‘Mijn beroep zal sterven met mij’
Zijn melkronde wil hij voor geen geld ter wereld opgeven. En toch beseft Andre Hoogewijs dat zijn liedje bijna is uitgezongen. Het beroep van melkboer zal bijna zeker verdwijnen, samen met hem en zijn klanten. “Wist je dat mijn oudste klanten elke dag weesgegroetjes bidden voor mij?”
Bij Andre Hoogewijs stroomt er melk door zijn aderen. De kranige zeventiger speelt bijna in blessuretijd, maar lijkt onvermoeibaar. “De moeder van mijn vader startte een melkronde met een hondenkar aan het einde van de negentiende eeuw. Mijn pa voerde de melk rond met paard en kar. Hij had een melkveebedrijf met 21 melkkoeien. Tot 1970 verkochten we onze eigen melk, veel verder kun je het niet schoppen. We waren thuis met z’n vijven, een van mijn broers was ook melkboer.”
Het waren de glorietijden voor de melkboer, die onder andere ook boter en karnemelk verkocht. Andre startte als melkboer in 1958. “Toen waren er nog geen supermarkten, we kwamen bij iedereen aan huis.” Zijn vrouw stamt ook uit een boerenfamilie. In 1966 trouwden ze en beloofden ze elkaar trouw in goede en slechte melktijden. “We hebben altijd samen met melk rondgereden, zelfs op zondag. Zonder mijn vrouw zou het niet gelukt zijn. Enkel op Nieuwjaarsdag en op Wetteren-kermis bleven we thuis. De melk bewaarde toen trouwens niet lang. Nu blijft ze maandenlang goed.”
Hij dist verhalen op over vroeger, toen de melkboeren de melk weleens durfden te verdunnen met water, om meer winst te maken. Of ze verkochten afgeroomde melk voor volle melk. Gesjoemel is van alle tijden en alle sectoren. “Er zaten ook dronkaards tussen de melkboeren. (fijntjes) Goed dat hun paard de weg naar huis kende.”
Wurggreep van supermarkten
Vijftien jaar geleden telde België nog 1400 melkboeren, vandaag zijn dat er nauwelijks 140. Maandelijks geven enkele melkboeren op leeftijd er de brui aan. En dat komt niet alleen door de wurggreep van de supermarkten. Veel tweeverdieners zijn ook niet meer thuis om melkproducten in ontvangst te nemen. De consument koopt zijn melk liever in de supermarkt, waar ze bovendien een stukje goedkoper is.
Andre Hoogewijs had ooit meer dan duizend klanten, maar sinds de jaren tachtig kromp zijn melkronde stukje voor stukje in. “De supermarkten verkopen hun melk goedkoper dan dat wij ze kunnen inkopen van de melkerij. Begin dan maar te concurreren.” Voor de opkomst van de supermarkten moest hij enkel afrekenen met concullega’s die onder de prijs verkochten. “Ze verkochten veel volume, maar aan het einde van de rit gingen ze er het eerst tussenuit.”
Andre verdeelt al jaren melkproducten van melkerij Inex uit Bavegem. “Vroeger verkocht ik drie keer zoveel, niet enkel aan particulieren, maar ook aan bakkerijen en scholen.” De prijzen zijn wettelijk vastgesteld en officieel. Zijn winst is de marge die hij naar de eindklant doorrekent, maar die is minimaal, al weidt hij daar liever niet over uit. “Maar ik ben niet van het OCMW, hé. En ik lever service aan huis.” Eén ding wil hij nog kwijt: “Wij worden belast op een winstmarge van 28 procent, maar die kan ik nooit aanrekenen, want dan verkoop ik niets meer. Het is al lang niet meer rendabel om voor enkele liters melk langs te gaan bij klanten, maar ik heb zo veel gezinnen grootgebracht met melk en laat mijn trouwste klanten niet in de steek.”
Zwijgplicht
Ooit telde Andre vijftien melkboeren in zijn werkgebied, nu sluit hij de rij. “Wij zijn een uitstervend beroep, straks behoor ik tot de folklore. Al mijn collega’s zijn al gestopt, of stoppen binnenkort. Ik rijd nu nog drie halve dagen rond met mijn camionette. Op mijn 62ste ging ik met pensioen, maar ik verdien nog graag een centje bij, allemaal op factuur (toont ze ostentatief). Het is mijn leven. Ik kan de baan niet missen. Echt waar, ik doe dit veel liever dan een dagje naar de zee gaan.”
Melkboer is een sociaal beroep bij uitstek. Hij kent zijn klanten als zijn broekzak, en zij kennen hem. “Ik mag bij de mensen binnen via de achterdeur. Ze vertellen me alles, maar ik heb zwijgplicht, net zoals meneer doctoor.” De smeuïge verhalen à la ‘het is wellicht een kindje van de melkboer’ kent hij ook. Of hij ooit in bekoring kwam door de avances van een vrouwelijke klant? “Ik zit hier toch niet in een biechtstoel? (schaterlach). “Maar je moet wel tegen de baan kunnen. Ooit belde ik aan, een poedelnaakte vrouw riep vanuit haar bovenraam: ‘Ik kan voort hoor, Andre.’ (plots ernstig) Ik zie ook veel miserie. Veel oude mensen kunnen de eindjes moeilijk aan elkaar knopen en staan met plak (schuld, nvdr). Dat is er niet op verbeterd door de crisis.”
Enkele dagen na het interview moet Andre naar het ziekenhuis voor een zware hartoperatie. Zijn geest danst nog de samba, maar er zit sleet op zijn lichaam, en daar worstelt hij mee. “Je komt toch nog terug?”, vroegen sommige klanten. De meeste zijn tussen 70 en 100 jaar. “Een vrouw van 97 staat elke dag om 7 uur op en leest tien weesgegroeten voor mij, mijn vrouw en mijn zoon. Ze bidt dat het me goed mag gaan en dat ik later zonder pijn mag heengaan. Ik heb drie klanten die elke dag een kaarsje voor me branden. Zoiets kan ik niet uit mijn hoofd zetten. Dan besef ik ook dat mijn beroep zal sterven, samen met mij en mijn klanten.”
SAM DE KEGEL, FOTGRAFIE STIJN PIETERS
“Enkel op Nieuwjaarsdag en op Wetteren-kermis bleven we thuis”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier