MINDER WERKEN, MEER WERKLOZEN

De voorbije maanden zorgde de oplevende conjunctuur voor een lichte daling van de werkloosheidscijfers, vooral in Vlaanderen. De meeste voorspellers gaan ervan uit dat ook volgend jaar de economie verder zal aantrekken, zodat de terugloop van het aantal werklozen zich waarschijnlijk zal doorzetten.

Toch is het utopisch te verwachten dat economische groei alleen een structurele oplossing biedt voor het werkloosheidsprobleem. Groei vormt een noodzakelijke, maar zeker geen voldoende voorwaarde. Factoren als loonkostenmatiging of meer flexibiliteit op de arbeidsmarkten zijn minstens even belangrijk. Indien we – puur hypothetisch – morgen de Belgische loonkosten met 10% naar beneden zouden kunnen brengen, zou dat ongetwijfeld heel wat nieuwe jobs creëren. En hetzelfde geldt voor flexibiliteit. Meer groei, strakke loonkostenmatiging en grotere flexibiliteit: deze drie ingrediënten samen vormen hét antibioticum tegen het werkloosheidsvirus.

In de werkloosheidsdiscussie wordt vaak gegoocheld met cijfers. Net zoals in de meeste andere West-Europese landen ligt de reële werkloosheidsgraad in België – eigenlijk heeft meer dan 20% van de bevolking geen baan – veel hoger dan de officieel gepubliceerde aantallen. Wij kweekten de voorbije jaren immers de ongezonde gewoonte aan om de werkloosheid bijna exclusief langs de aanbodzijde van de arbeidsmarkt te bestrijden. Ten onrechte natuurlijk, want vervroegde pensionering, loopbaanonderbreking, speciale statuten en brugpensionering zijn nauwelijks meer dan oogverblindende maatregelen. Op termijn leiden zij – via de hogere lastendruk – tot nog méér vernietiging van arbeidsplaatsen.

Nog zo’n typisch onderdeel van het aanbodbeleid om de werkloosheid te bestrijden is de drang naar arbeidstijdverkorting. Er kan maar weinig op tegen zijn om in het kader van een flexibilisering van de arbeidsverhoudingen tot formules te komen waarbij via korter werken door sommigen, openingen worden gemaakt naar bijkomende jobs voor anderen. Een heel andere zaak is evenwel het streven naar een algemene arbeidsduurverkorting om de werkloosheidspijn te lenigen. De bediendenvakbonden LBC en BBTK pleiten nochtans opnieuw voor zo’n ingreep. Over drie tot vijf jaar zouden zij een veralgemeende 32-urenweek willen zien, met maximaal vier werkdagen én behoud van loon. Tijdens de sociale onderhandelingen – gepland voor het najaar – willen LBC en BBTK deze herverdelende maatregelen koppelen aan de toekenning van verlaging van de loonkosten.

In deze kolommen hebben we al vaak geargumenteerd dat zulke maatregelen weinig zoden aan de dijk zetten, integendeel zelfs. Herhaling kan vermoeien, maar ook de propagandisten van de opgelegde arbeidsduurverkorting sparen moeite noch tijd om anderen van hun gelijk te overtuigen. We vatten onze argumentatie nog eens samen in vier punten.

Ten eerste, het is opvallend dat de geïndustrialiseerde landen waar het langst wordt gewerkt – de Verenigde Staten, Engeland en Japan – net die staten zijn met de laagste werkloosheidsgraad. Landen met hoge werkloosheidscijfers – zoals België, Italië en Spanje – hebben nu al de kortste werkweek. Dit is een opmerkelijk statistisch fenomeen, geen vaststelling van een oorzakelijk verband.

Ten tweede, een opgelegde, algemene werktijdverkorting met loonbehoud verhoogt de bedrijfskosten. Dit fenomeen schrikt investeerders af, ook al omdat het de rendabiliteit van het geïnvesteerd kapitaal vermindert. Dit kapitaal kan minder intensief worden gebruikt. Bovendien leidt deze maatregel tot een intensivering van de inspanningen tot rationalisatie en automatisatie. Daardoor neemt niet alleen de werkloosheid opnieuw toe, maar ook de werkdruk voor degenen die nog aan de slag kunnen blijven. Het verhaal begint bijna satanische trekjes te krijgen wanneer, omwille van de alzo opgejaagde productiviteitscijfers, de werkenden nog eens extra loonsverhogingen menen te mogen claimen.

Ten derde, de hypothese dat algemene werktijdverkorting aanleiding kan geven tot een toename van de tewerkstelling houdt impliciet in dat men ervan uitgaat dat de werklozen nagenoeg probleemloos in bestaande jobs kunnen inschuiven. Zoiets is pure utopie. Het feit dat vandaag duizenden vacatures open blijven, vormt daarvan het duidelijkste bewijs. Het gros van onze werklozen is ongeschoold en/of onervaren. Als bedrijven deze mensen in het productieproces willen inschakelen, zijn ze verplicht om kosten te maken. Maar als de loonkosten niet minstens evenredig met die meerkosten dalen, leveren bedrijven die inspanning nooit. Men kan uiteraard proberen om bijkomende tewerkstelling op te leggen. Maar dat leidt dan tot ofwel aantasting van de rendabiliteit van de bedrijven, ofwel saneringen langs de achterdeur. In beide gevallen krimpt de tewerkstelling.

Ten vierde, de westerse landen staan met de vergrijzing van de bevolking voor een gigantische uitdaging, vooral inzake pensioenen en gezondheidszorg. Dat geldt zeker voor België. Een zo breed mogelijke economische basis is een noodzakelijke voorwaarde om deze moeilijke rit met zo min mogelijk kleerscheuren door te komen. Opgelegde arbeidsduurvermindering staat daar volkomen haaks op.

Johan Van Overtveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content