MEESTE BRUGPENSIOENEN ONTSPRINGEN DE FISCALE DANS
De mist rond brugpensioenen trekt op. Sociale en fiscale wetgever zitten niet op dezelfde lijn.
Een van de doelstellingen van het Generatiepact is, oudere werknemers langer aan de slag te houden. En in het zog daarvan, oudere werknemers die ontslagen worden, aan te sporen opnieuw de arbeidsmarkt te betreden. De maatregelen inzake het brugpensioen passen in die doelstelling.
Als een oudere werknemer ontslagen wordt, heeft hij onder bepaalde voorwaarden recht op ‘brugpensioen’. Hij ontvangt enerzijds een werkloosheidsuitkering, en anderzijds ook een ‘aanvullende vergoeding’. Deze laatste is in beginsel ten laste van de gewezen werkgever. Het algemene kader van dit brugpensioen is geregeld in de cao nr. 17, die vele jaren geleden in de schoot van de Nationale Arbeidsraad afgesloten werd. Bij brugpensioenen die betaald worden op basis van deze cao is de aanvullende vergoeding gelijk aan de helft van het verschil tussen het ‘nettoreferteloon’ en de werkloosheidsuitkering. Dit ‘nettoreferteloon is gelijk aan het (begrensde) brutoloon na aftrek van de persoonlijke sociale bijdragen en de bedrijfsvoorheffing.
Stel dat het ‘nettoreferteloon’ 100 bedraagt, en de werkloosheidsuitkering 60, dan is de aanvullende vergoeding gelijk aan 20 (de helft van het verschil tussen 100 en 60). Tot nog toe gold als regel, dat deze aanvullende vergoeding slechts betaald werd, zolang de bruggepensioneerde recht had op werkloosheidsuitkeringen. Zij verviel bijgevolg, zodra de bruggepensioneerde het werk hervatte, want dan heeft hij in beginsel geen recht meer op werkloosheidsuitkeringen.
Deze regeling zet bruggepensioneerden allesbehalve aan opnieuw beroepsactief te worden. Want zodra zij het werk hervatten, zijn zij het voordeel van het brugpensioen volledig kwijt.
Anders. Vandaar dat men het nu anders aanpakt. In de nieuwe regeling wordt de gewezen werkgever ertoe aangezet de aanvullende vergoeding door te betalen, ook als de bruggepensioneerde het werk hervat (bij een andere werkgever of als zelfstandige). De achterliggende redenering is, dat dit voor de gewezen werkgever in de praktijk geen verschil maakt. In de oude regeling moest hij de aanvullende vergoeding meestal toch ook al doorbetalen tot aan het pensioen van de bruggepensioneerde (omdat niemand geneigd was het werk te hervatten).
Voor de bruggepensioneerde zelf is het verschil beduidend. Als de werkgever er zich toe verbindt de aanvullende vergoeding ook bij werkhervatting door te betalen, dan weet de bruggepensioneerde dat hij het voordeel van de aanvullende vergoeding niet verliest als hij het werk hervat. De aanvullende vergoeding vormt dan een blijvende bonus. Bij werkhervatting (bij een andere werkgever of als zelfstandige) komt zij bovenop het inkomen uit de nieuwe job.
De bonus vormt aldus een financiële stimulans om opnieuw beroepsactiviteiten te ontwikkelen. Zij neemt ook de rem weg om in te stappen in een wat lager betaalde job. Het loonverschil wordt goedgemaakt door de aanvullende vergoeding waarop men blijvend recht heeft.
De schrijvers van het Generatiepact wilden deze bonus ook fiscaal aantrekkelijk maken. In hun ogen zou de belastingvermindering waarop bruggepensioneerden recht hebben, nog slechts gelden, wanneer de gewezen werkgever de verbintenis aangaat de aanvullende vergoeding door te betalen bij werkhervatting. In het licht hiervan is het niet onlogisch dat de minister van Financiën eind 2005 liet optekenen dat de aanvullende vergoeding geen recht meer zou geven op belastingvermindering wanneer de werkgever zich niet tot doorbetaling bij werkhervatting verbindt.
Bovenop. Maar die bedoeling komt niet tot uiting in de teksten die de fiscale wetgever heeft goedgekeurd. Daar spreekt men niet over de aanvullende vergoeding die ‘in’ het brugpensioen begrepen is, maar wel over aanvullende vergoedingen die ‘bovenop’ het brugpensioen worden betaald. De fiscale sanctie kan dus, gelet op de tekst van de wet, nooit van toepassing zijn ten aanzien van aanvullende vergoedingen die krachtens een cao ‘in’ het brugpensioen begrepen zijn.
Dat wordt nu ook door de belastingadministratie bevestigd. In haar richtlijnen inzake het invullen van de individuele fiches inzake vervangingsinkomsten, laat zij ondubbelzinnig verstaan dat de ‘aanvullende vergoedingen’ die krachtens een cao ‘in’ een brugpensioen begrepen zijn, nog altijd recht geven op belastingvermindering. Ongeacht of de werkgever zich wel of niet tot doorbetaling bij werkhervatting verbonden heeft.
Goed. Voor de meeste brugpensioenen verandert er op fiscaal gebied bijgevolg niets. Zij blijven recht geven op de belastingvermindering voor vervangingsinkomsten. Het Generatiepact schiet zijn doel op dit punt dus gewoon voorbij. Niet omdat de schrijvers ervan het zo gewild hebben. Wel omdat de wettelijke vertaling van wat men voor ogen had, op fiscaal gebied de mist ingegaan is.
Misschien is dat maar goed ook. Als men het recht op belastingvermindering verbindt aan het feit of de werkgever zich wel of niet verbindt tot doorbetaling van de aanvullende vergoeding bij werkhervatting, dan knoopt men de belastingvermindering vast, niet aan het gedrag van de werknemer, maar wel aan dat van zijn gewezen werkgever. Ik zie niet in, waarom de bruggepensioneerde daar de dupe van zou moeten zijn.
De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.
Jan Van Dyck
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier