingen. Maar ook al zou dat het geval zijn, dan komt er toch een moment dat ze zelf nieuwe machines moeten aankopen.” Waeyenberge verwijst ook naar vermeende exportsubsidies. “Dat is onzin. Chinese exporteurs mogen 13 % van de normale 17 % BTW terugvorderen. Eigenlijk betalen ze dus een exporttaks van 4 %. Maar in Europa houdt men dit soort verwarring in stand.”
Overal ter wereld vormen grondstoffen en materialen in textiel grosso modo 65 % van de totale kosten. Tim Xin, general manager van PicanolSjanghai, loopt de kostenstructuur van zijn klanten af. De Chinese katoenprijs is bekend, daar zit geen comparatief voordeel op. “Chinese polyestergarens zijn amper 1 à 2 % goedkoper dan kunstvezels uit Taiwan of Japan. De overige 35 % kosten zijn dus afschrijvingen, financieringskosten, energie, gebouwen en lonen. Waarom komen westerse bedrijven hier produceren? Juist, vanwege de lage lonen. Dat speelt mee in de kostprijs van een gebouw, maar in textiel wegen lonen hooguit 10 % in de totale kostprijs.” Energie is in China niet goedkoper en privé-bedrijven moeten hun leningen stipt aflossen. “Tegenwoordig draaien ze op het randje van break-even en produceren ze nagenoeg aan de kostprijs van hun grondstoffen.”
Volgens Tim Xin betaalde slechts 70 % van de textielbedrijven – tot in 2002 – zijn interest op bankschulden. “Dat is niet langer het geval. Zeker niet in de privé, en de helft van de textielindustrie is vandaag in privé-handen.” Staatsbedrijven zijn volgens hem een ander verhaal. Hoewel. Ongetwijfeld wordt in de overgang van een planeconomie naar vrije markt en van staats- naar privé-eigendom hier en daar iets door de vingers gezien. Maar sinds april 2004 doen banken moeilijker bij het toekennen van leningen. “Staatsbedrijven boerden ook goed in de boom-jaren. Toen ze vanaf 2002 geen 3 yuan winst meer maakten wegens de hevige concurrentie, legde de overheid bij. Maar dat gebeurt steeds minder. Het is een kwestie van tijd, want China wil tegen elke prijs sociale onrust vermijden. Waar nodig krijgen staatsbedrijven dus nog faciliteiten om terugbetalingen over langere termijnen uit te smeren.”
In die zin worden ze gesubsidieerd, maar Tim Xin vergelijkt dat met chapter eleven in Amerika: “Noem het een gerechtelijk akkoord op grote schaal. De centrale regering probeert de zaken recht te trekken. Al kan het zijn dat pientere ondernemers er hier en daar nog in slagen achterpoortjes te vinden.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier