MESTRALLET EN HET LAND DER BLINDEN
De hoera-stemming bij de Generale Maatschappij over de benoeming van haar gedelegeerd bestuurder Gérard Mestrallet als topman van Suez, de moederholding in Parijs, is misplaatst (zie ook Tweespraak, blz. 3).
Gérard Mestrallet stond, zoals tot in den treure werd herhaald, inderdaad aan de top van de best renderende dochter van Suez. Maar het waarom van dit “sukses” werd minder in de verf gezet. De Generale werd behoed voor fiasko’s, omdat de leiding wordt betaald om niets of toch liefst zo weinig mogelijk te doen. Gezien de barslechte prestaties van de overige Suez-dochters was het dus makkelijk om betere cijfers voor te leggen.
Een holding zoals de Generale kan nuttig zijn als financieringsinstrument om bedrijven tijdens een laagkonjunktuur een steuntje in de rug te geven, met het rendement van investeringen uit betere tijden. Gezien de konjunktuur van de ene sektor niet steeds gelijk loopt met de andere, wordt het risico zo gespreid over een resem ondernemingen. Ackermans & van Haaren en Cobepa zijn mooie voorbeelden die deze teorie in de praktijk omzetten.
Maar Suez noch de Generale slagen erin toegevoegde waarde te laten creëren. De dochters van de Generale houden de holding liefst op een verre afstand. In goede dagen kunnen ze de moeder missen als kiespijn. En hun moeilijkheden lossen ze liever zelf op. De (verplichte) verkoop van CBR aan Heidelberger Zement (op een moment dat de Belgische cementgroep meer zag in een konstruktie tussen partners à la Fortis) bewijst de negatieve toegevoegde waarde van de Generale (beheerskosten : 586 miljoen per jaar).
De gevolgen laten zich raden. De discount (het verschil tussen de gekapitalizeerde beurswaarde en de waarde van de participaties) van de Generale schommelt permanent tussen 20 en 30 %. Het rendement op het eigen vermogen bedraagt slechts tussen 3 en 5 %. Sinds de overname door Suez ligt de koers van de Generale 70 % lager dan het beursgemiddelde.
De Generale Maatschappij is een myte. Een waanidee dat in stand wordt gehouden om de Belgen een schijn van macht te geven. Dat de Generale met haar strategie geen blijf weet, blijkt uit het feit dat de opbrengst van de verkoop van CBR nog steeds niet werd geïnvesteerd in nieuwe, toekomstgerichte sektoren. En dat is toch net de roeping van een industriële holding.
Dit roept de vraag op : loont het de moeite om aan de in se zwakke Generale Maatschappij aandacht en tijd te besteden ? Zuiver ekonomisch gezien is het antwoord neen. Maar de Generale Maatschappij is ook vandaag meer dan een louter bedrijfsekonomisch verschijnsel. In de pikorde van de ekonomische elite in België staat ze bovenaan. De Generale Maatschappij blijft een halfverlichte plek, een oefenplein voor het breien van toprelaties door Belgiës betere kringen. Wie niet of onvoldoende meepraat in dit clubbish cenakel, behoort maatschappelijk tot de ondersoort van het ekonomische België. Zuiver taktisch-maatschappelijk is aandacht voor de Koningsstraat een doorlopende noodzaak.
HBR
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier