Modefotgraaf Mark Borthwick: ‘Gelukkig ontmoette ik op jonge leeftijd Martin Margiela’
De MARC O’POLO Diaries serveren telkens een intrigerende mix van people en fashion. In deze aflevering leiden artiest en fotograaf Mark Borthwick en zijn dochter (eveneens fotografe) Bibi Cornejo-Borthwick de lezer rond in hun gipsy-like wereld, die ze vullen met familie, vrienden en heel veel reizen. En natuurlijk namen ze voor de gelegenheid foto’s van elkaar.
Vader. Lichtvanger. Code-breker. Weegschaal. Gewezen punk kid. Believer. Lover. Voor altijd kind. Liberaal. Prettig gestoord. Non-conformist. Aanbiddelijk. Amateurfotograaf. Magnetisch. Romanticus. Energiek. Geen agenda. Mark Borthwick ontmoeten is als kijken naar een van zijn foto’s: licht, vreugdevol, overvloeiend van liefde. Dat klinkt mierzoet, maar in het gezelschap van deze in Londen geboren en in New York gevestigde fotograaf heb je geen andere keuze dan te worden meegezogen door zijn joie de vivre en zijn good vibes.
Borthwick zette zichzelf op de kaart toen hij in de jaren 90 besloot om de muur tussen kunst en mode neer te halen. Dat deed hij moeiteloos – hij brak de regels omdat hij de regels niet kende. En hij toonde de weg voor generaties van amateurfotografen. Marc O’Polo bezocht Borthwick bij hem thuis, in Brooklyn, en lunchte met hem. Het gesprek waaierde uit van geesten over astrologie tot wat het betekent om zijn eigen natuur te volgen.
Geloof je in de liefde?
Borthwick: “Nog meer dan in de liefde geloof ik in mezelf. Als je in jezelf gelooft, dan ben je liefde.”
Geloof je in geesten?
“Yep.”
Vertel me een ghost story.
“Ik heb geen specifieke ghost story. Maar soms – in variaties van plaats en tijd – word ik gewaar dat er geesten in mijn buurt zijn.”
Wie zijn ze?
“Mensen, stemmen. Stemmen die je vanbinnen in jezelf hoort. Je hoort ze en je antwoordt. Als je in de zon staart en je knijpt je ogen een beetje dicht, dan zie je een soort schachten van licht, spatten licht die voor je ogen dansen. Dat zijn de momenten dat de geesten komen. Of als je een wandeling doet op een uiterst rustige plaats – dan krijg je ook die intense ervaringen van licht. Ik denk dat dat geesten zijn. Als kind vertellen ze je dat er misschien elfen bestaan. Ik herinner me dat ik op een keer mijn zoon meenam op zo’n wandeling – hij was twee en een half. Er lag dauw op de bladeren. Ik vertelde hem hoe ik met mijn vader ging wandelen, toen ik zo oud was als hij. Dat ik toen elfen zag.”
Elfen?
Ik vind dat bladeren er als ogen uitzien. Ze kijken naar jouw en daar moet je om glimlachen
“Soms valt het licht op een blad en begint dat blad te leven. Ik vind dat bladeren er als ogen uitzien. Ze kijken naar jou en daar moet je om glimlachen. Je ziet iets waarvan je houdt en je vloeit over van liefde. Dan krijg ik vaak het gevoel: misschien zijn het elfen, kleine geesten. Het heeft te maken met licht. Het zijn je eigen weerspiegelingen.”
Vang je dan als fotograaf het licht zoals jij dat nu beschrijft?
“Wanneer je dat licht vangt, dan vang je vibraties van jezelf.”
KLEREN DIE VRAGEN STELLEN
In de jaren 80 was je een punk kid.
“Dat klopt. En daarna schoof ik naar de New Romantic, dat was de periode dat ik make-up begon te dragen en een make-upartiest werd. Toen ik 24 was, werd ik fotograaf.”
Toevallig? Er was geen plan?
“Als kind wist ik absoluut niets van fotografie. Het interesseerde me zelfs niet. Kunst, muziek, dans, dáár had ik belangstelling voor. Maar ik zag wel een beweging binnen de fotografie; een beweging die reflecteerde over de tijd en die veel modefotografen beïnvloedde. Nan Goldin, Jack Sturges, Sally Mann, David Armstrong, Bruce Davidson… een generatie van waarlijk grote fotografen. Helaas gleed die generatie weg in de modefotografie.”
Hoezo, helaas?
“Hun kunst werd als een vehikel gebruikt. Uiteraard waren veel van die mensen met drugs aan het rommelen – dat maakte deel uit van de tijdgeest. Maar hun werk werd in de modefotografie ingepast. Dat vond ik beknellend. Ik wilde de richting die ik probeerde te ontdekken, niet onderbreken. Die richting lag in mezelf. Ik wilde mezelf volgen en niet iets nemen wat van iemand anders was.”
Toch belandde je in de modefotografie. En niet, bijvoorbeeld, in stillevens.
“Ik was zwaar gefascineerd door mode: de kleren, het design, het vakmanschap. Maar slechts heel weinig ontwerpers spraken me aan. Gelukkig ontmoette ik op jonge leeftijd Martin Margiela. Ik werkte nauw met hem samen, en met nog een handvol andere ontwerpers. Comme des Garçons, Yohji Yamamoto en andere ontwerpers stelden toen existentiële vragen. Het was niet zo dat ze met hun kleren antwoorden wilden geven; ze wilden met hun kleren vragen stellen. Ik was toen bijzonder nieuwsgierig. Ik las veel interessant werk, ik kwam uit die New Romantic-fase: veel drugs, verliefd worden, trouwen op jonge leeftijd…”
Je bent een Weegschaal.
“Ik geloof niet echt in astrologie. Maar mijn vrouw is ook een Weegschaal. En mijn beste vrienden hebben allemaal Weegschaal als sterrenbeeld. Bizar, niet? Maar ik hou van alle mensen. Het gebeurt maar zelden dat ik iemand ontmoet met wie ik niet opschiet.”
Je dochter is ook fotografe.
“Ze is 23 nu. Het is zo mooi om een dochter te hebben die ook fotografeert. Al vijftien jaar delen we onze ervaringen – we hebben vaak samen foto’s genomen en daarover gepraat. Dat is niet alleen inspirerend, het is ook verlichtend om met elkaar te delen hoe je de dingen ziet.”
Je natuur volgen, wat betekent dat voor jou?
“Het komt neer op geloven. Geloven in jezelf. Alles in je leven komt van jezelf. Echte kunst komt uit je hart. Dus, luister naar jezelf, luister naar de stemmen in je. Ik denk dat je natuur volgen veel met luisteren te maken heeft.”
TEKST JASON CROMBIE
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier