MEER JOBS, HET KAN
Verder, op blz. 39, brengen we exclusief de resultaten van het onderzoekswerk van twee Leuvense ekonomen over de weerslag van de loonkost op de tewerkstelling. Die resultaten zijn méér dan verpletterend voor diegenen die tot nu toe het belang van die loonkost minimalizeerden of kompleet wegwuifden. De qua metode uiterst degelijke en qua kwaliteit van de gebruikte gegevens ronduit unieke studie toont onmiskenbaar aan dat de weg naar een duurzame verhoging van de tewerkstelling in België langs een verlaging van de loonkost zal moeten lopen.
Opeenvolgende regeringen hebben de voorbije vijftien jaar een onvoorstelbare kreativiteit aan de dag gelegd om maatregelen uit te vaardigen waarvan men beweerde dat ze de tewerkstelling zouden gaan stimuleren. Het ging daarbij van arbeidsduurverkorting en BTK’s over gesubsidieerde loopbaanonderbreking en klusjesdiensten tot de brede plejade aan jobplannen die onze ministers van Arbeid met de regelmaat van een klok dekreteerden. Het simpele feit dat België vandaag de laagste aktiviteitsgraad onder de geïndustrializeerde landen heeft, vormt het onweerlegbare bewijs van het falen van al dat gepruts in de marge.
Ondertussen bleven diezelfde regeringen wel de loonkosten voortdurend de hoogte in jagen door, naarmate de budgettaire problematiek steeds nijpender vormen aannam, de belasting op arbeid gestaag omhoog te duwen. De Belgische overheid sloofde zich de voorbije vijftien jaar uit om toch maar zoveel mogelijk jobs te vernietigen. Het feit dat de heren en dames misschien niet beseften waar ze mee bezig waren, is nauwelijks een ekskuus.
De thans voorliggende Leuvense studie laat niet de minste ruimte voor diskussie en sluit perfekt aan op wat de traditionele ekonomische analyse ons leert : de prijs van een goed (in dit geval : de loonkost als prijs van en voor arbeid) bepaalt in hoge mate de vraag naar dat goed (in dit geval : de tewerkstelling). In België situeert de diskussie rond het niveau van onze loonkosten zich echter te veel rond de problematiek van de internationale konkurrentiepositie.
Uiteraard is die internationale konkurrentiepositie van groot belang voor een kleine, zeer open ekonomie als de Belgische. Slechts bedrijven die qua kostprijs internationaal hun man kunnen staan, kunnen ook voor blijvende tewerkstelling zorgen. Analyse van de kostprijsbestanddelen van de meeste ondernemingen leert dat de loonkost zowat het enige onderdeel van die kostprijs is dat we zelf in principe onder kontrole hebben. De argumentatie rond het belang van de loonkost gaat echter nog veel verder dan dit konkurrentiegegeven.
Bedrijven beschikken over een produktiepark in de industrie zowel als in de diensten waarin de produktiefaktoren arbeid, kapitaal en technologie samengesmolten worden om tot een bepaalde output te komen. Gegeven de stand van de technologie kunnen verschillende kombinaties van arbeid en kapitaal samen tot een vergelijkbaar resultaat leiden voor de onderneming. In welke mate dan, binnen de grenzen aangegeven door de technologie, méér kapitaal en minder arbeid of méér arbeid en minder kapitaal samengevoegd worden, hangt in hoge mate af van de relatieve prijzen van precies kapitaal en arbeid.
Het voortdurend opdrijven van de loonkost zorgt er dus niet alleen voor dat de internationale konkurrentiepositie gevaar loopt, maar tevens dat arbeid voortdurend vervangen wordt door kapitaal. Dit geeft dan weer aanleiding tot de kreet dat onze produktiviteit zeer hoog is en dat er dus… loonsverhogingen moeten komen. Dit is het verhaal van ruim twee decennia jobvernietiging in België. De Leuvense ekonomen bewijzen dat enkel via een drastische ingreep in de loonkosten dat tij gekeerd kan worden.
JVO
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier