Mobilitis: een ongeneeslijke ziekte?
Willy Winkelmans
“If you think mobility is too expensive, try immobilism” (A. Einstein)Er gaat praktisch geen dag voorbij of er wordt gesproken en/of geschreven over mobiliteit. Wat is daar toch mis mee? Blijkbaar veel, en wat meer is, het verergert nog. Nochtans is de problematiek vrij eenvoudig te vatten, alleen bekijkt de politiek het op veel te korte termijn.
Over een langere termijn laat een en ander zich behoorlijk goed omschrijven. Bevolking en inkomen per hoofd, plus daaruit voortvloeiende producties en consumpties, bepalen de vraag naar personen- en goederenmobiliteit. Al die factoren stijgen verder, terwijl daarbovenop de te overbruggen afstanden groter worden door de globalisering van de economie en de verhuizing van onderliggende activiteiten naar lagelonenlanden. Het is dus geen wonder dat over heel de wereld de aantallen voertuigkilometer, reizigerkilometer en tonkilometer sterk groeien, vooral in het wegvervoer.
Belangwekkend is ook dat het vrachtvervoer (in tonkilometer) al tien jaar lang sneller groeit dan het bruto binnenlands product. De redenen zijn bekend: de ondernemingen zijn veel flexibeler in de keuze van hun vestiging en in de productiehoeveelheden die ze aankunnen. Het containervervoer, de telecommunicatie en het internet bevorderen de flexibiliteit van ondernemingen om zich te vestigen waar hen dat het best past.
Wat doet het beleid met die vaststellingen? Worden de juiste conclusies getrokken? Verre van!
De meeste ministers van Mobiliteit – als die er al zijn – worden bijzonder jong in de job gegooid. In België bestaan de ministeries van Openbare Werken, Infrastructuur en/of Vervoer zelfs niet meer: zij werden vervangen door een beleidsraad – onder voogdij van twee ministers, een van Openbare Werken en een van Mobiliteit. Zij moeten dus (kunnen) samenwerken en een beroep doen op een complex van ‘intern’ en ‘extern verzelfstandigde agentschappen’. Een coherent en consistent beleid pro mobiliteit is dus niet voor de hand liggend, zeker niet als die ministers niet bevoegd zijn voor alle vervoermodi. In ons land is de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen federale materie, terwijl de pijpleidingen onder Economische Zaken vallen.
Mobiliteit is nochtans een van de belangrijkste parameters van regionale welvaart geworden. Maar tegelijk houdt de groeiende mobiliteit almaar meer bedreigingen in voor ons leefmilieu en welzijnsgevoel. Vervoer gaat gepaard met tal van negatieve effecten: geluidsoverlast, luchtverontreiniging, horizonpollutie, drieste en/of trieste verkeersongevallen en de dagelijkse filevorming. Dat laatste is bijzonder angstaanjagend, want het fenomeen wordt stilaan aanvaard als gewoon. De files zijn en blijven van alle dag, vervoerders en reizigers houden er rekening mee alsof het om een natuurverschijnsel gaat. Filevorming en ongevallen, congestie in en rond de zeehavens zitten dagelijks manifest in al onze media. Op radio en televisie slikken we iedere dag een portie ‘honderden kilometers filemelding’, alsof het om het zoveelste weerbericht gaat.
Zo dreigt een gevaarlijk mobiliteitssyndroom te ontstaan. Filevorming wordt almaar meer als eigen aan ons transportsysteem ervaren. Onze stelling is echter dat filevorming vooral het gevolg is van onevenwicht tussen de vraag naar mobiliteit en het aanbod aan vervoerinfrastructuur. Dat in de meeste landen geen enkele beperking bestaat op de aanschaf van vervoermiddelen (auto’s, vrachtwagens, …) vergroot dat onevenwicht enorm. Men moet de vraag stellen of een en ander niet het gevolg is van een falend vervoerbeleid. De dreigende verzadiging van ons wegennet is niet alleen vervelend en tergend, het is bovenal een maatschappelijk gevaar. Wij leven in een vraaggedetermineerde economie, waar flexibiliteit en betrouwbaarheid de essentiële voorwaarden van succes zijn. Een onevenwicht in de mobiliteit belast ons productie- en consumptiesysteem. Een verdere aantasting van de mobiliteit is feitelijk onaanvaardbaar. De vraag is fundamenteel hoe (en hoe snel) dat onevenwicht weggewerkt kan worden?
Aangezien de kloof tussen de vraag (naar mobiliteit) en het aanbod (van vervoersinfrastructuur) enorm groot is geworden, valt het niet te verwachten dat daarvoor op korte termijn een bevredigende oplossing gevonden kan worden. Op lange termijn bestaat de oplossing in het creëren van een bijkomende performante nieuwe vervoermodus. Ondergronds transport door buisleidingen (OTB)? Laten we niet vergeten dat in de voorbije twee eeuwen niet minder dan vier nieuwe vervoermodi zijn ontstaan. Het is hoog tijd dat we hiervoor onze hoogtechnologische kennis inschakelen. In afwachting daarvan moet er verder, maar dan liefst op een zo verstandig mogelijke manier, gewerkt worden aan de verbetering van de ruimtelijke ordening in functie van verplaatsingsmotieven en bevordering van milieuvriendelijk vervoer. (T)
DE AUTEUR IS PROFESSOR EMERITUS UA.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier