Meer markt, minder concurrentie
Worden grote Belgische banken het doelwit van buitenlandse overnames ? Neen, menen de Leuvense professoren Van Cayseele en Heremans. Het sop is de kool niet waard. Wel zijn tientallen kleine bankjes rijp voor een overname. Hoe sneller, hoe beter.
Morgen viert het Centrum voor Economische Studiën (KU-Leuven) zijn veertigste verjaardag. De Leuvense professoren Dirk Heremans en Patrick Van Cayseele presenteren op de feestzitting “Concentratie en Concurrentie in de Belgische financiële sector” een studie met een verfrissende kijk op fusies en overnames tussen banken. Van Cayseele : “We verlieten het theoretische economische kader en bouwden moderne denkschema’s, zoals de speltheorie, in ons model. De conclusie : de concurrentie tussen banken wordt groter en zal leiden tot een concentratiebeweging. Maar voor buitenlandse banken is de Belgische markt waarschijnlijk te moeilijk.”
In het eerste deel van de studie bekijken beide professoren bankfusies in een internationaal perspectief. Een aantal ingrijpende operationele en structurele veranderingen zet de sector onder druk. De belangrijkste trend was de branchevervaging, mede mogelijk gemaakt door Europese richtlijnen. Terwijl de banken zich vroeger (al dan niet geriefelijk) in een niche profileerden, richten grote bancaire instellingen zich vandaag op alle marktsegmenten : consumenten, ondernemingen, financieel-juridisch advies, fusies en overnames… tot en met verzekeren. Dit leidt tot een scherpe concurrentie, dus minder winst. Bovendien lijden banken onder het feit dat grote ontleners zich rechtstreeks tot de markt wenden.
België loopt achter op dit fenomeen. Hier is er een dereguleringskloof (de tegenhanger van het begrip regelkloof : de staat loopt met zijn reglementen meestal achter op de privé-sector). Van Cayseele : “De Belgische overheid zag omdat ze hen nodig had om de loodzware schuldenberg te financieren door de vingers dat Belgische banken via marktafspraken de prijsconcurrentie vermeden. De banken transfereerden de staatsschuld naar kasbons en spaarboekjes, het particuliere jachtterrein van de openbare kredietinstellingen.”
Het gevolg : veel Belgen trokken met hun spaargeld naar het buitenland omdat de Belgische banken weinig innovatief waren. “Er was uiteraard ook een fiscale prikkel via de Luxemburgse banken,” stipuleert Heremans.
Tegelijk met de verscherpte concurrentie deden zich in de internationale bankwereld een aantal fusies en overnames voor. Exemplarisch is Nederland, waar drie mastodonten ( ING, ABN-Amro, Rabo) de markt domineren. Een recente operatie is de in april jongstleden aangekondigde fusie tussen Mitsubishi Bank en Bank of Tokyo, samen de grootste bank ter wereld.
SCHAALVOORDELEN ?
Eén van de redenen van die fusies zijn de zogenoemde schaalvoordelen. Door hun krachten te bundelen, kunnen de banken kosten verminderen en investeringen (informatica, personeel) optimaliseren. Zegt de economische theorie. Maar buitenlandse studies tonen aan dat die schril afsteekt met de realiteit. Zo betoogde het Oeso-rapport Financial Conglomerates in 1993 dat de optimale schaalgrootte van een bank beperkt is. Kostenefficiëntie en -competitiviteit worden niet bepaald door de grootte, maar door de “technische efficiëntie”.
Kostenbesparingen na een fusie zouden meestal een gevolg zijn van het elimineren van de X-inefficiëntie, hoge kosten door slechte beheersstructuren. “Als er al bespaard wordt op de kosten, is dit meestal na de opslorping van een slechte door een goede bank,” weet Heremans.
Van Cayseele wijst er trouwens op dat nogal wat fusies een defensief karakter hebben : “De gefuseerde bank wil het aanbod van producten controleren. Het is de vraag of de cliënt er beter van wordt, ook al gezien de zware overhead van zo’n nieuwe bank.”
In België zou de “ideale” schaalgrootte van een bank schommelen rond de 100 miljard activa. Dit is een niveau dat de top-20 van de banken in België (met uitzondering van Bank Van Roeselare) volgens de meest recente Trends Top 30.000 zonder al te veel moeite haalt. Beide professoren wijzen er trouwens op dat de schaalgrootte ook binnen een bepaalde niche kan spelen. Zo hebben Antwerpse Diamantbank (30 miljard activa) of Europabank (14 miljard) een uitzonderlijk sterke positie in de diamantsector of de “moeilijke” kredieten. Wél stelt de Leuvense studie dat er best een sanering zou komen in het distributienet, omdat voor kantoren ook schaalvoordelen spelen.
Voor Van Cayseele is dit netwerk een “duur relict uit het verleden”. Wegens het gebrek aan prijscompetitie was de nabijheid van de bankier een marketingfactor van belang. De kost van zo’n kantoor was overigens beperkt. “De bank kan het patrimonium eventueel doorverkopen als de inplanting van het kantoor geen succes is,” zegt hij. “De kost is recupereerbaar.”
Maar de Belgische markt is onder invloed van de internationale deregulering en een gewijzigd begrotingsbeleid (bezuinigingen, geen kartelvorming tussen banken voor overheidsobligaties) sterk gewijzigd. De meeste banken verlieten hun niche en bieden ongeveer hetzelfde productengamma aan als hun concurrenten. Prijzen worden een factor van belang. Tegelijk staat het dure distributienet onder druk.
BIEREN EN BANKIEREN.
“Thuisbankieren en phonebanking zijn niet te stoppen evoluties,” meent Van Cayseele. Vandaar zijn stelling : “Bankieren is een massamarkt geworden. Met als gevolg dat de invloed van de massamedia toeneemt. Vergelijk het met bier. Vroeger had men een hoop kleine brouwerijtjes die verankerd waren in enkele cafés. De klant had weinig keuze en was tevreden met het aanbod van het café om de hoek. Maar grote brouwerijen namen de kleintjes over. En hoe bespelen die de markt ? Met advertentiecampagnes. De stijl van het product, dat amper verschilt van de concurrentie, wordt de belangrijkste marktfactor.”
Van Cayseele onderscheidt marketing op basis van presentie (het café) en présence (stijl). Ook in de banksector. “Er is geen geografische differentiatie, zoals vroeger, maar een psychologische,” zegt hij.
Vanuit deze redenering beklemtoont Van Cayseele het belang van niet-recupereerbare aanloopkosten. De kost van een grote marketingcampagne is de bank in één keer kwijt. Terwijl men de kost van kantoren gedeeltelijk kan recupereren. “De contesteerbaarheid van de markt wordt moeilijk door de dominante positie van de bestaande spelers,” aldus Van Cayseele. “Toe- en uittreding op de markt zijn in tegenstelling met vroeger, toen men zich makkelijk kon inwerken door kantoren op te richten erg moeilijk. De banken investeren miljoenen in het profiel van de bank van hier of de bank die ruimte geeft. En die miljoenen kunnen ze niet recupereren. De aanloopkosten om zich in België te vestigen, zijn eenvoudigweg te hoog voor de buitenlander, ook al omdat er door de moordende concurentie te weinig te verdienen valt.”
STORM OP TIL.
Dit betekent niet dat Belgische bankiers rustig op hun comfortabele machtspositie kunnen teren. Integendeel : er zal een storm door het Belgische bankwereldje razen.
Beide professoren pluisden de boekhouding van de banken na. Ze stellen vast dat de toegevoegde waarde bij de 10 grootste banken (43 %) een stuk hoger is dan die van de banken die zich situeren na de top-30 (9 %) (zie grafiek). Heremans : “Sommige kleine banken hebben zelfs een negatieve toegevoegde waarde. Dit is onhoudbaar. Het traditionele beeld van de bank als winstmaker klopt voor de grote instellingen, maar we zitten met een enorme staart van probleembanken.”
Aan de hand van boekhoudkundige cijfers (qua kostenstructuur en risico) berekenden de professoren de Z-score : hoe groot is de kans dat banken in de toekomst hun kortetermijnverplichtingen niet meer kunnen nakomen. Het overgrote deel van de banken (90 %) heeft een redelijk klein risico. Met eenZ-score van 0,001 gaat er één failliet op duizend jaar. Maar een aantal bankjes heeft een Z-score tot 0,362. Zij hebben een kans van 36 keer op 100 om de komende 100 jaar failliet te gaan. Heremans : “Er zal een uitzuivering gebeuren. Slechts één derde van de banken heeft vandaag een hoger rendement dan 7 %, de return van staatsobligaties. Er is potentieel veel labiliteit.”
Het staat dus in de sterren geschreven dat deze banken op middellange termijn worden overgenomen. Maar door wie ? “Een buitenlandse financiële instelling een verzekeringsonderneming, bijvoorbeeld kan zich via die kleintjes op de Belgische markt wringen,” stelt Heremans. “Zo wordt hun kantorennetwerk, ietwat paradoxaal gezien de trend naar sanering, een alternatief middel (ten opzichte van de niet-recupereerbare advertentiekosten) om zich op de markt te positioneren.”
Maar in deze hypothese rijst een probleem. Van Cayseele : “Als een buitenlandse instelling zich nestelt in de staart van de probleembanken, komt er geen einde aan de overcapaciteit in de sector. Integendeel : het kantorennet is juist één van de belangrijkste troeven van de nieuwkomer, die het zelfs zal willen subsidiëren om het in stand te houden. Dit is, voor het geheel van de sector, bijzonder kost-inefficiënt.”
Dat er kantoren moeten sluiten, staat voor beide proffen vast. Maar hier doet zich een fenomeen voor dat de speltheoretici omschrijven als een waiting game vertaald : de kat uit de boom kijken.
Van Cayseele : “De optimale oplossing bestaat erin dat de banken onderling uitmaken welke kantoren het meest efficiënt zijn en de rest sluiten. Maar een markt is geen clean laboratorium dat werkt volgens theoretische modellen. Op lange termijn zullen the fittest banks overleven, maar intussen moddert iedereen maar wat aan. De bankier durft amper een kantoor te sluiten, omdat hij weet dat de klant zeker in de overgangsperiode naar de uitbouw van een elektronisch distributienetwerk zal overlopen naar de nabijgelegen concurrent.”
Vandaar dat Van Cayseele en Heremans hopen op een concentratiebeweging binnen de Belgische banken. Dit kan gebeuren op twee manieren. Ofwel nemen de grote banken op termijn de kleinere insolvabele eenheden stuk voor stuk over, met de noodzakelijke sluitingen van niet-efficiënte zetels tot gevolg. ” Kredietbank-Almanij gaat blijkbaar die richting uit met de overnames van HSA, Spaarkrediet en Bank Van Roeselare,” argumenteert Van Cayseele. Een andere piste is een fusie tussen grotere banken. “Een fusie tussen BBL en Generale Bank zou het perfecte alibi zijn om flink te snijden in het kantorennet of alvast een regionale concentratie van zetels teweeg te brengen,” argumenteert Heremans. “Eens dit proces achter de rug is, kan die Grote Belgische Bank zich gezond en wel op de internationale markt begeven.”
Zo’n internationalisering is volgens de professoren noodzakelijk in het licht van de Economische en Monetaire Unie. Van Cayseele : “Als de Belgische banken erin slagen voor eigen deur te vegen lees : het kantorennet te saneren zijn ze in staat hun belangrijkste troef uit te spelen. Op het vlak van informatica en elektronische distributie staan ze immers aan de Europese top. Defaitisme is uit den boze. Als ze de nodige creativiteit en moed betonen, kunnen Belgische banken zich opwerpen tot evenwaardige partners in internationale conglomeraten.”
HANS BROCKMANS
DIRK HEREMANS (L.) EN PATRICK VAN CAYSEELE (KU-LEUVEN) Belgische banken kunnen, na een grondige sanering, evenwaardige partners worden in internationale conglomeraten.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier