MOBIEL OF SOLIDAIR
Samen met de Berlijnse muur viel het idee dat economie kan worden gepland op de tekentafels van technocraten. Vandaag wordt algemeen erkend dat economie eigen, intrinsieke spelregels heeft. Daarmee is niet gezegd dat landen gevangen zitten in een bootje, overgeleverd aan de grillen van de zee. Beleidsverantwoordelijken beschikken immers over verschillende instrumenten om het schip varende te houden.
Dit beeld kan helpen de intrinsieke spanningsvelden bloot te leggen die een Economische en Monetaire Unie ( EMU) meebrengt. Ons economisch model kent verschillende veiligheidskleppen, instrumenten waarmee het economische verloop kan worden bijgestuurd: een monetair instrument (wisselkoers en rentepeil), een budgettair, een fiscaal en – als noodrem – de veiligheidsklep van de solidariteit in de vorm van transfers tussen goed en minder goed presterende regio’s.
Deze veiligheidskleppen zullen worden aangewend wanneer het in een land of onze regio economisch slecht gaat of wanneer overhitting dreigt te ontstaan.
Hoe zullen deze veiligheidskleppen in de EMU worden gehanteerd?
Het opheffen van flexibele wisselkoersen is per definitie het doel van de EMU. Competitieve devaluaties zijn dus bij voorbaat uitgesloten. Daarenboven voert de Europese Centrale Bank ( ECB) één gezamenlijk rentebeleid voor de hele Unie.
Het Stabiliteitspact verplicht de lidstaten om blijvend in het budgettaire keurslijf te lopen. Deficit spending behoort met andere woorden tot het verleden.
In december 1997 werden afspraken gemaakt om de fiscale concurrentie tussen de EU-landen af te bouwen. Hoewel dit soort zaken moeilijker af te dwingen is, wordt hiermee wel de trend gezet naar fiscale harmonisatie.
Quid met de noodrem? Dat in België bijkomende budgettaire transfers niet hoog scoren hoeft geen betoog. Veelzeggend is dat de grootste nettobetalers aan de EU, Duitsland en Nederland, al spreken van vermindering van hun aandeel in het EU-budget…
Het ziet er dus naar uit dat de deelnemende landen van de EMU geen roer, geen zeilen en geen riemen aan boord hebben voor het geval hun schip uit koers gaat.
ARBEIDSMOBILITEIT.
Eén van de belangrijkste voorwaarden voor een optimale muntzone is de arbeidsmobiliteit. Bij gebrek aan monetaire en budgettaire stimulansen zorgt arbeidsmobiliteit, wanneer een regio binnen de muntzone wordt getroffen door een recessie, voor herstel van het evenwicht.
Dit gaat als volgt: werknemers emigreren van een getroffen gebied naar een gebied waar het economisch goed gaat. De werkloosheid neemt in het eerste behoorlijk af (waardoor dus opnieuw middelen vrijkomen), terwijl door een toevloed aan arbeidskrachten in het tweede, een stijging van de loonkosten en dus ook van inflatie wordt voorkomen. Arbeidsmobiliteit zorgt dus voor een win-winsituatie.
De voorbeelden van de Verenigde Staten en van Canada zijn treffend. Beide zijn al decennialang vertrouwd met een muntzone. Begin jaren ’90 vertrokken 1,2 miljoen mensen uit Californië, dat het hardst door de recessie werd getroffen. Utah bleef gespaard van de recessie en zag zijn bevolking met bijna een kwart toenemen. Zo ook de olierijke Canadese provincie Alberta; tijdens de olieboom nam de bevolking er met 14% toe en viel later weer terug toen de oliecrisis de kop opstak.
In de VS verhuist jaarlijks 17% van de bevolking, waarvan 3% de stap zet naar een andere staat. In Canada steekt jaarlijks 1,5% inwoners een interstatelijke grens over, het Franstalige Quebec buiten beschouwing gelaten. Uit cijfers van Eurostat blijkt dat in Europa daarentegen jaarlijks amper 1,1% naar een andere regio van eenzelfde land verhuist. Slechts 0,1% zet effectief de stap naar een ander land.
Opvallend is dat de werkloosheid over heel de VS tijdens de recessie van de jaren ’90 nooit boven de 7,5% steeg, tegenover 11% in Europa. Nog duidelijker is het voorbeeld van Canada, dat beter aansluit bij de Europese situatie. In heel Canada zit thans 8,2% van de bevolking zonder baan. De provincie Quebec, immobieler vanwege de taalkundige barrière, telt 11,4% werklozen.
Dit legt meteen de vinger op de wonde: Europa heeft vele barrières die arbeidsmobiliteit in de weg staan: de diversiteit aan talen, de onderscheiden socio-economische modellen en de culturele verschillen tussen de volkeren. En die barrières worden ook heel sterk aangevoeld.
RACISME.
De Europese Commissie liet einde 1997 een enquête uitvoeren in het kader van het Europees jaar tegen racisme. De resultaten zijn tekenend. Bijna de helft van de Europeanen vindt dat zijn land beter af zou zijn zonder migranten. 60% meent dat migranten de sociale zekerheid misbruiken. België scoort bijzonder hoog: 55% van de Belgen noemt zichzelf racistisch.
Bijna gelijklopend met de bekendmaking van de resultaten van deze enquête kondigde de Europese Commissie een reeks maatregelen aan om de arbeidsmobiliteit te verhogen. Onder meer de mogelijkheid om verworven pensioenrechten in een land over te dragen naar een ander land… Het drama is dat de Commissie zich bewust is van het probleem van de immobiele arbeidsmarkt maar niet verder komt dan het opheffen van administratief-technische hinderpalen.
De Europeaan denkt en voelt dus niet supranationaal. De weinigen die toch de grens oversteken doen dit in belangrijke mate uit fiscale overwegingen en zoeken het buurland op dat het meeste verwant is met de eigen taal en cultuur. Zo bijvoorbeeld de Nederlanders die de Belgische grensgemeenten opzoeken. Zij maken er meer dan de helft, soms zelfs 90% van de buitenlandse bevolking uit. Van een echte arbeidsmobiliteit, ingegeven door de economische toestand van een land, is in Europa dus geen sprake.
Geen enkele Europese Top zal de economische wetmatigheden kunnen veranderen. Het heeft tijd gevraagd tot iedereen zich daarbij heeft neergelegd. Laten we dan ook de consequenties van de EMU onder ogen zien. Speel het spel volgens de regels.
Europa heeft gekozen voor een muntunie met zeer stringente voorwaarden. In een systeem waar de monetaire en budgettaire veiligheidskleppen zijn afgesloten, zijn er slechts twee oplossingen in geval van economische crisis in bepaalde regio’s: arbeidsmobiliteit of solidariteit in de vorm van budgettaire transfers. Geen van beiden lijkt momenteel aantrekkelijk. Het alternatief is echter een deflatoire spiraal met alle sociale en economische gevolgen van dien. In dit concept van muntunie wordt het dus letterlijk kiezen of delen.
Peter Meeus is directeur van de Beurs voor de Diamanthandel, Antwerpen.
PETER MEEUS
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier