Met de euro wordt alles anders
De nieuwe munt die 300 miljoen mensen op zak zullen krijgen, zal de manier waarop Europa zichzelf en de wereld ziet voorgoed veranderen.
De ‘steeds hechtere unie’ van Europa voltrekt zich al vijftig jaar, maar het zij de gemiddelde, onoplettende Europeaan vergeven als hij dat niet echt heeft gemerkt. Veel van de belangrijkste ontwikkelingen _ bijvoorbeeld gemeenschappelijke handelstarieven en regels voor de eengemaakte markt _ hadden een technisch karakter. Zelfs de aspecten van de integratie die de gewone burger raken, zoals verdwijnende grensposten en een gemeenschappelijk paspoort, komen in het dagelijks leven niet aan de orde.
Pan-Europese identiteit
De toekomst van de Europese Unie hangt af van het slagen of falen van de nieuwe munt. Een geslaagde euro zal een waarlijk pan-Europese identiteit scheppen, zowel binnen als buiten de EU. Europa zal een tastbaar alledaags bestaan krijgen, en mensen die in de Unie wonen, krijgen meer het gevoel van een gezamenlijk streven. De landen die buiten het project staan, vooral Groot-Brittannië, zullen zich onrustig gaan voelen, verwezen naar de marge van de invloed op het continent. Een mislukte euro daarentegen zou enorme spanningen binnen de Unie oproepen.
Maar waaruit bestaat slagen of falen? De afgelopen twee jaar heeft de aandacht zich sterk gericht op de externe waarde van de euro, bovenal ten opzichte van de dollar. In 2002 zal die kwestie aan belang inboeten en de euro zal mogelijk weer het symbolische niveau van pariteit met de dollar doorbreken. In de eerste paar weken waarin het nieuwe geld in omloop is, zal de aandacht verschuiven naar het al of niet soepele verloop van de overgang op bankbiljetten en munten.
Logistiek is het inderdaad een gigantische klus. Er moeten zo’n 14,5 miljard bankbiljetten en vijftig miljard munten worden verspreid onder 300 miljoen mensen, over een gebied dat zich uitstrekt van Portugal tot Finland. Er zullen onvermijdelijk vreselijke dingen gebeuren. Mensen zullen voorlopig meer tijd kwijt zijn aan aankopen die gewoonlijk heel eenvoudig zijn, wanneer ze met hun nationale valuta betalen en als wisselgeld onbekende munten en biljetten terugkrijgen. Eén voorspelling: er zal in de winkels en op de straten van Europa nauwelijks over iets anders worden gepraat in de eerste maanden van 2002. De pers _ in het bijzonder de Britse pers _ zal ongetwijfeld op elk verhaal springen dat getuigt van het gevoel van shock en woede dat Europeanen zal bekruipen bij hun worsteling met munten waarmee ze niet vertrouwd zijn.
Maar afgezien van een echte logistieke ramp _ die niet voor de hand ligt _ zal het politieke en economische lot van de euro niet worden bepaald door de vraag hoe soepel de invoering van de biljetten en muntstukken verloopt en evenmin door de waarde ervan ten opzichte van de dollar. Nee, tegen de tweede helft van 2002 zal het echte punt van discussie zijn of de komst van de munt meer behoefte heeft doen ontstaan aan verdere Europese integratie, en daar nieuwe impulsen aan heeft gegeven. Leidende figuren binnen de Unie, onder wie voorzitter Romano Prodi van de Europese Commissie, pleiten al enige tijd voor een economisch bestuur voor Europa. De implicatie is dat het eurogebied krachtiger politieke instituties nodig heeft om gestalte te geven aan het gemeenschappelijke economische beleid dat noodzakelijk wordt door de gemeenschappelijke munt. In 2002 zal dit debat samensmelten met het nieuwe debat over de constitutionele toekomst van Europa, waarvoor het startschot zal zijn gegeven op de top in België in december 2001.
Strenge regels
De discussie over economisch bestuur zal zich op een concreet thema gaan richten door de groeiende spanningen rond het Pact voor Stabiliteit en Groei van het eurogebied, en de gevolgen daarvan voor de nationale begrotingen van de twaalf landen die de munt delen. Het Pact werd in wezen op Duits bevel gesloten om de verzekering te krijgen dat alle leden van de club een verantwoord fiscaal beleid zouden voeren. Onder normale omstandigheden worden ze geacht nationale begrotingen na te streven die “in evenwicht zijn of een overschot vertonen”. Tekorten zijn toegestaan tijdens recessies, maar wanneer ze meer bedragen dan 3% van het bruto binnenlands product kunnen andere leden van de Europese Unie strafheffingen opleggen. De gedachte is dat de Unie met zo’n zwaar dreigement fiscale verantwoordelijkheid afdwingt, en voorkomt dat de spilziekte van enig land inflatoire problemen schept voor de andere leden van de eurozone.
Maar ook de potentiële politieke en economische problemen zijn duidelijk zichtbaar. Door zich aan te sluiten bij een monetaire unie hebben naties al vrijwillig afstand gedaan van twee instrumenten die vanouds worden ingezet voor het beheer van de nationale economie: de bevoegdheid rentevoeten aan te passen en de nationale valuta te devalueren. Het Pact voor Stabiliteit en Groei legt verregaande beperkingen op aan het derde belangrijke instrument: begrotingsbeleid.
De Europese Commissie is gemachtigd te waken over het begrotingsbeleid van de leden. Zorgwekkend is dat de grote drie van de eurozone _ Italië, Duitsland en Frankrijk _ in 2002 wel eens allemaal een reprimande zouden kunnen verdienen. Dat komt omdat ze in het verslechterende economische klimaat waarschijnlijk alledrie moeite zullen hebben met de nakoming van de budgettaire toezeggingen die ze aan hun partners binnen de eurozone hebben gedaan. Het Pact belichaamt de cruciale vraag die het lot van de eenheidsmunt zal bepalen. Zullen de voordelen van de euro _ gemak, meer handel en investeringen, bevordering van een Europese identiteit _ opwegen tegen de beperkingen die deze oplegt aan de nationale handelingsvrijheid? Het antwoord op die vraag zal in het komende decennium gaandeweg zichtbaar worden.
Gideon Rachman
De auteur is correspondent in Brussel van The Economist.
[2002]
Het eurogebied heeft krachtiger politieke instituties nodig.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier