“MIJN VADER ZEI: WANTROUW HET BRUSSELSE ZAKENLEVEN. BLIJF DAAR WEG”
Het nummer 20 van de Brusselse Koningsstraat is appetijtelijk, met frisse gangen, gepoetste kantoren en gelapte ramen. Het nummer 30 is een bouwwerf, want er is twintig jaar niet omgekeken naar het grootste deel van het stadspaleis, met de twee huisnummers aan de Brusselse Warande, waar de Generale Maatschappij haar gezag uitoefende. De driehoek van België – Koninklijk Paleis, de volksvertegenwoordiging en de holding – heeft een stompe punt.
Graaf Maurice Lippens (62) is de huidige gastheer. De voorzitter van Fortis stapt voorbij een basreliëf van 1922 aan de ingang van zijn hoofdkwartier dat, in het Frans, aangeboden werd door “de verbonden ondernemingen” bij het eerste eeuwfeest van de Generale Maatschappij. Er volgt geen tweede eeuwfeest. De stenen van de nummers 30 en 20 zijn geïmpregneerd met een verdwenen Belgisch kapitalisme.
“In dit bureau zat de princedeBar, een prins van Habsburg, en nadien baron Guy de Wouters,” glimlacht Maurice Lippens bij de entree van zijn werkkamer. “Ik leef niet in een museum en kijk evenmin bestendig naar het verleden, hoewel de Generale Maatschappij hier tot 1988 het bevel voerde over een derde van de Belgische economie. De woorden van de laatste gouverneur Lamy staan gekrast in mijn geheugen: ‘Zolang ik gouverneur ben, wil ik niets te maken hebben met de aandeelhouders.’ Hij heeft met zijn team, met uitzondering van Jacques van der Schueren en Etienne Davignon die visie hadden, veel schade berokkend aan België en dat vergeet ik nooit.”
“Ik ben een kleine aandeelhouder”
De beurskapitalisatie van AG bij de start van Maurice Lippens als gedelegeerd bestuurder in 1983 bedroeg 3 miljard Belgische frank. Nu beloopt ze 1200 miljard Belgische frank (31 miljard euro) door de alliantie met Amev en de latere overnames. “Niet gek, hé,” vertelt Lippens glunderend. “Ik prijs me gelukkig de verzekeraar te hebben kunnen redden met Valère Croes. Ik zag de bestuurders van de Generale Maatschappij bezig bij AG met hun machtsspelletjes en dat moest ik niet hebben. Ik bouw, dat maakt mij gelukkig, en Fortis is vandaag het grootste bedrijf van België.”
“AG was ongelooflijk slaperig en bureaucratisch, liep achter op de branchegenoten en de familieaandeelhouders Lippens werden prikkelbaar. Royale Belge was het lievelingskind van de Generale, want deed alles wat de holding vroeg en dat was bij AG niet zo. Ik speelde na drie maanden op bij Charles Dejonghe: ‘Elke week is er een raad van bestuur met vijf aanwezigen en men bespreekt niets.’ Waarop hij repliceerde: ‘Wat is daar mis mee? Alles gaat goed en de aandeelhouders ontvangen hun dividenden, bemoei u daar niet mee.’ Ik ben gedurende een jaar beleefd gebleven en zocht nadien twintig topkaderleden op. Zo heb ik Valère Croes ontmoet, hij wou weggaan, want was het beu. Nadat ik gedelegeerd bestuurder werd, zijn Valère en ik beginnen saneren, kopen en fusioneren.”
“Ik ben een kleine aandeelhouder. Een belangrijk pakket AG zat traditioneel binnen de familie Lippens, maar de stukken waren verspreid. Ik wist via mijn vader en mijn oom hoe het aandeelhouderschap van de familie Lippens in grote lijnen in elkaar stak, maar van de overige aandeelhouders wist ik niks. De voorzitter wist het evenmin. AG had geen intens systeem zoals KBC om de families te cultiveren. Toen ik begon bij AG, kwam mijn vriend Pierre Drion van Petercam op bezoek en zei: ‘Ik zie en weet dat jij hier het verschil zal maken. Waarom lenen wij niet elk 50 miljoen? Die leveragen wij om aandelen AG te kopen.’ Ik durfde het niet aan en als ik het zou gedaan hebben, dan had ik miljarden frank verdiend.”
“Het klinkt als eigen lof, maar bij AG had ik een goede strategie. De steun van de aandeelhouders volgde wegens het goede managementteam en een flink plan. De fusie met Amev is toegejuicht, de toenadering tot VSB idem dito. Zo zijn we met doordachte wendingen gegroeid tot het Fortis van vandaag.”
“Ik miste zelfvertrouwen”
Zijn roeping als zakenman kreeg Maurice Lippens bij Harvard Business School (zie kader: Harvard, een nieuwe wereld). “Mijn vader was na de oorlog zonder veel succes actief in het zakenleven en bezat een steenbakkerij aan de entree van Knokke en in Snaaskerke bij Oudenburg, waar hij samenwerkte met de familie Verhelst. Ik kreeg geen enkele aansporing van hem om in zaken te gaan en hij stapelde evenmin de verwachtingen hoog op. Vader was een poëet, natuurliefhebber, godsdienstig en verdraagzaam. Zijn leven wentelde rond Knokke, het Zwin, de jacht. Big business werd door hem beoordeeld als een wereld van banksters, zoals de Rexisten zeiden. ‘Pas op voor Brussel,’ waarschuwde hij zijn kinderen. ‘Ga niet naar de Generale Maatschappij, dat zijn slechte mensen.’ Hij was verbaasd over mijn keuze voor een business-school.”
“Ik miste veel jaren zelfvertrouwen en had van oorsprong weinig zakelijke contacten,” bekent Maurice Lippens. “De relaties van mijn vader waren jagers, natuurliefhebbers, ex-militairen en Engelsen. Zeggen dat ik een selfmade man ben, is overdreven, want ik had een patrimonium om te beginnen en wij kenden mensen als Leon Lambert, het weze eerder cultureel dan zakelijk. Hij was als bankier een uitzondering in de vriendenkring. Ik was de meest bedeesde jongen die je je kon inbeelden. In 1988, tijdens de affaire-De Benedetti, verscheen ik tegen mijn zin op het televisiescherm met mijn ogen bijna half gesloten. Mijn zelfvertrouwen was zwak. Bij Leopold, de oudste zoon ontbrak dat niet, dat is bijna iets middeleeuws. Wel ben ik opgevoed met de stiffupperlip. Op Harvard Business School hebben ze mij meer emotionaliteit en expressie geleerd, en dat vond ik raar in die zogenaamde keiharde Amerikaanse samenleving. Ik heb geen schaamte om te zeggen, of zal er niet tegen vechten, dat ik tranen in de ogen heb. Nemesecouezpas, jesuispleindelarmes, is een zin die bij mij past. Ik toon mijn gevoelens, ook aan de kinderen. En emotionele intelligentie staat bij mij hoog aangeschreven.”
“Ik wilde niets freudiaans bewijzen aan mijn familie. Mijn macht is spontaan gegroeid en ik deed mijn plicht. Soms is het vervelend om een Lippens te zijn in Knokke, in een Brussels restaurant, in Zaventem. Op een vlucht van SN Brussels zijn de hostesses een en al vriendelijkheid. ‘Meneer Lippens, u gaat naar het paradijs,’ zeggen ze mij soms. Waarop ik antwoord: ‘Ik hoop niet op deze vlucht.'”
“Ik ben zeer vermogend, maar niet superrijk zoals George Soros, Bill Gates of John Rockefeller, wat men ook schrijft,” beklemtoont Maurice Lippens. “Albert Frère is superrijk, niet ik. Superrijken zijn mensen waarvoor 2,5 miljoen euro weinig telt. Ik ken er een paar en besef dat zij op een andere planeet wonen. Ik voel mij bij hen niet op mijn gemak en zij praten over andere zaken dan wat mij boeit. In België klitten de rijken aan elkaar, dat klopt en dat is deels defensief. In de VS is de mentaliteit: ik zal ooit ook rijk worden. In Europa is het omgekeerd. Hier is de mentaliteit: ik zal dat ooit afpakken.”
“Ik belde Albert Frère twee weken geleden op en vroeg hem: ‘Kan ik op bezoek komen bij de sageofGerpinnes?’ Hij reageerde prompt: ‘Niet overdrijven, ik ben niet als de sageofOmaha en geen Waalse Warren Buffett.’ Hoewel, Albert Frère bezit een ongelooflijk instinct om te beleggen. GBL en dochters vormen een rijke patrimoniumgroep met Bertelsmann, Suez en een rist van kleinere bedrijven in portefeuille. Frère en de Canadese familie Desmarais hebben samen een Franstalig blok opgebouwd dat kan wedijveren met de Angelsaksische leveranciers van durfkapitaal.”
Van de benedictijnen naar de ULB
“In Knokke bezocht ik de gemengde Montessorischool, ‘s morgens en ‘s avonds reed ik op de fiets door de bossen met hun Corsicaanse dennen, alle bomen werden geplant door mijn familie. Ik hoorde elke morgen de klokken van de dominicanenkerk en de geur van de natte bomen en de kleur van de oosterzon vergeet ik nimmer. Ik was zeer gelukkig,” bevestigt Maurice Lippens.
Bij de benedictijnen in Loppem ging de onbekommerde jeugd verder. “Ik vond het daar heerlijk, de school was sportief en bij de uitstekende leraren, allemaal monniken, en de scouts heb ik wijsheid opgestoken. Een godsdienstleraar in Loppem bezorgde ons in het geheim boeken van de index. Wij lazen Sartre en Gide als in een Dead Poets Society. Die priester-leraar zei ons: ‘ Ilfautdujugement, probeer te oordelen zonder te veroordelen.’ Ik ben in Loppem gepassioneerd geraakt door geschiedenis. De leraar Grieks zong letterlijk passages van de Ilias en zijn boeken werden veroordeeld door de kerk. Omdat mijn broer Leopold bijna weggejaagd werd in Loppem en mijn zussen al school liepen in Brussel, moest ik naar Saint-Pierre in Ukkel. Dat verdriet me vandaag nog.”
Maurice Lippens speelde graag met meccano en bouwde met een soort primitieve Lego ingewikkelde constructies voor zijn elektrische treintjes van Märklin. “Ik zag mij als ingenieur. Op Saint-Pierre had ik de slechtste leraren voor wiskunde, het was een ramp. Sommen kan ik maken, maar moeilijker ging me niet af. Een tweede jongensdroom was om advocaat te zijn voor de zwakkere, om de kleine man te verdedigen tegen de bankiers. Iets in de sfeer van de wetswinkel. Mijn vader was als burgemeester de vriend en steun van de kleine man in Knokke. Hij vertelde thuis over de armoede in de gemeente en ik wilde iets doen zoals hij. Ik studeerde wel rechten, maar ben nooit naar de balie gegaan. Na de school begon ik aan de ULB en die beweging van katholiek naar strijdend vrijzinnig scherpte mijn geest.”
Vader Lippens voedde zijn kroost op in de geest van de katholieke wetenschapper, jezuïet en mysticus Teilhard de Chardin. Zijn motto: ilfauttendreversleplusgrand. “Mijn vader was een enthousiaste aanhanger van Teilhard, had al zijn boeken gelezen – ik las er nog geen enkel. Dat heeft het gezin beïnvloed. Teilhard de Chardin sloot aan bij het ducinaltum van de benedictijnen. Iets dat je overstijgt. Ik ben gelukkig als ik een gevoel van harmonie heb en iets kan opbouwen met andere mensen. Met AG en Fortis heb ik kunnen bouwen in een vertrouwenssfeer,” aldus Maurice Lippens. “Ook met humor. Mensen die humor missen, zijn miezerig. Voor de calvinistische Nederlanders ben ik een pure Bourgondiër, ik zie mijn vrienden zeer graag, geniet van een heerlijke bereiding met een lekkere wijn in een goed restaurant. Dat zijn momenten die dubbel tellen, waarin je in vertrouwen iets kan vertellen of opbiechten. Voor mijn zestigste verjaardag was er in Knokke thuis een bourgondisch feest met de kinderen en hun vrienden, familieleden, oude kameraden, muziek van de jaren zestig en heel mooie speeches. Iedereen had de tranen in de ogen.”
Engels als moedertaal
“Toen ik naar de lagere school ging, sprak ik beter Engels dan Frans of Nederlands. Engels is mijn echte moedertaal en als ik bid, wat te weinig gebeurt, dan doe ik dat in het Engels, zoals het tellen,” memoreert Maurice Lippens. “Mijn moeder was zeer Engelsgezind en mijn eerste kinderboeken waren van Enid Blyton, Rudyard Kipling en – weinigen weten dat hij veel schreef voor de jeugd – Oscar Wilde, een favoriet van mij, zoals Stefan Zweig. DownThere, een van de eerste stripverhalen in Engeland, kwam in Knokke toe en ik vertelde ooit aan prins Charles dat ik EagleMagazine las. Hij ook. Alles wat Engels was, was voor mijn moeder perfect. Ik voel me min of meer in ballingschap op het vasteland, maar weet dat als ik in Engeland woon, ik ten eeuwige dage een bloodyforeigner zou zijn. Bij Harvard Business School vroeg men mij of ik een Engelsman was. Mijn broer en zussen en ik hebben het gevoel van thuiskomen in Dover. Ach, zelfs generaal De Gaulle bekende: ‘ L’Anglaisc’estunebonnelanguepourlecommerçe.’ Door die Engelse cultuur heb ik een extra-invalshoek, besef ik al lang. Mijn eerste geschiedenisboekjes waren allemaal Engelse werkjes met goede Britten en slechte Fransen.”
“De Franse econoom Jacques Rueff, die goed bevriend was met mijn ouders, schonk mij als tegengif tien Franse geschiedenisboeken met goede Fransen en slechte Britten. Ik ontdekte toen dat alles relatief is.”
“Aan wonen in het Verenigd Koninkrijk heb ik zelden gedacht. Je blijft een buitenstaander. De Belgische multimiljardair Alfred Löwenstein bezat in de jaren twintig een van de grootste kastelen van Engeland en een succesvolle paardenstal – hij verongelukte mysterieus bij een privé-vliegreis boven de Noordzee in 1928 – en bleef abloodyBelgian.”
“Ik lees enorm veel, maar Alzheimer sluipt op kousenvoeten binnen en ik vergeet al veel. Il Gattopardo van Giuseppe Tomasi di Lampedusa is een lievelingstekst. Mijn honderden boeken zijn allemaal mijn vrienden en ik leen ze nooit meer uit. Lezend zet ik kantlijnen en maak ik ezelsoren als zoekpunt. De Ontdekking van de Wereld van Harry Mulisch las ik twee jaar geleden. Prachtig. Het gedicht If van Rudyard Kipling ( citeert enkele zinnen) hangt naast mijn scheerspiegel als levensmotto. Die poëzie is een opdracht. Ik bezorgde haar al tweehonderd keer aan kennissen en onder meer aan kroonprins Filip. Ik heb recent veel opgestoken van Le Monde du Sacré van ULB-professor Rifflet. Hij schildert de wereldgodsdiensten met ongelooflijke informatie over de wahabieten, soennieten, hasjemieten. Heerlijk. André Malraux zei: ‘De 21ste eeuw zal religieus zijn of niet zijn,’ en die voorspelling blijkt te kloppen.”
“Mijn vrouw, de kinderen, het gezin zijn een centrale pilaar van mijn leven. Ik heb gelukkig in het begin van mijn carrière flink tijd kunnen besteden aan de vier kinderen en reisde veel met hen. Sedert 1988 is dat allemaal verminderd. ( lacht) Ik wil zo lang mogelijk actief blijven, want wil mijn echtgenote niet lastig vallen door altijd thuis te zijn. Mijn oudste zoon, Alexandre, is actief in de tax shelters voor films met zijn bedrijf Scope. In 2003 is hij gestart met twee werknemers, vandaag werken er veertig mensen en twee dochters zijn druk aan de slag in de documentaire film. Scope heeft het grootste marktaandeel in België in de filmproductie en financierde en distribueerde mee L’Enfant van de gebroeders Dardenne. Ik heb op een bescheiden manier geholpen bij de start van Scope. Aan mijn kinderen heb ik gezegd: je mag je toekomst volledig kiezen, volg wel de universiteit en doe nadien wat je doet met passie of wij zijn geen vrienden meer.”
‘La Question Flamande’
“De drie gouden draken in het familiewapen zeggen mij niets, ik weet niet waarom zij er staan. Het motto is belangrijker: nihilmetuere, niets vrezen,” vertelt Maurice Lippens. “Het essay dat insloeg als een bom in onze kringen, LaQuestionFlamande, geschreven in 1913 door Paul Lippens, een grootoom, en uitgegeven door zijn broer Maurice in 1929, hoort bij de familietraditie. Hij verschijnt zoals Maurice, mijn grootvader, die als minister van Openbaar Onderwijs de Gentse universiteit vernederlandste, in de Encyclopedie van de Vlaamse Beweging en verloor veel vrienden door zijn verhandeling. De stelling was eenvoudig en democratisch: in Vlaanderen Vlaams, en dat pleidooi kwam van een Franstalige Gentenaar. Heel wat kasteelheren zeiden: ‘Dat kan niet.’ Die generatie Lippens heeft veel geruzied met Franstalige vrienden, familieleden en academici. Ik hoor wel eens de verbaasde opmerking: ‘Jullie zijn Franstalige Vlamingen en toch flaminganten, hoe kan dat?’ De mensen vinden dat bizar, maar het is de treffende karakterisering.”
“Jean-Luc Dehaene – zijn vader was Franstalig – zei thuis op zijn achttiende: ‘Het is hier gedaan met La Libre Belgique, het wordt De Standaard.’ ( lacht) Ik woon in Brussel, omdat ik hier werk en ik in Het Zoute geen werk had. Ik ben wel sedert 1983 voorzitter van de familieonderneming Compagnie du Zoute, en pendel tussen Brussel en Knokke, waar ik jaarlijks maanden woon in het huis van mijn ouders. Ik houd van slecht weer. Met flinke regen in Knokke snuif je wilde geuren. ( citeert) Waar de meeuwen schreeuwen, daar voel ik mij thuis. Andere West-Vlaamse Franstaligen zijn naar de hoofdstad getrokken als ballingen.”
Congo was eveneens zeer belangrijk voor de familie, aldus Maurice Lippens. “Mijn grootvader Maurice was in de vroege jaren twintig gouverneur van Congo. Mijn vader was adjunct-conservator in de jaren dertig van het Albertpark in Kivu. Hij moest terugkeren naar België door de Tweede Wereldoorlog. Mijn oom, Robert Lippens, had een suikerfabriek in Moerbeke-Kwilu, nu Kwilu-Ngongo tegen Angola. Mijn vader wilde na de wereldbrand terug met zijn gezin naar de tropen, want dat was het paradijs voor hem, zijn vrouw en – naar hij hoopte – voor de vier kinderen. Toen werd hij gevraagd, gesmeekt door dokter Eugeen Mattelaere, een vriend van mijn vader, bijna een broer, dichter en flamingant, met een delegatie van alle Knokse partijen: ‘Wilt u burgemeester worden?’ Mijn vader antwoordde: ‘Neen, ik reis terug naar Congo.’ De pleidooien hielden niet op en hij aanvaardde het ambt voor drie jaar. Hij is 21 jaar burgemeester gebleven. Aan de ULB in 1961 was ik de enige Belg die met de Congolese studenten een goede relatie had. Ik werd zeer goed bevriend met Léon Lobitsch, de latere premier van Congo. Hij woonde in een krot en ik nodigde hem uit op restaurant in Knokke. Hij was joods-Pools-Congolees en is mij altijd zeer dankbaar gebleven. Mijn moeder hielp eveneens de Congolese studenten in België. Ik ben één keer op bezoek geweest in de oud-kolonie, in 1983.”
“De adel interesseert mij niet”
“De familie Lippens is niet royalistisch, wel monarchistisch. Mijn grootvader en ooms ijverden voor een sterker koningshuis of eerder een sterker staatshoofd. Zoals velen waren zij gekwetst door het langdradige, oeverloze gezwets in het parlement. Het was l’airdutemps, de Nieuwe Orde en minder macht voor het parlement. André de Staercke, de Gentse privé-secretaris van prins-regent Karel en secretaris van de Commissie-Lippens, ingesteld om de staatsvorm te bestuderen, was stevig bevriend met mijn grootvader. De Staercke kwam onder de indruk van Leopold III met zijn geweldige uitstraling. De koning was echter geen wijze man, en ‘gelukkig,’ zo schrijft De Staercke in zijn Mémoires, ‘heeft de oorlog aan Leopold III belet om verder te gaan met de Commissie-Lippens.'”
“Rond mijn adelstitel bestaat een groot misverstand. Ik heb die niet ontvangen wegens mijn rol bij de strijd om de Generale Bank,” zegt graaf Lippens ferm. “De toekenning werd besloten in februari 1997, maanden voor de betwisting tussen Fortis en ABN Amro over de acquisitie van de Generale Bank. Ik heb daarop een brief gekregen met het voorstel van die titel en zo’n aanbod wijs je niet af. Alles was in kannen en kruiken in de vroege lente en de affaire-Generale Bank is maanden later losgebarsten.”
Maurice Lippens vindt de titel van graaf fijn: “Hoewel, zeer eerlijk, de adel interesseert mij niet. Mensen zonder titel behoren bij de adel om hun manier van doen. Mijn vader werd graaf, dan mijn broer en ik volgde in 1997. Het klinkt snobistisch, maar het hoeft voor mij niet, waarmee ik niet zeg dat de adel moet afgeschaft worden. Onze adeltitels zijn zoals het Légion d’Honneur in Frankrijk. Door de titel is mijn leven niet veranderd, bij anderen wel en dat is soms spijtig. ‘Voelt u zich Belg?’ vind ik een rare vraag. Wanneer je aan een Fransman of Engelsman diezelfde vraag stelt, zal hij antwoorden: ‘Wat is uw vraag; ik begrijp u niet.’ De adel zie ik niet als een hogere kaste. Noblesseoblige geldt voor iedereen. Ik zou eerder stellen: éthiqueoblige, adel of niet speelt geen rol. Elke burger heeft de plicht om iets te doen voor de gemeenschap, zoals ook John Kennedy vond.”
“Ik ken de Duitse adel omdat mijn zus getrouwd is met een Von Bismarck. Die adelsnaam dwingt respect af wegens de verdiensten van Otto von Bismarck, de IJzeren Kanselier van 1866 tot 1890. De Duitse adel speelt geen maatschappelijke of politieke rol meer en ik hoor daar nooit heimwee naar Oost-Pruisen of de Duitse Balten. Dat is volslagen verleden tijd voor die kringen.”
1988: de Tweede Omwenteling van België
1988 is de Tweede Omwenteling van België. Maurice Lippens: “Gelukkig is Suez de overnemer van de Generale Maatschappij geworden en kon Etienne Davignon met zijn voorzitterschap beletten dat à la Alain Minc en Carlo de Benedetti alle dochters meteen en zonder veel discussie verkocht werden. Onder Suez is dat langzamer en oordeelkundiger gebeurd. Electrabel is de laatste etappe van de saga van 1988. Op emotioneel vlak is het spijtig, als Europeaan is het normaal, want op industrieel vlak logisch en goed. Dit is het lot van de ondernemingen van kleine landen. Novartis en Nestlé overleven goed in Zwitserland, ook Zweden en vooral Oostenrijk bezitten nationale grootondernemingen. Zij zijn uitzonderingen. Ons lot is het overgenomen te worden en wie gelooft in Europa, dus in schaalvergroting, moet consequent zijn. Citibank en HSBC kunnen Fortis opeten bij het ontbijt als zij dat willen. Als zij, ik zeg maar, het dubbele van de beurskoers betalen, dan aarzelt ook de trouwste aandeelhouder niet, want wij hebben geen vaste aandeelhouders meer. Men sprak over Carrefour in de handen van Wal-Mart, Nokia in de handen van Cisco, Danone in de handen van Pepsi en – dus waarom niet – Fortis in de handen van HSBC? De wereld draait snel, zeer snel. Jean Stéphenne bij SmithKline Beecham in Terhulpen en Ajit Shetty bij Janssen Pharmaceutica maken met hun teams van hun dochterbedrijven sterke fabrieken, dat blijft de kracht van de Belgen.”
