Minder uren, minder banen
Frankrijk wil tegen het jaar 2000 een veralgemeende 35-urenweek. Bij ons hoort men pleidooien voor een 32-urenweek. Zal dat de tewerkstelling bevorderen? Helemaal niet, zo blijkt uit een studie van de Amerikaanse centrale bank.
Het Belgische ABVV opteert voor een 32-urenweek als hét middel om de werkloosheid in te dijken. In Frankrijk keurde het parlement op 10 februari jongstleden in eerste lezing een wet goed waardoor de 35-urenweek tegen het jaar 2000 verplicht moet worden ingevoerd in alle bedrijven met méér dan 20 werknemers. Kleinere ondernemingen krijgen respijt tot het jaar 2002. Wel moet nu ook de senaat nog zijn zegen geven, en dienen vakbonden en patronaat in onderling overleg heel wat modaliteiten van de operatie verder uit te werken.
Kunnen we van een dergelijk beleid een positieve impuls verwachten voor de tewerkstelling? Neen, integendeel zelfs. Zo poneert Terry Fitzgerald, stafeconoom verbonden aan de Federal Reserve Bank of Cleveland, een afdeling van de Amerikaanse centrale bank. Om te beginnen, stelt Fitzgerald vast dat het aantal uren arbeid dat tijdens een jaar werd verricht in Japan en de Europese landen de voorbije decennia duidelijk daalde. In Canada nam de arbeidstijd slechts zeer lichtjes af en in de Verenigde Staten nam die zelfs toe (zie tabel 1). Amerikanen klopten in 1994 zelfs meer werkuren dan de Japanners. “Blijkbaar kon dat niet beletten dat de VS nu al verschillende jaren full employment kennen of toch dicht in de buurt zitten”, aldus Fitzgerald.
Om de effecten van een wettelijk opgelegde arbeidsduurvermindering in te schatten, werkt de Fed-econoom met een eenvoudig model dat het beslissingsproces binnen de ondernemingen weergeeft, onder meer met betrekking tot de vraag naar arbeid. Cruciaal in dit model is dat de arbeidskosten van ondernemingen in de realiteit bestaan uit twee componenten. Enerzijds is er de variabele factor, namelijk het totale uurloon dat varieert in functie van het aantal gepresteerde uren. Anderzijds is er ook een vaste component, die niet varieert in functie van het aantal gepresteerde uren. Training en opleiding vormen, zeker in een moderne economie, het belangrijkste onderdeel van deze vaste loonkosten.
KOSTEN.
Aan de hand van dit vrij conventionele economische model onderzoekt Terry Fitzgerald wat er gebeurt wanneer men de arbeidstijd terugschroeft van 40 uren per week naar 35 uren – een vermindering met 12,5%. Een denkoefening die, ook qua concrete cijfers, erg nauw aansluit bij wat de regering van eerste minister Lionel Jospin in Frankrijk doorvoert. Terry Fitzgerald: “Ondernemingen werven aan zolang de productie die de extra aangeworven medewerkers voortbrengen, de kosten voor hun aanwerving overtreffen. Bij een arbeidstijdvermindering met 12,5% vermindert de productie van de laatst aangeworvenen uiteraard ook met 12,5%. Vanwege de vaste component in de loonkosten dalen de totale kosten voor hun tewerkstelling echter met minder dan 12,5%. De ondernemingen zullen daarom hun tewerkstelling terugschroeven om opnieuw een minimale gelijkheid te bekomen tussen opbrengsten en kosten.”
De centrale factor in de relatie arbeidstijd-tewerkstelling is het weekloon (zie tabel 2). Zelfs al daalt dat proportioneel mee met de arbeidstijd (dus ook met 12,5%), dan treedt er nog een lichte daling van de tewerkstelling op. Blijft het weekloon ongewijzigd – de bekende syndicale kreet “arbeidsherverdeling mét loonbehoud” – dan doet er zich een heuse jobramp voor: zoals blijkt uit de eerste rij van tabel 2, klapt de tewerkstelling dan immers met ruim 30% in elkaar.
Terry Fitzgerald waarschuwt voor een al te letterlijke interpretatie van zijn resulaten, maar is er wel van overtuigd dat ze de realiteit erg dicht benaderen. “Dit soort van berekeningen gaat er altijd van uit dat al de andere factoren ongewijzigd blijven. Wanneer zich daarentegen, parallel met een opgelegde arbeidsduurverkorting, een internationale heropleving voordoet, zal de tewerkstellingsvernietiging uiteraard kleiner uitvallen. Hetzelfde geldt bij een spectaculaire stijging van de arbeidsproductiviteit. Van de andere kant hou ik in mijn model totaal geen rekening met het feit dat een lagere arbeidsduur ook een negatieve impact heeft op de rendabiliteit van kapitaal en investeringen. Ik ben er vrij gerust in dat mijn resultaten de realiteit uiteindelijk vrij sterk zullen benaderen”.
JOHAN VAN OVERTVELDT
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier