Morrelen aan de index: de mogelijkheden

> De netto-indexering is slechts een van de vele mogelijkheden om ons indexsysteem tijdelijk bij te sturen. Guy Quaden, de gouverneur van de Nationale Bank, vroeg zich dit voorjaar nog af of het geen goed idee zou zijn om de indexaanpassingen alleen voor de laagste lonen door te voeren. Dat doet natuurlijk onmiddellijk een aantal vragen rijzen. Waar bevindt zich dan de loongrens? Moet de indexaanpassing gaan tot 2500 euro bruto per maand? Tot 3000 euro? Tot 4000 euro? De vraag is ook of dit wel haalbaar is omdat de lagere lonen dan stijgen en de hogere niet. Met als gevolg dat de kloof tussen loon en productiviteit nog groter wordt. De laagste lonen, die al vaker hoger liggen dan de productiviteit eigenlijk toelaat, zouden die kloof nog doen toenemen. Dit lijkt weinig realistisch.

> Een ander scenario is een indexering in centen in plaats van procenten. In dat geval wordt de loonsverhoging berekend in procenten tot een bepaald minimuminkomen en daarboven krijgt iedereen hetzelfde bedrag. Op die manier weegt de indexering minder zwaar voor de werkgevers en de laagste inkomens blijven zeker van hun koopkracht. Ook hier is enig voorbehoud op zijn plaats. Aangezien het net de laagste lonen zijn waar het grootste deel van een bruto-index door de overheid wordt afgeroomd is dit een weinig aantrekkelijke optie.

> In de hele discussie over de inflatie die uit de pan swingt, haalde de liberale vakbond ACLVB een oud idee van onder het stof: de leefindex. De korf met producten die de samenstelling van de index bepalen, wordt aangepast, afhankelijk van de inkomenscategorieën. Voor de lagere inkomens zou bijvoorbeeld een groter gewicht worden toegekend aan basisbehoeften als voeding, energie en huur. Aangezien lagere inkomens een proportioneel groter deel van hun budget aan voeding besteden, moet dat worden doorgerekend in de indexaanpassingen. Ook hier is de vraag: waar wordt de loongrens gelegd?

> Een andere optie is de interprofessionele index waarbij de indexaanpassingen op hetzelfde moment worden doorgevoerd. Dat is nu niet het geval. Er zijn twee grote formules. Er zijn de indexeringen op variabele tijdstippen met een vast bedrag (vaak twee procent) zoals bij de ambtenarenlonen en indexeringen op een vast tijdstip met een variabel bedrag (zoals in veel privésectoren). Je zou denken dat schommelingen in de inflatie met dat laatste systeem op langere termijn beter worden opgevangen. Dat klopt niet. Onderzoek toont aan dat zowel de indexering met een vast percentage als de indexering met een vast tijdstip op lange termijn dezelfde loonstijgingen tot gevolg hebben.

> Dan zijn er nog de paardenmiddelen: de indexsprongen waarbij de lonen niet worden aangepast. Deze vormen van loonbevriezing werden in de jaren tachtig toegepast, maar zouden in de huidige omstandigheden een nefast psychologisch effect hebben en het consumentengedrag negatief beïnvloeden.

> Tot slot vermelden we nog dat het indexsysteem sinds 1994 lichtjes is uitgehold met de invoering van de gezondheidsindex die producten als tabak en brandstof uit de indexkorf hebben gehaald.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content