“Een financiële holding is niet gericht op het bezit ten eeuwige dage van een bedrijf, hij kan dat bedrijf ontwikkelen en daardoor verliest de holding vat op de zaak. Het bedrijf groeit hem boven het hoofd en de natuurlijke uitweg en roeping van een financiële holding is om de participatie te verkopen. Gérard Worms van Suez, evenals zijn opvolger Gérard Mestrallet, was bezeten door de controlepremie. De belasting op de meerwaarde zou misschien in enkele gevallen iets hebben tegengehouden. De Belgische bedrijvenverankering is als het zandkasteel op een strand waar een flinke golf aanrolt.”
De langdurige en stabiele aandeelhouder is nu voltooid verleden tijd, meent Maurice Lippens. “De beursgenoteerde familiebedrijven Etex, InBev, Lhoist, UCB, Solvay, Roularta Media Group verzorgen hun aandeelhouders goed, maar als een bod met een fikse premie opduikt, wat dan? Albert Frère koopt posities bij Taittinger maar wil ze met veel meerwaarde verkopen. Ackermans & van Haaren zal bedrijven jarenlang steunen, maar als het een mooie premie kan vangen, moet het verkopen voor zijn aandeelhouders en dat maakt het moeilijker om langetermijnprojecten op te zetten.”
Vergeet de pensioenfondsen als anker! Maurice Lippens: “Zonder de euro was de rol van de pensioenfondsen bij de verankering essentieel, zoals in Nederland. Onder de gulden moesten die Nederlandse pensioenfondsen beleggen in Nederland, vandaag verkopen zij stelselmatig hun nationale aandelen. De Amsterdamse beursindex AEX is veel lager gezakt dan de Bel20. De Nederlandse pensioenfondsen kopen overal effecten: in Zuid-Amerika, in Azië… Ze werden wereldburgers. De verdedigingslijn is weggevallen in Nederland. Met Belgische pensioenfondsen en Hollandse verdedigingsconstructies in België hadden wij minder bedrijven zien vertrekken uit onze handen.”
“Lessius vond ik prachtig en hetzelfde geldt voor Asphales, met het team van Piet Van Waeyenberge. De nieuwe Vlaamse kapitalisten zijn een jaar te laat begonnen. Anders hadden ze een Vlaamse verankering van de Generale Maatschappij kunnen verwezenlijken. René Lamy wilde de Vlamingen niet betrekken bij zijn holding. Wij hebben er dikwijls over gepraat en er waren kandidaten – de ondernemers Boone en Emmanuel Lippens bijvoorbeeld, trouwens geen familie. Lamy wilde alleen samenwerken met het Franstalige establishment en zijn vrienden en heeft zich deskundig in de eigen voet geschoten.”
De raid en de arrogantie
De grote fout van ABN Amro was de geweldige arrogantie van de top en dat geven de directeuren en bestuurders vandaag toe, weet Maurice Lippens. “Jan Kallf en zijn staf arriveerden in Brussel met een privé-vliegtuig om de Generale Bank in te lijven en namen dergelijke airs aan, dat de VRT-verslaggevers daar een item over maakten. Dat was probleem nummer één voor ABN Amro. De problemen twee en drie zijn typische vennootschappelijke verschillen: in Nederland beslist de raad van bestuur, zo heet het management daar, en het management zegt ja of neen en niet de raad van commissarissen (onze raad van bestuur). Bovendien hebben de aandeelhouders in België meer zeggenschap, de aandeelhouders in Nederland bezitten vaak certificaten zonder stemrecht. Om hun arrogantie werd de leiding van ABN Amro niet ontvangen door bijvoorbeeld de koning. Probleem nummer vier luidde: Nederlanders mogen nooit andere Nederlanders aanvallen. Dat is een ongeschreven regel bij de noorderburen. De Nederlanders van Fortis waren woester dan de Belgen om de raid. Jan Kalff stuurde een amice-brief waar iedereen om lachte, en meldde dat hij niet ten aanval ging tegen de Nederlanders, maar tegen de Belgen. Belachelijk. De Belgen van Fortis hadden niet verwacht dat de Nederlandse collega’s op hun achterste poten zouden staan.”
“De volledige overname van Electrabel door Suez heeft geen gevolgen voor Fortis. Wij zijn kredietverschaffers van Electrabel en de Franse bank BNP Paribas zal niet automatisch voorrang krijgen. Wij zitten in het bankiersteam waarmee Suez werkt en Gérard Mestrallet is een trouwe man.”
Bij de twaalf bestuurders van Fortis zijn er vandaag zes nationaliteiten: een Indiër, een Fransman, Nederlanders, Belgen, Engelsen en een Duitser. Fortis is een mooi voorbeeld van de internationalisering van een board, hoorde Maurice Lippens in Groot-Brittannië. “De vier recente bestuurders zijn een grote verrijking, onze vergaderingen zijn 25 % nuttiger en krachtiger. Bij Fortis is de bloedgroepenspanning tussen Nederlanders en Belgen weg en dat wordt vergemakkelijkt door de internationale raad. De nieuwe CEO, Jean-Pierre Votron, belijdt terecht: ‘Fortis is een internationaal bedrijf met de start in België en Nederland, maar dat is de groep overstegen.'”
In de wachtkamer van Maurice Lippens ligt Le Bal des Empires van Béatrice Delvaux en Stefaan Michielsen over de uitverkoop van de Belgische industrie. Maurice Lippens lacht: “De Nederlandse editie is uitgeput en Anton Van Rossum nam het laatste exemplaar mee uit de Koningsstraat. Het boek is grotendeels correct. Inderdaad was er druk, veel druk, maar druk van alle kanten. Louis Verbeke speelde mee met Fred Chaffart, Daniel Janssen ageerde tegen zijn broer, Paul-Emmanuel Janssen. Iedereen heeft iedereen gemanipuleerd in dat dossier en het was hard tegen hard. De voorstanders van de verkoop van Generale Bank aan Fortis dachten dat zij nooit zouden winnen. De cultuurverschillen tussen ABN Amro en Generale Bank zouden echter groot geweest zijn. ABN Amro vindt zichzelf dé bank en leeft in de waanwereld van de laatste jaren van de Generale Maatschappij.”
Beloofd werd om de naam Generale Bank te behouden na de overname door Fortis. Prominente bestuurders als Georges Jacobs zwoeren: no pasaran. “Op de lange duur, en Georges Jacobs gaat vandaag akkoord, is het onmogelijk en duur om drie à vier merknamen te voeren,” denkt Maurice Lippens.
De Bende van Vier
“Ik heb nooit Davos bezocht en vind het een grote kermis,” aldus Maurice Lippens. “Ik ontvang de deelnemerslijst en kan wie ik wil zelf wel opbellen. Bilderberg en de Trilaterale Commissie bezoek ik wél graag. Bilderberg is erg intens, daar moet gewerkt worden van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat. De Round Table of Industrialists is boeiend, maar ik ben geen industrieel, dus geen lid. Praten over de toekomst van de wereld is trouwens een lastige oefening. Ik luister wel graag en netwerk in Washington bij de Trilaterale Commissie. Je hoort uit de eerste hand boeiende trends toelichten.”
“De zogenaamde Brusselse Bende van Vier – een oud tafelgenootschap van Marc Blanpain, Philippe Bodson, John Goossens en ikzelf – is na het overlijden van John een Bende van Drie geworden met gasten als Jean-Marie Delwart van Floridienne. Wij lachen veel.”
“Boven of onder de rivieren geboren zijn, speelt in Nederland vandaag qua macht en aanzien een veel kleinere rol dan vroeger, evenals de scheiding die daar deels mee samenhangt van niet-katholieken en katholieken,” weet Maurice Lippens. “De topmensen van Nederland zijn door en door internationaal en vormen de bovenlaag van een natie, koningin Beatrix is koningin der Nederlanden. De herinnering aan de Verenigde Oost-Indische Compagnie speelt in het collectieve bewustzijn van de grote handelaars en industriëlen een rol. De Belgen zijn te masochistisch voor elke vorm van economisch patriottisme. De opheffing van de Brits-Nederlandse dubbelstructuur bij Shell, na de heisa om de foute oliereserves, voelen de Nederlanders aan als een blaam. Shell wordt de facto een Brits bedrijf en ook Unilever zwaait in die richting. Corus en Reed Elsevier ankeren economisch Nederland ook bij de Britten. De Nederlanders hebben, weliswaar voorlopig, betere beschermingsconstructies voor hun nationale verankering dan de Belgen. Christine Morin-Postel, ex-GMB en vandaag Suez, is bestuurder van Shell en heeft de Britten en de Nederlanders gebrieft over hoe Fortis een dubbelstructuur omdraaide tot één structuur.”
Knokke wordt geen seniorie
Het leven in Knokke kent veel meer variëteit dan in Sint-Martens-Latem, oordeelt Maurice Lippens bij een vergelijking van de twee eliteplekken. “Aan de Leie leven enkele Franstaligen, in Knokke heb je Vlamingen, Brusselaars, Walen, veel Nederlanders, Duitsers die kopen en blijven, en de Engelsen duiken opnieuw op. Knokke is een Europese microkosmos. In juli en augustus is het een placem’astuvu. Leopold zorgt ervoor dat het geen seniorie wordt. Knokke is geen netwerk per se, er zijn deelgemeenten en die hebben hun eigen couleur locale: Duinbergen is anders, het Albertstrand is anders, Heist is anders, Het Zoute is anders en zeer vermogend. Na de twee zomermaanden verbrokkelen de contacten.”
“Ik ben eigenlijk executive chairman van de Compagnie, hoewel de code-Lippens dat niet graag ziet,” bekent Maurice Lippens. “Maar het is geen beursgenoteerde onderneming, wel een familiebedrijf. Ik heb drie zeer bekwame nieuwe niet-familieleden, niet-aandeelhouders in de raad van bestuur gebracht die beslagen vastgoedmensen zijn. Door die revolutie verkochten enkele aandeelhouders hun stukken. Er worden serieuze stappen gezet om buitengaats te groeien. Knokke is eivol na het project Finisterrae. In Hardelot in Noord-Frankrijk ontwikkelen wij een nieuwe zone à la Het Zoute met een golf en dat neemt twintig jaar in beslag. De Compagnie wordt internationaler en kijkt ook naar Nederland. Zij mikt niet op zogenaamde gatedcommunities met superrijken achter een omheining en poorten. Deze markt is in Europa zeer klein.”
“Winston Churchill zei: ‘ Sportsnever…’ Ik speel geen golf, mijn broer wel, soms met Albert Frère. Ik fiets urenlang door de polders, wandel en jaag in Spanje, Schotland, Frankrijk en Wallonië. Ik vraag me af waarom ik nog jaarlijks op wild schiet en Oscar Wilde oordeelde ( kijkt ondeugend): ‘Huntingistheunspeakableinpursuitoftheuneatable.'”
Fortis, prooi of jager?
Fortis heeft AnHyp op de rand van het failliet uit de put getild. Maurice Lippens: “Jean van de Put en Claude de Villenfagne hebben AG geregeld bijgestaan en zij stuurden de lift terug. De Bankcommissie wees ons bovendien ook op onze plicht, want wij waren met 10 % de grootste aandeelhouder en wilden solidair zijn bij de redding. Carl Holsters heeft het werk gedaan en AnHyp is met een mooie meerwaarde verkocht aan Axa. Mijn Nederlandse collega’s waren weinig opgetogen met al het werk dat wij deden voor de redding van AnHyp.”
“Voor de overname van het Duitse HBV door het Italiaanse Unicredito was de Europese schaalvergroting over de grenzen al gestart door de acquisities van Banco Santander. Iedereen praat met iedereen en of Fortis een prooi, een doelwit, of een jager is, is onbestemd. Voor twintig analisten zijn wij vijfmaal een prooi en vijftienmaal een overnemer. Fortis is geen kandidaat voor een stand-alone positie en wij voeren de plannen uit om kleine en middelgrote acquisities te doen in Europa en Azië. Na deze groei kunnen wij vanuit een betere machtspositie onderhandelen met andere banken.”
“Schaalvergroting van bedrijven is alleen nodig voor specifieke niches, zoals de banken en de verzekeraars. Je hoeft echter niet per definitie groot te zijn. Voor kennisbedrijven is schaal op zich niet nodig en ik zeg dikwijls, als voorzitter van een bankverzekeraar tegen beginners: ‘Ga niet te vroeg naar de beurs, of je wordt met huid en haar opgegeten.'”
“De moeilijkste opdracht in mijn leven”
“SN Brussels is een van de moeilijkste opdrachten geweest in mijn leven en ik had gelukkig Etienne Davignon bij de hand,” biecht Maurice Lippens op. “Ik vertelde aan premier Guy Verhofstadt: ‘Ik zeg ja als Davignon meedoet’. Waarop Verhofstadt repliceerde: ‘Davignon zegt hetzelfde over u.’ Het geheim van de smid is er in dit dossier niet of het zou pure, uitzichtloze koppigheid moeten geweest zijn. Elke dag was er slecht nieuws. Als ik in de put zat, was Davignon optimistisch, en omgekeerd. Wij stelden een businessplan op en wilden niemand zomaar verplichten tot deelname in het bedrijf op basis van onze relaties. Dikwijls hebben wij gesakkerd: ‘Nu is het gedaan, wij gaan naar de premier, het is gedaan.’ Wij hebben godzijdank gewonnen en de medewerkers van SN Brussels zijn bekwaam, beleefd en aangenaam in een moeilijke luchtvaartwereld.”
Frans Crols
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier