NAAR EEN EUROPESE FBI

PIRATERIJ.

Nu de Europese Unie ( EU) de fiscale grenzen heeft afgeschaft en de ondernemingen in een vrije markt steeds meer internationaal opereren, moeten ook de verschillende overheden volgen.

Maar de lidstaten blijven nog te veel bij hun nationale soevereiniteit zweren. Zo kan de fiscale fraude welig tieren. Daarom dringt Ghislain Vandercapellen, directeur-generaal van de Bijzondere Belastinginspectie ( BBI), aan op een betere samenwerking tussen de administraties van de vijftien betrokken landen. Naast de noodzakelijke informatie-uitwisseling pleit de topman van de fiscale brigade voor de oprichting van een Europese controlecel met echte politionele bevoegdheden naar analogie met het Federal Bureau of Investigation ( FBI) in de Verenigde Staten. Nu kan de Unité de Coordination de la Lutte Anti-Fraude ( Uclaf) alleen coördineren, maar zelf geen grensoverschrijdende onderzoeken uitvoeren.

Vandercapellen: “De Monti-werkgroep (genoemd naar de Europese commissaris van Financiën) overlegt nu hoe de diverse overheden zich beter kunnen organiseren tegen de internationale, fiscale fraude. Als gevolg van het vrij verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal moeten ook de administratieve schotten tussen de lidstaten worden afgebouwd. De financiële criminaliteit en belastingparadijzen kan geen enkel land alleen bestrijden. Net als in de strijd tegen de piraterij op zee – die de internationale handel belemmerde – moeten de diverse lidstaten de handen in elkaar slaan om de fiscale fraude aan te pakken. Want hoe je het ook draait of keert, ontduiking tast de fundamenten van de rechtsstaat aan. Bovendien worden de bonafide bedrijven uit de markt geprijsd door de fraudeurs.”

Vooral het witwassen van geld baart de internationale gemeenschap zorgen. Deze georganiseerde misdaad vervalst de werking van de vrije markt en tast de economische groei ernstig aan, aldus Michel Camdessus, directeur-generaal van het Internationaal Muntfonds ( IMF).

HERSTRUCTURERING.

Na een proces van bijna tien jaar – al in 1991 keurde de regering de krijtlijnen van het plan goed (zie Trends, 6 maart 1995 en 22 mei 1997) – staat de nieuwe structuur van de fiscus zo goed als op poten.

Voortaan bestaat het ministerie van Financiën niet langer uit afzonderlijke departementen per belastingsoort, maar uit zes geïntegreerde afdelingen. Op 1 januari 1996 zag de Administratie van Fiscale Zaken ( AFZ) – bevoegd voor de voorbereiding van de fiscale wetten en de dubbele belastingverdragen – het licht. Sinds begin vorig jaar zijn de 47 polyvalente controlecentra van de Administratie van de Ondernemings- en Inkomstenfiscaliteit ( AOIF) operationeel. Ze nemen zowel de personenbelasting als de vennootschapsbelasting en de BTW onder de loep. Daarnaast zullen nog voor de eeuwwisseling twee nieuwe administraties worden opgericht: Invordering en Onroerend Goed (Kadaster, Registratie en Domeinen). Ten slotte blijven Douane & Accijnzen als vanouds een afzonderlijke eenheid. Hetzelfde geldt voor de BBI.

Daarnaast voert de regering haar strijd tegen de fiscale fraude op. Enkele jaren geleden detacheerde het ministerie van Financiën een twaalftal fiscale ambtenaren naar de parketten. Ook bestaat sinds 1994 de mogelijkheid om belastingcontroleurs over te hevelen naar de Centrale Dienst tegen de Georganiseerde Economische en Financiële Delinquentie ( CDGEFID). Op twee personeelsleden van Douane & Accijnzen na is dat echter nog altijd niet gebeurd. Vandercapellen: “Die overgang mislukte gedeeltelijk, omdat vele fiscale ambtenaren gedemotiveerd werden toen bleek dat zij niet actief konden deelnemen aan onderzoeken op het terrein, zoals bijstand bij verhoren en huiszoekingen. Daar is nu een oplossing voor gevonden. De wet werd aangepast, zodat de gedetacheerde belastingcontroleurs het statuut van officier van gerechtelijke politie krijgen. Zo wordt de relatie tussen de fiscale administratie en de parketten versoepeld.”

De topman van de BBI stelt een stijging vast van het aantal fiscale delicten: “Wij worden nu geconfronteerd met een groei van de financiële criminaliteit, die eind jaren tachtig als het ware werd aangekondigd in het boek ” l’Argent Facile” van Alain Minc, destijds de rechterhand van Carlo De Benedetti.” Zo steeg het aantal meldingen van witwaspraktijken aan de Cel voor Financiële Informatieverwerking ( CFI) van 942 in 1993-1994 naar 8754 in 1997-1998, terwijl op 30 juni 1998 de totale opgespoorde bedragen 137,3 miljard frank bedroegen (zie grafiek: Financiële criminaliteit in België).

RESULTATEN.

“Toch levert de strijd tegen de fiscale fraude resultaten op,” aldus Vandercapellen: “De jongste twee à drie jaar nemen de fiscale ontvangsten, zonder expliciete belastingverhoging, met 6% à 7% toe tot zo’n 2600 miljard frank in 1998. Deze stijging ligt veel hoger dan de economische groei. Dat betekent dat het ontradingseffect van onze controles vruchten afwerpt.”

Hoewel de indruk blijft bestaan dat de fiscale fraude nog welig tiert, stelt Vandercapellen recentelijk toch een mentaliteitswijziging vast bij de publieke opinie: “Misschien is de Dutroux-affaire daar niet vreemd aan. Vroeger werd belastingontduiking als een nationale sport beschouwd. Nu keuren de burgers de fiscale fraude steeds meer af, omdat zij beseffen dat ze er zelf de dupe van zijn. Dat geldt zeker voor de BTW-carrousels, waar de staat letterlijk wordt opgelicht. Het betreft hier niet het verzwijgen van inkomsten of omzet aan de fiscus, maar een mechanisme waarmee de oplichters geld uit de schatkist halen dat ze er nooit hebben ingestort. Bovendien is het verontrustend dat de BTW-terugstortingen van de adminstratie relatief sterker stijgen dan de totale BTW-ontvangsten, wat zou kunnen wijzen op een toename van deze misdaad.”

Ondanks de toenemende kloof tussen de burgers en de politiek, beseft elke democraat dat belastingen noodzakelijk zijn om de uitgaven van de overheid te kunnen financieren. Vandercapellen: “Als we de fraude tot een minimum kunnen beperken, zijn belastingverlagingen mogelijk. Nu roepen nog velen de hoge aanslagvoeten in als legitimatie voor hun belastingontduikingen. Maar dat is een nefast denken.” Bovendien heeft iedereen er belang bij dat de heffingen volgens draagkracht plaatsvinden, vervolgt de BBI-topman. In die zin denkt hij ook aan een kadaster voor roerende vermogens. Vandercapellen: “Versta me niet verkeerd. Ik pleit hier niet voor een vermogensbelasting, maar voor een loutere inventaris. Dit instrumentarium zou de overheid de mogelijkheid bieden de belastingen op een rechtvaardiger manier te verdelen. Principieel bestaat er geen enkele reden om het roerend goed op een andere manier te behandelen als het onroerend patrimonium. Maar dit onderwerp ligt politiek zeer gevoelig. Bovendien kan je zo’n maatregel niet op nationaal vlak invoeren. Om grote kapitaalvlucht te vermijden, is minstens een akkoord op Europees vlak nodig. Tenslotte hebben belastingplichtigen die op een eerlijke manier kapitaal vergaarden, belang bij dergelijk kadaster. Nu bestaat het gevaar dat hun fortuin in verband wordt gebracht met criminele activiteiten.”

ERP

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content