Mislukt de hervorming van het Vlaamse milieu?

Bijna anderhalf jaar na de regeringsbeslissing om de Vlaamse Milieuholding op te doeken, is er nog bijna niets gebeurd. Aquafin en Indaver zouden in een andere participatiemaatschappij worden ondergebracht, maar die hele operatie is “façadewerk”, zegt VLD-parlementslid Paul Wille. “De ondoorzichtige structuren van vroeger blijven behouden en bevriende beleggers en bedrijven mogen de openbare nutsvoorzieningen gaan verzekeren.”

Volgende week buigt de parlementaire commissie Leefmilieu zich opnieuw over de herstructurering van de Vlaamse Milieuholding ( VMH). Uit het rapport van regeringscommissaris Patrick Van Speybroek (april 2001) bleek dat dit overheidsorgaan slechte resultaten boekte als risicokapitaalverschaffer. Daarom besloot de Vlaamse regering in juli 2001 vijf VMH-dochters als publiek-private samenwerkingsverbanden (PPS) onder te brengen bij de Participatiemaatschappij Vlaanderen ( PMV), een zusterbedrijf van de Investeringsmaatschappij voor Vlaanderen ( Gimv). De twee bedrijven ( Aquafin en Indaver) en drie investeringsfondsen ( CEEEIF, SEV, AM) zijn samen goed voor 85% van de VMH-portefeuille of een totale boekwaarde van 112,5 miljoen euro.

De andere participaties komen op de markt, zodat de rol van VMH als stimulerende holding uitgespeeld is en ophoudt te bestaan. Bovendien gaat de Vlaamse minister van Leefmilieu Vera Dua ( Agalev) een reguleringsorgaan voor de hele milieusector oprichten. Die moet toezicht houden op de capaciteit, de kostprijs en de tarieven die de nutsbedrijven in de sector hanteren. De toezichthouder moet er ook over waken dat er geen monopolie ontstaat en dat alle huishoudens kunnen rekenen op betaalbare dienstverlening.

Maar buiten een vernieuwing van de raad van bestuur is er nog niet veel gebeurd. VMH-voorzitter Robert Roksnoer weerlegt: “Sinds begin dit jaar zijn we bezig met een inventarisering en een waardering van onze portefeuille. Ook hebben we veel tijd gestoken in de analyse van mogelijke inbrengscenario’s van de VMH in de PMV. We hebben met alle betrokken partijen gesprekken gevoerd. Deze informatieronde is grotendeels achter de rug en we zijn net met de effectieve onderhandelingen voor de verkoop begonnen. We bekijken het dossier als een echte investeringsmaatschappij, die haar beleggingen optimaal wil laten renderen. Door de huidige marktomstandigheden moeten we soms nog even wachten voor we een definitieve beslissing kunnen nemen.”

“Louter façadewerk”

Vorige maand stelde de VMH een extern bureau – PricewaterhouseCoopers ( PwC) – aan om de waardebepalingen te controleren en een rondvraag op de binnen- en buitenlandse markt te doen. “Tegen het einde van dit jaar hopen we het gros van de participaties verkocht te hebben met een duidelijke meerwaarde. In sommige dossiers moeten we wel een exitpremie betalen, maar uiteindelijk zal de overheid een bonus op haar belegging realiseren,” aldus Roksnoer.

Maar Paul Wille ( VLD), nochtans een lid van de meerderheid, noemt de VMH-herstructurering louter façadewerk. “De oude CVP/SP-strategie van ondoorzichtige structuren wordt gewoon voortgezet. Wij krijgen echter geen enkele garantie dat de PMV niet in dezelfde fouten als de VMH zal vervallen.” Ook verwerpt de liberale volksvertegenwoordiger de uitbesteding van de VMH-waardering voor een bedrag van naar verluidt 1 miljoen euro aan PwC, de vroegere werkgever van voorzitter Roksnoer. “Dat is veel geld, zeker als je weet dat de waarde van de VMH-participaties die te koop staan voor drie kwart in slechts één firma zit: Dredging Environmental Company.” Dredging Environmental is het moederbedrijf van de slibstorten Fasiver en Steendorp, waarin Wille tot september 1999 bestuurder was. “Bovendien staan in de aandeelhoudersovereenkomst tussen VMH en Deme, de moeder van Dredging Environmental, duidelijk de voorwaarden van in- en uittrede beschreven. Dan kan het toch niet moeilijk zijn om de klus op korte tijd te klaren.”

Al jarenlang volgt Wille het milieudebat op de voet. Als echte liberaal predikt het parlementslid een strikte scheiding tussen privé en overheid. Hij is er rotsvast van overtuigd dat ondernemingen het afvalprobleem veel beter kunnen oplossen dan publieke instellingen. Daarom verzette hij zich een decennium geleden al tegen de oprichting van gemengde structuren zoals de VMH-dochters Aquafin en Indaver. Hij waarschuwde voor oneerlijke concurrentie en vriendjespolitiek. Politieke tegenstanders verweten hem toen echter te lobbyen voor bepaalde privé-bedrijven (eerst voor het Amerikaanse Waste Management, later voor Tractebel-dochter Watco).

Ondertussen moest de rooms-rode coalitie plaats ruimen voor een paars-groene regering en verloor het idee dat de overheid in de milieusector zelf de touwtjes in handen moet nemen, veld. Een herstructurering van de VMH drong zich op.

Liever geen winkeldochters

De nieuwe raad van bestuur pleitte voor een operatie in twee fasen. In eerste instantie worden alle aandelen van de VMH in de PMV gebracht. Vervolgens verandert de VMH van naam in Milieu Vlaanderen, die naast Textiel Vlaanderen en Staal Vlaanderen een aparte poot binnen de PMV wordt. Samen met haar zuster Gimv wordt de PMV gecontroleerd door de Vlaamse Participatiemaatschappij (zie organigram). De opbrengsten uit de portefeuille van Milieu Vlaanderen zullen opnieuw in milieuprojecten worden geïnvesteerd. Roksnoer: “Tegen de tijd dat alle nodige decreten zijn gewijzigd, moet de definitieve waardering van alle participaties rond zijn. Zo vermijden we dat de PMV met winkeldochters van de VMH blijft zitten. Ook zal uit de waardering van de participaties blijken dat het negatieve oordeel van de regeringscommissaris bijgesteld kan worden.”

De nieuwe top kon in juli de regering overtuigen dit voorstel te volgen. Maar de VMH wordt niet naar de PMV overgedragen zolang de participaties niet gewaardeerd zijn. Roksnoer: “Wij zijn tevreden met deze beslissing van de regering. Het is veel makkelijker te werken met een going concern dan met een liquidatie. In sommige participaties nemen we overigens zeer beperkte maatregelen om de continuïteit op korte termijn te verzekeren en waardeverlies tegen te gaan. Ionpro, een producent van gaslekdetectiesystemen , krijgt bijvoorbeeld een kleine bijkomende lening om de transitieperiode te overbruggen. Ook zijn de raden van bestuur van de VMH-dochters niet gewijzigd, want binnen zes maanden komen ze toch in een andere structuur terecht.”

Politieke vrienden

Paul Wille vindt het allemaal maar niks. In plaats van te saneren en te herstructureren, blijft de overheid er nieuwe overheidsorganen bij creëren, stelt hij vast. “Daar kunnen dan haar politieke vrienden, ongehinderd door enige democratische controle, vrij en vrolijk over een budget beschikken.”

Volgens Wille verdoezelt de liquidatie van de VMH de financiële catastrofe van tien jaar overheidsinterventie in de milieusector. Door de vereffening ontspringen de oude bestuurders – inclusief de politieke verantwoordelijken – de dans. “Nochtans heeft Ivo Van Vaerenbergh, de gewezen voorzitter van VMH, miljoenen euro’s aan overheidsgeld aan bevriende bedrijven geschonken, zonder enige toegevoegde waarde. Denk maar aan de converteerbare obligatielening van 2,5 miljoen euro aan Seghers Better Technology Group. Na het faillissement van Seghers is die lening in rook opgegaan.” Van Vaerenbergh, voorzitter van Aquafin, wenst echter niet te reageren op deze beschuldiging zolang de waardering van de VMH-participaties niet is afgerond. “Ik sta recht in mijn schoenen en ben ervan overtuigd dat onze beleggingen de nodige meerwaarden zullen opleveren. Bovendien wil de PMV risicokapitaal in milieuprojecten blijven investeren,” zegt Van Vaerenbergh.

Wille ergert zich ook aan de bevoorrechte positie van de overheidsbedrijven in de afvalsector. Hij juicht de beslissing van de regering om de VMH op te heffen toe, maar vraagt zich af waarom niet aan de statuten van Indaver en Aquafin wordt geraakt. De Vlaamse regering zou het faillissement van VMH gebruiken als een herkansing om de milieusector te blijven sturen. “Ze beoogt een uitgebreidere overheidsregulering en wil de overheidsparticipaties in afvalverwerkingsbedrijven behouden,” beweert Wille.

Het zint hem bovendien niet dat in de milieudossiers steeds dezelfde namen opduiken. Indaver gaf enkele jaren geleden de opdracht aan het studiebureau Arthur D. Little om een industriële partner te zoeken. Toen kwam Biffa – een aandeelhouder van Aquafin – uit de bus, waar Carl Malbrain gedelegeerd bestuurder was. Enige tijd later verliet Malbrain Biffa en werd hij voorzitter van Indaver. Vorig jaar verhuisde hij naar de Seghers-groep, die van de VMH een converteerbare obligatielening van 2,5 miljoen euro kreeg. “Dat kan toch allemaal niet,” vindt Wille.

Volgens de liberale volksvertegenwoordiger druist de VMH-herstructurering in tegen het subsidiariteitsbeginsel van het Vlaamse afvalstoffendecreet. Wille: “Dat decreet heeft het verhinderen van misbruik van monopolieposities hoog in het vaandel, maar nergens wordt dat gevaar onderkend bij Aquafin of Indaver. Indaver heeft bijvoorbeeld de Vlaamse Afvalrecuperatiemaatschappij opgeslorpt zonder enige parlementaire goedkeuring.”

Volgens Wille staat niemand binnen de regering stil bij de belangenvermenging die minister Dua voor zichzelf creëert door de voogdij over enerzijds de nieuwe PMV en anderzijds de toekomstige reguleringsinstantie op te eisen. “Ook de huidige VMH-dochters maken telkens handig gebruik van de twee rechtssferen waarin ze actief zijn. De ene dag spelen ze de rol van overheidspartner voor de gemeenten, de volgende dag voeren ze als privé-bedrijf de exploitatie van de opdracht uit.” Over dat onrechtmatige gebruik van de dubbele pet heeft Europees parlementslid Patsy Sörensen (Agalev) vorige maand de Europese Commissie geïnterpelleerd.

Wille wil vermijden dat er opnieuw toestanden zoals met het Milieu en Natuurfonds ( Mina-fonds) ontstaan. “Dat is een pot geld, die corruptie uitlokt. De recente fraudegevallen, waarbij ambtenaren voor bijna 1 miljoen euro naar eigen rekeningen doorsluisden, bewijzen mijn gelijk. Gelukkig heeft Dua ondertussen het Mina-fonds onder curatele geplaatst. Maar waarom kunnen milieu-activiteiten niet door middelen uit de gewone begroting worden gefinancierd? Dat zou alles veel duidelijker maken.”

Geen democratische controle

Intussen heeft de Vlaamse regering het compromis goedgekeurd waarbij de gemeenten verantwoordelijk blijven voor de inzameling van het huisvuil en de provincies het afval moeten verwerken.

Wille: “Ik vrees dat de intercommunales door langdurige contracten aan Indaver gebonden zullen worden. Deze bestuurlijke hervorming komt neer op een duurzame inrichting van een superholding à la VMH, die onder de naam PMV en dankzij de geldstromen en het industriële vermogen van bevriende beleggers of bedrijven de openbare nutsvoorzieningen in Vlaanderen gaat verzekeren. Tot overmaat van ramp heeft het parlement geen enkele democratische controle op dit systeem. Het overheidsapparaat functioneert tegelijkertijd als regulator én als investeerder.”

Daarom dringt Wille aan op de snelle oprichting van een reguleringsinstantie die de werking van de nutsbedrijven in de milieusector controleert. “Anders blijft Indaver de markt onrechtmatig domineren.”

Eric Pompen [{ssquf}]

eric.pompen@trends.be

“Deze bestuurlijke hervorming komt neer op een duurzame inrichting van een superholding, die dankzij de geldstromen en het industriële vermogen van bevriende beleggers of bedrijven de openbare nutsvoorzieningen in Vlaanderen gaat verzekeren.”

De VMH heeft aan de oude werkgever van haar voorzitter een opdracht van 1 miljoen euro gegeven om de waardebepalingen te toetsen en een rondvraag op de binnen- of buitenlandse markt te doen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content