Meid voor het zware werk
IGW maakt grote tandwielen en tandwielkasten voor het zware industriële werk. Groei haalt het vooral in Azië, voornamelijk China. Op een opleving in Europa blijft het voorlopig wachten.
IGW uit Oostkamp is een specialist in transmissiecomponenten, vooral tandwielen en tandwielkasten. Voor motoren van schepen bijvoorbeeld maakt het gevaartes tot twee meter lang en vijf ton zwaar. Die tandwielen moeten de motoren in beweging zetten, en weerstaan gigantische krachten. Andere belangrijke klanten in die markt zijn treinproducenten als Alstom en Bombardier. Ook voor de compressorenmarkt maakt het gevaartes. In deze markt is Atlas Copco een belangrijke klant. “Een dieselmotor van een wagen draait in een normaal ritme 2000 toeren per minuut. Bij compressoren haal je tot 50.000 toeren per minuut”, duidt CEO Holger Stehling. “Als ze niet heel minutieus gemaakt zijn, kan dat heel gevaarlijk zijn. Ik zag onlangs een foto van een slecht afgewerkte tandwielkast van een concurrent. Het aandrijfsysteem was uit de tandwielkast gevlogen en had zich een weg door de fabriekshal gebaand.”
In China zit de groei
IGW is dus een meid voor het zware industriële werk. In Oostkamp staat de fabriek voor de grote tandwielen. Daarnaast heeft IGW ook fabrieken in China, Roemenië, Tsjechië en de Verenigde Staten. “Onze groei zit voornamelijk in Azië”, analyseert Holger Stehling. “De treinmarkt groeit vooral in China. Ook de Verenigde Staten hebben plannen voor de uitbouw van hogesnelheidslijnen. En wat hebben we in Europa? Laten we zeggen dat de conjunctuur hier stabiliseert. Ik zie nog altijd weinig heropleving. In Europa doen we vooral onderhoud, het op peil houden van het bestaande productieapparaat. Dat creëert nooit dezelfde dynamiek als nieuwe apparatuur.”
Stehling kwam eind 2012 aan het roer bij IGW. Hij verkortte de naam van NV IGW Watteeuw International naar het meer internationaal en commercieel klinkende IGW. “Niemand in China kan de naam Watteeuw uitspreken.” Maar de nieuwe CEO moest vooral meer synergie brengen tussen de fabrieken van de groep. “We hadden twee afzonderlijke verkoopploegen. Een voor de tandwielen en een andere voor de tandwielkasten. Die bewerkten afzonderlijk de markt.” Terwijl de klanten vaak beide producten willen. De samengesmede verkoopploeg gaat voortaan ook op zoek naar klanten in bijkomende markten, zoals olie- en gaswinning.
Ook de productiviteit werd opgeschroefd. Dat is belangrijk. In Oostkamp alleen ligt voor honderdduizenden euro’s aan slapend kapitaal. De magazijnen herbergen honderden tandwielen. Voorfinanciering door de klanten is er niet. “Hoe sneller dat buiten kan, hoe beter. De productiviteit ging sterk vooruit, onder meer omdat de werknemers leerden hoe ze verschillende machines kunnen bedienen.”
Geen probleem met verandering
Het resultaat is een omzet- en winstverbetering. Die betere cijfers zijn cruciaal voor het Belgische filiaal van IGW. “De druk op de Belgische vestiging is uiteraard groot, zeker door de hoge loonlasten”, waarschuwt Holger Stehling. “Waarom zijn die brutolonen hier toch zo hoog? Ik zie in de levensstandaard van de gemiddelde Belg geen enkel verschil met Duitsland. Het zijn gewoon de belastingen die zeer hoog zijn. Bovendien zit onze groei vooral in de lagelonenlanden. In Roemenië betaal je een kwart van de Belgische lonen, en ik zie geen kwaliteitsverschil in het geleverde werk. Maar de site in Oostkamp heeft uiteraard ook kennis in huis. Je moet weten welk materiaal je moet kopen, en hoe je de producten op de juiste manier ineensteekt. Ik wil geen problemen met tandwielen die uit hun kast vliegen.”
Er zijn wel meer troeven die Stehling kan smaken in Vlaanderen. “Ik waardeer de openheid van de werknemers, de bereidheid tot verandering. Van al mijn fabrieken heb ik daarmee het minst problemen in België. Duitsers zijn veel geslotener en afwachtend. Dat merk ik ook in Tsjechië, nochtans het grootste filiaal in omzet, en met het wereldwijde O&O-centrum naast de fabriek. De Tsjechen reageren zoals de Duitsers zouden reageren. De Belgen zijn heel positief tegenover vreemdelingen. Ik voel me hier nooit een buitenlander.”
Zelfs de vakbonden vindt Holger Stehling beter in België. “Als de Duitse metaalvakbond IG Metall staakt, staan alle arbeiders op straat. IG Metall is veel militanter. Maar we hebben in Oostkamp uiteraard ook de staking van 15 december vorig jaar gehad. Het was me echt niet duidelijk wat mijn fabriek, waar 21 werknemers het werk neerlegden, daarmee te maken had. De staking was gewoon unilateraal opgelegd door de vakbondstop.”
Timmeren aan de weg
En dan is er nog het gebrek aan goed technisch geschoold personeel. “Ik begrijp niet waarom het imago van de industrie in België zo zwak is. We vinden steeds minder jongeren. Ze kiezen voor andere banen. Volgens mij onterecht, want er zijn meer kansen in de industrie, en de lonen zijn er hoger.”
IGW timmert nochtans aan de weg, met de Watteeuw Academy. Het is een combinatie van leren en werken, in samenwerking met de technische school VTI uit Brugge. “We zijn daar zes jaar mee bezig, dit jaar hebben we twintig leerlingen”, zegt fabrieksdirecteur Ruben Notteboom. “We rekruteren er elk jaar twee tot drie arbeiders. Maar de meeste leerlingen studeren verder en komen na enkele jaren terug, als ingenieur.”
Stehling is best tevreden met Watteeuw Academy, maar daar scoort Duitsland toch veel beter. “Ach ja, we geven hun een beetje praktijkkennis. Maar het is niet vergelijkbaar met het onderwijs in Duitsland. Daar is de praktijk een deel van het systeem, een echte combinatie van leren en werken.”
Wolfgang Riepl, fotografie Kris Van Exel
“De druk op de Belgische vestiging is groot”
“In Roemenië betaal je een kwart van de Belgische lonen, en ik zie geen kwaliteitsverschil in het geleverde werk”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier