MOEDERS OP DE MARKT

Consolidatiegolf.

Vorige week vervroegde de Europese Commissie haar uitspraak over de aangekondigde opslorping van de Zweedse vrachtwagen- en bussenbouwer Scania door Volvo naar dinsdag 14 maart.

Door de fusie hoopte Volvo aan marktaandeel te winnen – de fusiegroep zou samen 800 miljard frank omzet draaien, 42 miljard winst boeken (voor 70% dankzij haar truckafdeling) en per jaar een kleine 130.000 vrachtwagens produceren. Door schaaleffecten hoopte de nieuwe groep ook nog eens 20 tot 25 miljard frank per jaar te besparen. De fusie leek een noodzaak, want, zo stelde chief executive officer (CEO) Leif Johansson: “Een marktaandeel van 10% is te klein om te overleven als vrachtwagenconstructeur.” Volvo zat net op de grens: het had in 1999 zo’n 12% marktaandeel in de wereld met een omzet van 1065 miljard frank mét en 550 miljard frank zonder de autoafdeling; de nettowinst bedroeg 28 miljard frank.

Volvo kocht zich sinds begin 1999 al in drie fasen in bij Scania (20% van de stemmen en 20,9% van het kapitaal), maar stuitte toen op zwaar verzet in Zweden en bij de Investor-holding van de familie Wallenberg, die de meerderheid van Scania in portefeuille heeft. Van de weeromstuit werd het lot van Volvo door analisten gekoppeld aan dat van Navistar en zelfs Paccar, twee Amerikaanse vrachtwagenbouwers. Pas in augustus 1999 kwam het officiële bod van Volvo op Scania, waardoor Volvo 77,3% van de stemmen en 67,4% van het kapitaal zou verwerven, maar een monopoliepositie in Scandinavië zou bekleden.

De Volvo-Scania-deal duidt op een trend in de vrachtwagensector. Net als de autoconstructeurs zitten ook de truckmakers volop in een consolidatiegolf (zie grafiek: Allianties in de vrachtwagenindustrie). Het gonst van geruchten over de overname van M.A.N. door de Volkswagen-groep van Ferdinand Piëch, die droomt van een vrachtwagenpoot. Paccar zou zoeken naar nieuwe acquisities in Europa, Iveco en Mitsubishi zouden in de etalage staan, net als bijna alle Aziatische truckmakers met hun financiële zorgen.

Ook de moeders van Volvo Europa Truck in Gent en Daf in Westerlo zijn volop bezig om zich in de markt te positioneren. AB Volvo, de holding boven de Gentse fabriek, maakte geld vrij voor (onder meer) een bod op Scania, een kruisparticipatie van 5% in Mitsubishi Motors en een aandeel van 19,9% in de nog op te richten truck- en busafdeling van Mitsubishi. AB Volvo deed dat door in mei 1999 zijn autoafdeling voor 6,5 miljard dollar aan Ford Motor Company te verkopen.

Daf liet zich eind 1996 al inlijven door de Amerikaanse Paccar-groep (een groep met 345 miljard frank omzet en 23,3 miljard frank winst). Het vormt nu de Europese poot van de groep achter de Amerikaanse producent van onder meer Kenworth en Peterbilt. Paccar bouwt jaarlijks 108.000 vrachtwagens en heeft zo’n 10% marktaandeel wereldwijd. Daf en Paccar werken als twee onafhankelijke bedrijfseenheden die zich allebei concentreren op de vrachtwagenmarkt, “want we hebben beide diesel in het bloed,” zegt Daf-woordvoerder Hans Brian. “Daf had geen wereldwijde organisatie, Paccar wel. Dankzij Daf is nu ook hun blinde vlek in Europa ingevuld,” vult directeur business developmen Hans Staals van Daf in Eindhoven aan.

In tegenstelling tot Paccar focust AB Volvo zich niet alleen op vrachtwagens: het probeert door groeiend marktaandeel en acquisities ook te groeien in de fabricage van bussen, scheeps- en vliegtuigmotoren, bulldozers en machines voor burgerlijke bouwkunde (zware graafmachines, wielladers en knikdumpers) – stuk voor stuk sectoren waar de marge een veelvoud is van de 0,9% in de auto-industrie met haar wisselvallige winsten. De groeiverwachtingen zijn steil. Leif Johansson, lang vóór de Commissie zich uitsprak over de deal met Scania: “Eind dit jaar moet Volvo zonder zijn autoafdeling evenveel omzet draaien als in 1998 mét zijn autofabriek.”

Frank Demets

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content