Met azijn vang je geen vliegen

Eric Pompen Eric Pompen is redacteur van Moneytalk

België wil koste wat het wil buitenlandse bedrijven aantrekken. Jammer genoeg werkt onze fiscale wetgeving als een vliegenmepper op geïnteresseerde bedrijven. Dat blijkt uit een nieuwe studie van Baker & McKenzie.

“Ons land is op drie jaar tijd van de zesde naar de tiende plaats in Europa geduikeld inzake fiscale druk op bedrijven,” zegt Alain Huyghe, vennoot van Baker & McKenzie in Brussel. “Als de regering haar hervorming van de vennootschapsbelasting niet snel doorvoert, dreigen we heel wat buitenlandse investeringen te mislopen.”

Vorige maand pakte het internationale advocatenkantoor uit met een nieuw rapport over de effectieve marginale belastingvoet voor ondernemingen in de Europese Unie. Die studie toont nogmaals onze netelige positie op fiscaal vlak aan. Ook het Zwitserse managementinstituut IMD wijst in zijn jongste jaarboek op de hoge belastingdruk in België, waardoor wij slechts op de zeventiende plaats op de concurrentieranglijst prijken, met een aanzienlijke achterstand op Luxemburg en Nederland (zie www.imd.ch/wcy). Dat komt omdat België, in tegenstelling tot negen andere lidstaten, nog altijd geen hervorming – lees: verlaging – van de vennootschapsbelasting doorvoerde. Maar daar wordt nu eindelijk werk van gemaakt. Jammer genoeg mikt de regering op een budgettair neutrale operatie.

“De huidige voorstellen van de Hoge Raad van Financiën, die op 18 april jongstleden zijn eindverslag bekendmaakte, gaan niet ver genoeg,” zegt professor Frans Vanistendael ( KU Leuven). “Om onze concurrentiepositie te verbeteren, moet de werkelijke belastingdruk omlaag. In plaats van 131 miljard frank te pompen in een hervorming van de personenbelasting – wat gezien de economische conjunctuur niet echt nodig is – zou dit geld beter besteed worden aan een effectieve verlaging van de vennootschapsbelasting. Volgens de HRF kost een tariefvermindering van 40,17% naar 30% slechts 78 miljard frank per jaar.”

Daarom stelt de advocaat van Loyens & Volkmaars een degressief tarief voor van 30% op de eerste schijf van 100 miljoen frank winst, 20% op de volgende schijf en 10% op alles wat boven de 200 miljoen frank komt. Hieraan koppelt Vanistendael wel de afschaffing van de coördinatiecentra, die onder druk van de Europese Commissie hoe dan ook zullen moeten verdwijnen. “Het economisch schokeffect van zo’n operatie zal beduidend hoger zijn dan de huidige verlaging in de personenbelasting. Bovendien zou het aan het internationale bedrijfsleven een duidelijk signaal geven dat ons land zich niet in de hoek wil laten duwen in de fiscale concurrentieslag die nu volop woedt.”

Een golf van hervormingen…

In opdracht van de Nederlandse regering onderzocht Baker & McKenzie in 1998 de effectieve belastingdruk op vennootschappen in de Europese Unie (zie www.minfin.nl). Daarvoor deed het advocatenkantoor een beroep op de universiteit van Mannheim, die zich op het zogenaamde King/Fullerton-model baseerde. Deze methode, die ook door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso) gehanteerd wordt, neemt de grootste gemene deler van een industriële onderneming als uitgangspunt met een gemiddelde mix aan activa en financiering van het bedrijfskapitaal (30% vreemd vermogen). Tegelijk worden verschuivingen binnen de onderneming uitgezuiverd om een zo getrouw mogelijk beeld te geven.

Uit deze vergelijkende studie bleek dat Nederland – ondanks al zijn incentives – met een effectief tarief van 20,6% nog bóven het Europees gemiddelde van 19,91% zat (zie tabel 1: Effectieve marginale belastingvoet vennootschappen). Zo kon Willem Vermeend ( PvdA), de toenmalige staatssecretaris van Financiën bij onze noorderburen, de politieke discussie over fiscale gunstregimes in de bredere context van de vennootschapsbelasting plaatsen.

Opvallend was ook dat België – berucht om zijn hoogste nominale belastingvoet van 40,17% (inclusief crisisbelasting) – op een goede zesde plaats stond met 18,89%. Als je daar de aandeelhouders bijtelde, kwamen we in 1998 zelfs als het aantrekkelijkste land uit de bus met een fiscale druk van 29,10% (zie tabel 2: Effectieve marginale belastingvoet vennootschappen en aandeelhouders). “Die koppositie hadden we te danken aan de vrijstelling op meerwaarden van aandelen, plus de relatief lage belasting op inkomsten uit beleggingsintresten en dividenden (respectievelijk 15 en 25%),” zegt Alain Huyghe van Baker & McKenzie. “Bovendien mag je niet vergeten dat de socialezekerheidsbijdragen in ons land zeer hoog liggen. Dat betekent voor de werkgever toch ook een fiscale last.”

Intussen voerden negen van de vijftien lidstaten een hervorming van hun vennootschapsbelasting door. Vooral de percentages werden verlaagd, en de belastbare basis werd verbreed. Daarom onderzocht Baker & McKenzie in maart 2001 de gevolgen van de diverse wijzigingen in de fiscale stelsels binnen de Europese lidstaten (zie www.bakerinfo.com). Belastingspecialist Luc Meeus van Baker & McKenzie: “Op de nieuwe ranglijst zakt België van de zesde naar de tiende plaats. Ondertussen bereidt Nederland een belastingverlaging van 35% naar 30% voor. Dat zou onze noorderburen vijf miljard gulden aan gederfde inkomsten kosten, maar dan springen ze in één klap van de twaalfde naar de vijfde plaats in de effectieve toptien.”

…maar de verschillen blijven

Daarnaast bevestigt de studie dat er nog altijd een groot verschil bestaat tussen nominale en effectieve tarieven (zie tabel 3: De belastingdruk in de Europese Unie).

Het Europees gemiddelde bedraagt nu respectievelijk 33,39% en 18,3%. Wel vindt een stapsgewijze convergentie naar de middenmoot plaats. De meeste lidstaten romen gemiddeld tussen de 18% en de 20% van hun ondernemingswinsten af. Huyghe: “Dus van een race naar de bodem van de schatkist of een fiscale tarievenoorlog is niet echt sprake.”

Die stelling wordt bevestigd door een recente studie van Richard Baldwin (Universiteit van Genève) en Paul Krugman (Princeton University). Zij komen tot de conclusie dat clustermogelijkheden veel meer invloed hebben op de vestigingsplaats van bedrijven dan belastingtarieven ( Agglomeration, Integration and Tax Harmonization). Daarom zullen altijd fiscale verschillen tussen het centrum en de rand van de Europese Unie blijven bestaan.

Zo bekleedt Griekenland met een effectieve belastingvoet van 6,76% de eerste plaats in de rangschikking van Baker & McKenzie. Maar slechts weinig bedrijven willen erheen verhuizen. Daarom staat Ierland er met 9,43% relatief het beste voor, getuige ook de vele verhuizingen naar het groene eiland. Tot grote verrassing van velen maakt de Europese Commissie geen bezwaren tegen de Ierse plannen om vanaf 2003 een uniforme vennootschapsbelasting van 12,5% in te voeren. Ondanks een nominaal tarief van 41,25% (nog hoger dan België), dragen Italiaanse bedrijven gemiddeld maar 13,74% van hun winsten af. Ook de Scandinavische landen met een traditioneel hoge belastingdruk, zoals Zweden en Finland, halen zeer goede resultaten: respectievelijk 15,73% en 18,09%.

Volgens professor Lieven Denys ( VUB) volstaat een budgettair neutrale herschikking van het stelsel: “De studie van Baker & McKenzie toont aan dat wij het niet zo slecht doen in Europees verband. Vooral onze soepele afschrijvingsmethoden en onbeperkte investeringsaftrek op schuldfinanciering compenseren veel.” Psychologisch vindt hij een tariefverlaging wel belangrijk, maar dat hoeft de schatkist volgens hem geen geld te kosten. “In die zin sta ik achter de voorstellen van het HRF-rapport. Jammer genoeg lees ik geen bijsturing op het vlak van de debt/equity-ratio (schuld/eigen vermogen), evenmin een verschuiving naar de indirecte belastingen. Een correctie van de DBI- of meerwaardenvrijstelling heeft geen zin, want dan verval je in dubbele belastingen, wat alleen maar delokalisatie veroorzaakt.”

“Maar de belangrijkste conclusie van het jongste Baker & McKenzie-rapport is dat alle landen die hun nominaal tarief verlaagden zich ook werkelijk hebben verbeterd. Tussen 1998 en 2001 zakte het Europese gemiddelde van de effectieve belastingvoeten met 1,78% van 19,91% naar 18,13%,” zegt Luc Meeus. Volgens Johan Vandendriessche, managing partner van KPMG Tax Advisors, moet België absoluut iets doen om opnieuw op de short list van de investeerders te raken. “De makkelijkste methode is via het belastingtarief. Op dit vlak scoort ons land slecht in vergelijking met onze belangrijkste concurrenten. Bovendien hebben we te kampen met bijkomende nadelen, zoals een onflexibele fiscus, de neiging tot onbetrouwbaarheid, het gebrek aan fiscale consolidatie, de fiscaal geïnspireerde jaarrekeningen en de zware socialezekerheidslasten.”

Daarnaast pleit Vandendriessche voor het behoud van een aantal gunstregimes, zoals de coördinatie-, distributie- en servicecentra: “Dit zijn onze sterproducten die de aandacht van de investeerders trekken. Het terugverdieneffect mag niet onderschat worden.” Volgens hem moet absoluut werk worden gemaakt van een uitgebreide ruling-praktijk. Vandendriessche: “Dat is goed voor de directe investeringen en maakt een einde aan ons rechtsonzekere imago. Tenslotte verminderen dergelijke overeenkomsten tussen fiscus en belastingplichtige gevoelig het aantal geschillen, wat de overbelaste controleurs en rechtbanken goed zou uitkomen.”

De bocht van de Hoge Raad

De Hoge Raad voor Financiën wil de miljarden die hij door een tariefverlagen misloopt echter niet blauwblauw laten. De put moet gedempt worden. Ter compensatie stelt de HRF in zijn jongste verslag een aantal pistes voor om de belastbare basis te verbreden. Bijvoorbeeld: de vervanging van de degressieve afschrijvingen door een lineair systeem of de afschaffing van de investeringsaftrek.

Maar het is wel de vraag of die budgettair neutrale operatie de Belgische concurrentiepositie zal verbeteren. “Uit onze studie blijkt immers dat de andere landen er wel effectief op vooruitgaan. Als Nederland nu nog naar wettelijk tarief van 30% zakt, zoals het plant, komen wij nog verderop te liggen,” zegt Alain Huyghe. “Daarom zou de regering beter verder gaan dan een vestzak-broekzakoperatie. Maar dat is een politieke beslissing.”

Ondertussen heeft de HRF – na de felle kritiek op zijn eerste ontwerpadvies (zie Emiel Van Broekhoven in Trends van 29 maart 2001, blz. 14) – zijn eindverslag fel aangepast. Zo heeft het comité der wijzen zijn oorspronkelijke plan ingetrokken om de DBI-aftrek te herzien en een meerwaardebelasting van 5% op aandelen in te voeren. Finaal wordt alleen de koppeling van de vrijstellingsvoorwaarden aan bepaalde minimumparticipaties en tijdslimieten overwogen. Ook is geen sprake meer van een overheveling van de vrije beroepen, die werken onder vennootschapsvorm, naar het stelsel van de personenbelasting – zoals even gesuggereerd in het ontwerprapport.

Voorts gaat de HRF nu toch akkoord met het voorlopig behoud van de coördinatiecentra. Ze is geen voorstander van het systeem, maar vindt het wel dwaas om eenzijdig te ontwapenen. Bovendien maakt de Belgische minister van Financiën, Didier Reynders ( PRL), zich sterk dat de Europese Commissie dit gunstregime zal blijven toelaten tot eind 2009, de datum waarop een definitieve regeling voor de spaartegoeden wordt voorzien.

Daarnaast vraagt de fiscale denktank om de aanvullende crisisbelasting voor vennootschappen af te schaffen en de speciale KMO-tarieven toch te behouden, en dat ondanks eerdere bezwaren. Hierbij speelt de commissie in op de suggestie van Reynders tijdens het klassieke vragenuurtje in de Kamer, op 15 maart jongstleden. Dit was de eerste keer dat een topminister de budgettaire neutraliteit van de hervorming – zoals voorzien in de regeringsverklaring – officieel aan de kaak stelde. Meeus: “Met deze crisisbelasting heeft België mee zijn toetreding tot de Economische & Monetaire Unie (EMU) gefinancierd. Deze heffing heeft haar doel bereikt en zou dus bij de hervorming van de vennootschapsbelasting op z’n minst moeten verdwijnen.”

Ten slotte blijven volgens de werkgroep enkele belangrijke vragen bestaan. België is één van de zeldzame landen in Europa waar geen fiscale consolidatie (het belasten van de groep in plaats van de vennootschappen afzonderlijk) bestaat. Hieraan zou volgens de Hoge Raad dringend iets gedaan moeten worden. Ook wil hij de intercommunales aan de vennootschapsbelasting onderwerpen. “Maar dat is een heilige koe in België,” aldus Alain Huyghe. “Veel lokale mandatarissen zetelen ook in het nationale parlement. Zij zullen daar wel een stokje voor steken.”

De rol van het fiscale tarief

“Het belang van de fiscale factor neemt dus proportioneel toe om buitenlandse investeringen naar ons land te lokken,” besluit het rapport van Baker & McKenzie. “Binnen een eengemaakte markt vallen veel drempels, zoals mobiliteit en communicatie, weg,” zegt Luc Meeus. “Naast lage tarieven spelen gunstregimes een belangrijke rol, zolang ze geen concurrentievervalsing veroorzaken. Dankzij de nieuwe infocap-ruling, waarbij de administratie bedrijven toelaat om sommige immateriële vaste activa (zoals cliënteel, knowhow en goodwill) van hun belastingen af te trekken, hebben wij de afgelopen jaren nieuwe multinationals zoals Staples en Electrolux kunnen aantrekken.”

Het probleem is echter dat deze vrijwillige overeenkomsten tussen fiscus en bedrijf, waarin voorafgaandelijk rechtszekerheid over de fiscale behandeling wordt verleend, zich in een schemerzone bevinden. Precies om die reden dringt de Europese Commissie aan op meer transparantie terzake, om aan iedere kandidaat gelijke kansen te gven. “Anders zullen we dit aantrekkelijke voordeel zeker moeten opgeven.”

Eric Pompen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content