Mittal versus Arcelor: het begin van een wereld wijde staalstrijd
Of de overname van Arcelor door Mittal Steel zal lukken of niet, een verregaande consolidatie zal de komende jaren de toon aangeven in de staalsector. Waar mogen we nog overnames en fusies verwachten? Wie komt er als winnaar uit?
Mittal Steel is de aangewezen speler om een cruciale rol te spelen in een wereldwijde consolidatiegolf van de staalsector. De branche zal samenklitten tot een beperkt aantal grote spelers. Aan de twee uiteinden van de productielijn – zowel aan de kant van de mijnsector als bij de producenten van afgewerkte producten, zoals de autoassemblage – heeft zich de voorbije jaren zo’n grote concentratie voorgedaan dat de staalproducenten platgedrukt dreigen te worden.”
Dat is de mening van Mark Okes-Voysey, global metals leader bij PricewaterhouseCoopers (PwC). Okes-Voysey maakt zijn analyse in het Global Merger & Acquisitions Report 2005. PwC pleit voor een kleine groep van staalproducenten, die elk goed zijn voor een productie van 80 tot 100 miljoen ton per jaar. Alleen op die manier kunnen ze competitief blijven. Ter informatie: de wereldwijde productie klokte vorig jaar af op 1,124 miljard ton. Bij een overname van Arcelor door Mittal Steel zou een van die topconcerns tot stand komen, met een marktaandeel van 10 % (zie tabel: De grootste staalproducenten).
Het bod van het Brits-Nederlands-Indiase Mittal Steel op het Luxemburgse Arcelor mag dan als een verrassing komen, het is kenmerkend voor de staalsector. De fusiekoorts heeft de branche al langer dan vandaag in haar greep. In 2005 bleef de temperatuur binnen de perken, maar 2006 lijkt het recordjaar van 2004 in de schaduw te duwen.
In 2004 werd de wereld van fusies en overnames gedomineerd door de staalsector, met 117 transacties die samen 31,4 miljard dollar waard waren. Met als grootste deal de fusie tussen LNM Holding en Ispat International (13,3 miljard dollar) – twee bedrijven van de Indiase staalbaron Lakshmi Mittal – en de overname van ISG (4,5 miljard dollar) door Mittal.
Opvallend is ook dat het aantal overnames over de grenzen van de continenten heen toeneemt. In 2004 waren er voor 7,8 miljard dollar transcontinentale deals, in tegenstelling tot 1,7 miljard in 2003. Een duidelijke trendbreuk, zeggen experts in koor. Vroeger bleven staalproducenten actief op hun thuismarkt. Staal was immers een van de ‘nationale sectoren’ die niet zomaar in buitenlandse handen mocht vallen. Die protectionistische reflexen zijn de voorbije jaren langzaam naar de achtergrond verschoven. Ook in Europa.
Het lijkt een eeuwigheid geleden, maar begin 2002 kwam met Arcelor een wereldspeler van formaat tot stand. Het was een Europese fusiegroep (van het Luxemburgse Arbed, het Franse Usinor en het Spaanse Aceralia) die in één klap doorstootte tot de nummer één van de wereld. Mittal Steel wist Arcelor pas eind 2004 in te halen.
Mittal wapende zich tegen leveranciers
De fusiegolf van de voorbije jaren is echter onvoldoende om van een echte consolidatie te spreken. De top vijf heeft nog altijd slechts 20 % van de markt in handen. In de aluminiumsector is dat bijvoorbeeld 40 %. “Een verdere concentratie biedt alleen maar voordelen,” zegt het PwC-rapport. “Het zou staalbedrijven ook aantrekkelijker maken voor institutionele beleggers. Staalaandelen zijn in het verleden al te vaak stiefmoederlijk behandeld. En vooral: een kleine groep van staalreuzen zou de onderhandelingspositie met leveranciers en klanten aanzienlijk vergemakkelijken.”
Zo bezitten de vijf grootste autoproducenten vandaag meer dan 60 % van de wereldmarkt. Aan de kant van de leveranciers (van producten als ijzererts) heeft een drietal spelers de meerderheid van de markt in handen. Dat maakt staalbedrijven vaak tot de speelbal van hun leveranciers. Zo slaagde CVRD, een van Arcelors leveranciers van ijzererts, er vorig jaar in om tijdens onderhandelingen over een nieuw contract de prijs in één ruk met 70 % op te trekken.
Spelers als CVRD kunnen zich dat permitteren, omdat de wereldwijde vraag naar staal nog steeds stijgt. Volgens cijfers van het Iron & Steel Statistics Bureau zouden er tegen 2007 200 miljoen ton extra ijzererts en 60 miljoen ton extra cokes nodig zijn. Rekening houdend met de transportkosten is dat voor veel staalbedrijven een probleem.
Mittal Steel is er wel in geslaagd om zich tegen te machtige leveranciers in te dekken. De Indiër koos voor een verregaande verticale integratie. Aan de downstreamkant doen vele spelers het met de productie van afgewerkte profielen of buizen. Mittal koos ook voor de upstreamkant: het beschikt via een aantal overnames in Centraal-Europa over gigantische reserves aan cokes en ijzererts. Via Mittal Steel Poland is de Indiër overigens de belangrijkste cokesproducent in Europa. Via eigen bedrijven en strategische contracten heeft Mittal rechtstreeks toegang tot 40 % van zijn ijzererts en steenkoolbehoeften. De sterke stijging van de grondstoffenprijzen ging grotendeels aan hem voorbij. Anders was het gesteld met Arcelor, dat alleen via acquisities zijn onderhandelingspositie kon versterken. Peter Fish van MEPS, een Britse consultant in de staalsector: “Bij Arcelor hebben ze dat goed begrepen en onder chief executive officer Guy Dollé werden stappen gezet om het bedrijf klaar te maken om op overnamepad te gaan. Het doel was een speler te worden met een jaarlijkse productie van ongeveer 100 miljoen ton.” Met de combinatie Mittal-Arcelor wordt die doelstelling zeker gerealiseerd, zegt Fish niet zonder enige ironie. “Het management van Arcelor had natuurlijk nooit gedacht dat zij een overnameprooi zouden worden. Maar het is hun eigen schuld. De Arcelortroepen gingen ten aanval, maar hebben nagelaten hun eigen flanken te verdedigen.
Waar komen de volgende overnames en fusies?
Als Arcelor er toch in slaagt om het vijandige bod van Mittal af te wimpelen, zal het zich snel aan een andere speler moeten koppelen. In zijn strijd tegen het Mittalbod zou de Luxemburgse speler nu toenadering zoeken tot een aantal Amerikaanse staalreuzen. Nucor zou bijvoorbeeld een bod kunnen doen op Arcelor om Mittal te counteren. In het verleden werd Arcelor trouwens meer dan eens aan US Steel of Nucor gekoppeld.
Fish: “Dat Arcelor zich op de Amerikaanse markt probeert in te planten, is een logische keuze. Het haalt nog altijd meer dan 77 % van zijn omzet in Europa en dat cijfer moet omlaag. Arcelor wil een mondiale speler worden. De overname van het Canadese Dofasco ( nvdr – dat bij een geslaagde overname van Arcelor door Mittal Steel in handen van het Duitse ThyssenKrupp zou komen) moet in dat verband gezien worden. Maar het probleem met de Amerikaanse staalbedrijven is dat hun infrastructuur hopeloos verouderd is en hun staal van mindere kwaliteit is. Zij kunnen niet echt concurreren met hun Europese tegenhanger. Als Dollé nu naar de Amerikanen zit te lonken en tegelijk verkondigt dat Arcelor zich van de rest onderscheidt door de hoogstaande kwaliteit van zijn producten, is hij niet echt consequent.”
Vormen de Aziatische spelers een alternatief? Het Zuid-Koreaanse Posco en het Japanse Nippon Steel (nummer drie in de wereld) worden wel eens als reddingsboei of witte ridder genoemd. De Japanners kijken voorlopig echter enkel naar hun thuismarkt. Hun belangrijkste klanten zijn de lokale autoassemblages. Analisten denken dat de Japanse staalbedrijven eerst toenadering tot elkaar zullen zoeken.
Op Europees niveau zijn de mogelijkheden in elk geval beperkt. Een verder samengaan van Arcelor met Europese concurrenten of de combinatie Arcelor-Mittal met een andere Europese speler lijkt weinig plausibel. Dat zou stuiten op een veto van de mededingingsautoriteiten. Toch lijkt de noodzaak aanwezig dat ook ThyssenKrupp en het Brits-Nederlandse Corus nieuwe partners zoeken. Peter Fish: “Corus moet opletten om niet in dezelfde fouten als Arcelor te vallen en te veel een afwachtende houding aan te nemen. Corus lijkt in een comfortabele positie te zitten. Het hoopt dat de grote afnemers zoals de autoassemblage of vliegtuigproducenten komen aankloppen om zich niet door een Mittal te laten overdonderen. Maar Corus is met 20 miljoen ton toch zeer zwak.”
Ondanks de afwachtende houding van Corus worden ook daar af en toe ballonnetjes opgelaten. Een combinatie met ThyssenKrupp of een Salzgitter (8 miljoen ton) lijkt een mogelijkheid. Corus en Salzgitter hebben eind vorig jaar aangekondigd te gaan samenwerken bij de ontwikkeling van speciale staalsoorten. Het gaat om het zogenoemde HSD-staal, dat zeer sterk en tegelijk makkelijk verwerkbaar is. Het wordt vooral gebruikt in de auto-industrie en voor complexe machines.
De schuldige: China
Als staalbedrijven op zoek gaan naar interessante overnameprooien, zijn alle experts het erover eens dat China een interessant terrein is. Daar zijn verschillende redenen voor. Zo is de consolidatie op de staalmarkt een rechtstreeks gevolg van de staalhonger van China. Een aantal jaren geleden werd de sector gekenmerkt door overcapaciteit en was hij allesbehalve sexy. De sterke vraag vanuit China heeft daar dus verandering in gebracht. Het land van de draak is goed voor 35 % van de wereldwijde staalconsumptie.
En ook aan de productiekant deelt het land meer en meer de lakens uit. In 2004 steeg de staalproductie wereldwijd met 60 % en China nam daarvan 23 % voor zijn rekening. In 2005 steeg die met een bescheidener 5 % tot 1,124 miljard ton. China was goed voor een productie van 349,4 miljoen ton. Een productie die voor meer dan 95 % wordt gebruikt voor de thuismarkt. Het land is sinds 2004 ook netto-uitvoerder van staal. De nationale vraag zou binnen 25 jaar kunnen stijgen tot meer dan 600 miljoen ton. Het is een enorme groeimarkt voor het Westen, maar Europese en Amerikaanse staalbedrijven begeven zich slechts schoorvoetend op de Chinese markt. Niet in eerste instantie om overnames te doen, want die kunnen door de regering makkelijk worden tegengehouden.
Joint ventures lijken voorlopig de meest interessante vehikels. Arcelor besloot in 2004 om samen met het Chinese Baosteel en het Japanse Nippon Steel een koudwalserij te bouwen in Sjanghai. Mittal van zijn kant nam begin vorig jaar een belang van 36,7 % in Hunan Valin Steel. Experts verwachten dat de concentratie op de Chinese markt vooral tussen lokale spelers zal plaatsvinden. Het land telt 260 hoogovens, in belangrijke mate gesubsidieerd door de overheid. De voorspellingen zijn dan ook dat tegen het einde van het decennium één grote Chinese staalgigant met een capaciteit van 100 miljoen ton uit de fusiegolf zal oprijzen. Baosteel, nu al wereldwijd nummer zes, heeft daarvoor de beste papieren.
Wel is het zo dat China de achilleshiel van de staalsector blijft. Als de vraag er om een of andere reden begint te stokken, zullen de prijzen wereldwijd dalen. In het verleden volgde daar echter niet direct een productiedaling, wat overproductie tot gevolg had. Een markt gedomineerd door een kleine groep spelers zou voor meer discipline kunnen zorgen.
Maar daarmee zou de lont nog niet uit het kruitvat zijn gehaald. Bij een daling van de vraag zullen de Chinese staalreuzen de wereldmarkt overspoelen met hun goedkope producten, zo wordt wel eens voorspeld. “Pessimisten verliezen hier een aantal zaken uit het oog: Chinees staal is van mindere kwaliteit,” zegt een analist bij Morgan Stanley. “En ze beschikken niet echt over een interessante infrastructuur. Akkoord, de bouw van vier nieuwe fabrieken is gepland in de kuststreek, maar een gigantische vloedgolf van Chinese producten hoeven we niet direct te vrezen.”
Alain Mouton
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier