Moderne Vlaamse kathedralen
Het zou een mooie invalshoek zijn voor een doctoraatsverhandeling. Hoe gaan wij, Vlamingen, om met onze centen? We vieren vandaag de 700ste verjaardag van de slag bij de Groeningekouter – “1302 als ankerpunt in ons Vlaams identiteitsbesef,” aldus minister-president Patrick Dewael ( VLD) – maar als zelfstandig gewest, dat nog maar pas geleerd heeft de hand op de knip te houden, zijn we nog piepjong. De vraag is dan ook betekenisvol. Hoe sijpelt wie we zijn – onze door de eeuwen heen gevormde ethische en esthetische smaakspiegel – door in wat we uitgeven?
Een scherpzinnige denker als Adam Smith wees er ons al op: ons economische bestedingsgedrag is cultureel bepaald. De hele heisa rond het Concertgebouw in Brugge is in die zin een interessante casestudy waard.
Vlamingen zijn geen kathedralenbouwers meer, zoveel is duidelijk. Toch presteerde het architectenduo Robbrecht & Daem het om in het kader van ‘Brugge Culturele Hoofstad 2002’ de historische skyline van deze stad fundamenteel te veranderen en in de schaduw van de Onze-Lieve-Vrouwekerk een symbolisch bouwwerk van formaat neer te poten.
“Een Piranesiaans gebouw,” zo omschrijft Paul Robbrecht lyrisch zijn nieuwe cultuurtempel. De spiraalvormige gang in de kamermuziekzaal vergelijkt hij zelfs met de ‘Toren van Babel’ van Bruegel. Een profetische toespeling, want over het project brak een storm van protest los. Het complex liep volgens critici financieel de spuigaten uit – de kostprijs schommelt nu boven de 40 miljoen euro – en was van een bedenkelijk “megalomaan niveau”. Burgervader Patrick Moenaert ( CD&V) kreeg al bakken kritiek over zich heen.
Maar wat in Vlaanderen verengd bleef tot een pure centenkwestie, begon in het buitenland stilaan unanieme lof te oogsten. De gezaghebbende The New York Times wijdde een volledige krantenbijlage aan het modernistische concertgebouw in Brugge en volgens Japanse vaktijdschriften behoort deze architecturale parel nu al tot de wereldtop.
“Ik geloof op een bijna renaissancistische manier in de kracht van het gebouw om een plek of stadsdeel te bepalen,” zo vatte Paul Robbrecht in januari dit jaar zijn credo samen, en de Gentse architect begint stilaan gelijk te krijgen. Brugge prikt zich met zijn ambitieuze architectuurproject opnieuw ostentatief op de wereldkaart. Het is een culturele troef die ook in klinkende munt kan worden omgezet.
Randall Lesaffer, professor in de rechten aan de universiteiten van Tilburg en Leuven en ondervoorzitter van het Zeebrugse havenbestuur MBZ, wees er al op in dit blad ( Trends, 4 juli 2002). Een stad als Brugge heeft er alle belang bij haar eenzijdige profilering als oude museumstad te verbreden – dit imago stremt nieuwe investeringsbeslissingen – en zichzelf actief te gaan promoten als vrijhaven voor jong creatief talent. Tezelfdertijd doet de Vlaamse overheid er beter aan om Brugge systematisch bij de gouden driehoek Antwerpen-Brussel-Gent te betrekken en van de prille culturele renaissance in deze West-Vlaamse hoofdstad gebruik te maken om haar imago als internationaal investeringsgebied een nieuw elan te bezorgen.
Cultuur als lakmoesproef voor de maturiteitsgraad van een jonge economie. Het is en blijft een merkwaardige paradox in dit platte land. We zijn jonge rijken met een gigantisch cultureel erfgoed, maar, zo moest architect Paul Robbrecht tot zijn scha en schande vaststellen, “wie openstaat voor nieuwe ideeën heeft er doorgaans niet het geld voor en wie het geld wel heeft, sluit zich op in een gouden kooi”. Moeten we er dan 700 jaren over doen om volwassen te worden?
Piet Depuydt [{ssquf}]
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier