Naar een nieuw kapitalisme
Geoff Mulgan, The Locust and the Bee: Predators and Creators in Capitalism’s Future,Princeton University Press, 2013, 344 blz., 35 euro
Nauwelijks vijf jaar geleden zou de vraag wat er zou komen ná het kapitalisme als onzinnig afgewimpeld zijn. Het zou een even belachelijke vraag geweest zijn als vragen wat zou komen na elektriciteit of na de wetenschap. Het kapitalisme was tot 2007 onbetwist. Iedereen dacht dat de bomen tot de hemel zouden groeien en wereldwijde markten hadden China en India al geïntegreerd in hun groeipad. Sommige multinationale bedrijven waren groter dan sommige nationale staten. Het beste bewijs dat het succesvolle kapitalisme onverwoestbaar was.
Het vervolg is bekend. De Grote Recessie heeft de reputatie van het kapitalisme zwaar aangetast. Maar afgezien van een paar radicale bewegingen werd het systeem zelf nooit ter discussie gesteld. Economen willen veeleer op zoek gaan naar een nieuwe versie van het kapitalisme. In dat debat heeft Geoff Mulgan met The Locust and the Bee: Predators and Creators in Capitalism’s Future een nieuwe bijdrage geleverd. Mulgan is niet de eerste de beste. Hij richtte de denktank Demos op en was director van de Prime Minister’s Strategy Unit onder Tony Blair. Vandaag is hij het hoofd van de National Endowment for Science, Technology and the Arts in het Verenigd Koninkrijk.
Volgens Mulgan is het relevant zich af te vragen welk soort kapitalisme we in de toekomst willen. Kiezen we voor het zachte en menselijke kapitalisme, voorgesteld door de bij, of voor het harde en onmenselijke kapitalisme, met de sprinkhaan als metafoor? De recente economische crisis is volgens hem opnieuw een dramatische herinnering aan de vaststelling dat het kapitalisme zowel kan produceren als vernietigen. Het is een systeem dat door zijn aard bijen én sprinkhanen produceert. Geoff Mulgan verwerpt het principe van creatieve destructie van Joseph Schumpeter niet. Het is normaal dat bepaalde bedrijven of sectoren succesvol zijn maar na verloop van tijd ook weer verdwijnen. Maar veeleer dan de nadruk te leggen op vernietiging van economische concurrenten en tegenstanders (de sprinkhaanaanpak) heeft het kapitalisme vooral nood aan creativiteit in nieuwe sectoren.
In hoofdstuk 9 van het boek legt Mulgan uit wat hij daarmee bedoelt. De auteur stelt dat de dominante sectoren van de toekomst niet meer auto’s en staal, microchips en financiële diensten zijn, maar wel gezondheid, onderwijs, zorg en groene industrieën; domeinen waar relaties van cruciaal belang zijn. Mulhan schrijft: “We zijn getuige van een opkomst van een economie die gebaseerd is op relaties, meer dan op producten. Een economie die eerder betrekking heeft op doen dan op hebben.” Mulgan ziet hier creatieve groei zonder constante naijver en keiharde concurrentie tussen bedrijven.
Kortom, de auteur toont aan dat er wel degelijk nog een toekomst is voor het kapitalisme, maar dan wel een met een menselijker gelaat. De analyse of toekomstvisie van Mulgan komt naïef over. De man is echter geen utopische dromer. Hij beseft dat er naast dat ‘menselijke’ kapitalisme uiteraard ook een ‘roofdier’-kapitalisme blijft bestaan. In de huidige economische context ziet hij vooral een machtsstrijd en het streven naar monopolies door bedrijven die actief zijn in de sectoren van de natuurlijke hulpbronnen.
THIERRY DEBELS
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier