Minder Europese steun voor Belgische ngo’s
Steeds minder Belgische ontwikkelingsorganisaties krijgen geld van de Europese Unie. Ondertussen nemen concurrentie en monopolisering toe.
Jaarlijks trekt de Europese Commissie circa 5,5 miljard euro uit voor hulp aan minder bedeelde landen buiten de Unie. Dit bedrag sijpelt via een wirwar aan kanalen naar de bestemmingen. “Ongeveer 80% belandt direct bij de regeringen,” schat Jean Louis Ville, die bij de Commissie verantwoordelijk is voor het ontwikkelingsbudget. De rest van het geld komt terecht bij bijna duizend Europese niet-gouvernementele organisaties (ngo’s).
Belgische ngo’s streken vorig jaar 56 miljoen euro op van het totale budget van 1 miljard euro. Tien jaar geleden kregen ze relatief meer, omdat er toen minder concurrentie was uit andere lidstaten. “Begin jaren negentig stond België aan de top,” vertelt Jean Reynaert, directeur van Coprogram, een belangenorganisatie die driekwart van de Belgische ngo’s vertegenwoordigt. “Nu krijgen organisaties uit andere lidstaten zoals Griekenland en Spanje, voorrang.” De uitbreiding van de EU zal die tendens nog verscherpen.
De Europese Commissie werkt met een dertigtal budgetlijnen die steun leveren aan ngo’s. Iedere lijn heeft een eigen doelstelling, variërend van aids-bestrijding in Afrika tot duurzame landbouw in Latijns-Amerika. Er bestaat niet één kantoor van de Commissie waar ngo’s zich kunnen opgeven voor deze fondsen. DG Ontwikkeling, DG Milieu en DG Externe Relaties van de Commissie hebben elk een eigen budgetlijn.
Een beetje verwarrend, dat geef ook de Commissie toe. “Het moet efficiënter,” zegt Heinz Miko, woordvoerder van de Commissie. “Daarom brengen we alles onder in EuropeAid, een organisatie die werkt zonder politieke bemoeienissen.” Het nieuwe EU-orgaan, dat vorig jaar werd opgericht, moet alle ontwikkelingshulp centraal coördineren en beheren.
De bundeling van alle activiteiten in EuropeAid lijkt een prachtig plan. Maar in de praktijk leidt het tot meer bureaucratie. En dat is slecht nieuws voor de ngo’s. “Het wordt steeds ingewikkelder om steun aan te vragen bij de Europese Unie. Veel organisaties geven het op. Begin jaren negentig kregen dertig tot veertig Belgische ngo’s Europees geld. Nu zijn dat er nog zeventien,” aldus Reynaert van Coprogram.
11.11.11. blijft weg uit het ‘financiële kluwen’ van de EU en rekent vooral op de eigen collecte en de Belgische overheid. “De lange procedure maakt het lastig om het gat te overbruggen tussen een project dat afloopt en één dat begint,” “zegt Rudi de Meyer van 11.11.11. Vooral kleine organisaties hebben last van die lange wachttijd, omdat ze niet kunnen terugvallen op een financiële buffer die grote ngo’s wel hebben.
Rijke ngo’s bestaan dus ook. Artsen zonder Grenzen bijvoorbeeld, dat meer dan de helft van de 56 miljoen euro opstrijkt. De organisatie teert vooral op ‘noodhulp’, een aparte tak van de Europese ontwikkelingshulp waar een soort monopolisering heeft plaatsgevonden. “Het aantal spelers is beperkt. Twintig of dertig ngo’s verdelen de noodhulp en geen duizend, zoals bij de ontwikkelingshulp,” aldus Reynaert van Coprogram.
Intussen wordt de ademruimte voor de kleine ngo’s nog beperkt. Volgens Guido Dumon van de Europese koepelorganisatie CLONG wil de Commissie het aantal budgetlijnen uitdunnen, omdat er in grote budgetten makkelijker kan worden bespaard. Helaas zijn het net die specifieke budgetlijnen die de kleine ngo’s nog een kans geven om Europees geld te vangen.
Mathilde Sanders [{ssquf}]
Begin jaren negentig kregen dertig tot veertig Belgische ngo’s Europees geld. Nu zijn dat er nog zeventien.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier