MINIMUMLOON. Ekonomenrel

Een verhoging van het minimumloon veroorzaakt geen werkloosheid. Dat konkluderen de Amerikaanse ekonomen David Card en Alan Krueger.

Samen met zijn maatje Alan Krueger wordt hij tot in de parlementaire kommissies uitgemaakt voor rotte vis. David Card (39), hoogleraar aan de gerenommeerde Princeton University, redakteur van het toptijdschrift Econometrica, waagde het om de effekten van een verhoging van het minimumloon te onderzoeken en te konkluderen dat de werkgelegenheid gestegen was. En dat is not done. Zeker niet als de president van de Verenigde Staten, Bill Clinton, het voornemen heeft het minimum uurloon te verhogen, van de huidige 4,25 dollar naar 5,15 dollar.

Card maakte met zijn Princeton-kollega Alan Krueger, die inmiddels is overgestapt naar het ministerie van Arbeid om minister Reichs Chief Economist te worden, gebruik van een “natuurlijk experiment”. In de staat New Jersey werd het minimumloon verhoogd (met een kleine twintig procent, van 4,25 dollar naar 5,05 dollar per uur), in het naburige Pennsylvania niet. Card en Krueger verzamelden voor en na de verhoging de gegevens van 410 hamburger-restaurants door middel van een telefonische enquête. Hun studie lijkt hierdoor op een geneesmiddelenonderzoek. Bij de patiënten die het medicijn kregen toegediend, daalde de werkgelegenheid niet. Ook in vergelijking met de placebo-restaurants in Pennsylvania, ontwikkelde de werkgelegenheid zich bij de hamburger-restaurants in New Jersey gunstiger. Als verhoging van het minimumloon echt een medicijn was, lag de markt nu open.

“Het gekke is, ” zegt Card, “dat we al eerder onderzoek hadden gedaan naar het minimumloon. De konklusie dat verhoging geen werkgelegenheid kost, komt daarin nog veel harder naar voren. Toen hoorde je niemand. ” De minimumloon-studies van Card & Krueger zijn verzameld in een boek : Myth and Measurement. (*)

TEGENAANVAL.

Bill Clintons voornemen het minimuminkomen te verhogen, bracht de Amerikaanse volksvertegenwoordiging in beroering. Het Joint Economic Committee van het Kongres en de senaat belegde een hoorzitting waar voor- en tegenstanders hun argumenten mochten prezenteren. Het werk van Card en Krueger stond in veel getuigenverhoren centraal, niet in de laatste plaats omdat de lobbygroep voor het restaurantwezen en verwante branches, het Employment Policy Institute (EPI), een tegenonderzoek arrangeerde. “Zij zijn uiteraard tegen loonsverhoging, ” zegt Card, “al kost verhoging van het minimumloon geen werkgelegenheid, het kost waarschijnlijk wel winst. “

De konklusie van de contra-expertise met nieuwe gegevens luidde niettemin : de werkgelegenheid in New Jersey was wel degelijk gedaald, en wel met een kleine vijf procent. Het verschil tussen de uitkomsten, zo getuigde tegenonderzoeker David Neumark, “wordt veroorzaakt door het verschil in de kwaliteit van de gegevens. De telefonische enquête van Card en Krueger leidde tot onbetrouwbare data. ” Cards inhoudelijke reaktie is dat de steekproef van zijn opponenten veel kleiner is (71 tegen hun eigen 410), en dat hun steekproef zich beperkt tot een tweetal franchiseketens (tegen vier in hun eigen onderzoek waarbij ook onafhankelijke hamburgerrestaurants waren betrokken).

Card & Krueger worden niet alleen aangevallen op hun gegevens. Nobelprijswinnaar Gary Becker (University of Chicago) en de gerespekteerde arbeidsmarktekonoom Daniel Hamermesh (University of Texas) bekritizeerden de opzet van het onderzoek. “Fundamenteel fout”, beoordeelde Hamermesh het idee van het “natuurlijke experiment” ten overstaan van de parlementaire kommissie. Hamermesh stelt dat het onderzoek niet voldoet aan twee fundamentele eisen. De eerste is dat alle overige omstandigheden gelijk moeten blijven, want als bijvoorbeeld de konsumenten in New Jersey, om welke reden dan ook, gedurende de onderzoeksperiode meer hamburgers zijn gaan eten, en in Pennsylvania niet, dan is de uitkomst vertekend. Ten tweede, vindt Hamermesh, moet duidelijk zijn dat de eerste meting van de werkgelegenheid plaats had voor het minimumloon is verhoogd. Daarover bestaat verschil van mening. Card en Krueger telefoneerden weliswaar voordat het minimumloon feitelijk werd verhoogd, maar de verhoging was al aangekondigd. Bedrijven konden dus anticiperen op de loonsverhoging door werknemers te ontslaan.

Formeel, zegt Card, klopt deze kritiek wel. Maar er is geen reden om aan te nemen dat de konsumptie van hamburgers ineens is veranderd in een van beide staten. Aangezien het verloop onder werknemers met een minimumloon zeer hoog is, lijkt het ontslaan van werknemers in anticipatie op een loonsverhoging onnodig. Card vermoedt ook bij dit punt van kritiek een zekere mate van selektieve verontwaardiging : “Wat zo teleurstellend is, ” zegt hij zuchtend, “is dat deze heren hadden gesmuld van dit onderzoek als de resultaten anders waren geweest. ” Belangrijker is dat er volgens Card wel degelijk verklaringen voorhanden zijn.

“Een volledig konkurrerende arbeidsmarkt is een abstraktie. Als een ondernemer een bordje op zijn winkelruit plakt, verwacht je dat het aantal sollicitanten stijgt naarmate de ondernemer een hoger loon opschrijft. Toch gaat in een volledig konkurrerende arbeidsmarkt deze vlieger niet op. Als de werkgever een loon opschrijft dat een fraktie boven het “evenwichtsloon” ligt, dan staat de hele betreffende beroepsbevolking op de stoep. In zo’n wereld wisselen mensen van baan als ze een frank per uur meer kunnen verdienen. Bij het beantwoorden van de vraag of het wenselijk is om het minimumloon te verhogen, kom je aan de grens van wat je met die abstraktie van een konkurrerende arbeidsmarkt kunt analyzeren. “

FRANK KALSHOVEN

(c) Elsevier

(*) David Card & Alan B. Krueger : Myth and Measurement, the new economics of the minimum wage. Princeton University Press, 1995.

DAVID CARD (PRINCETON UNIVERSITY). “Ons onderzoek laat zien dat verhoging van het minimumloon vooral een verdelingsvraagstuk is. “

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content