MATERA

Maneggiare con cure, “Met zorg behandelen”, prijkt op de versverpakte Savoiardi, de koekjes die voor de tiramisu van straks bestemd zijn. Het is meteen de slagzin voor dit bezoek aan Matera, de eigenaardige grottenstad in de provincie Basilicata, ergens halfweg de wreef van Italië.

Onlangs kwam ik een Belgische Siciliaan tegen”, vertelt mijn vliegtuigbuurman, die invoerder van Vini e specialità Italiane blijkt te zijn en in het Limburgse een grote zaak uitbaat. “De nagel van zijn pinkvinger was enkele centimeters lang. Ik heb nooit geweten waarvoor dat diende. Modeverschijnsel, dacht ik. Tot ik vernam dat die lange nagel – vroeger een hulpmiddel bij het schoonmaken van het oor – een symbolische betekenis had. Mannen met lange pinknagels zijn thuis de baas. Ze slaan de plak, hoeven niets te doen.” Ik was met veel interesse maar ook veel gereserveerdheid vertrokken. Want ook al is Zuid-Italië Sicilië niet, en ook al heeft de Cassa del Mezzogiorno miljarden (lires!) geïnvesteerd in de oplossing van het beruchte problema van het zuiden – met zijn lange geschiedenis van armoede, miserie en emigratie -, de problemen van en de vooroordelen over dit gebied zijn de wereld nog niet uit. En ik kende het boek Christus ging aan Eboli voorbij, van de Italiaanse schilder-schrijver en arts Carlo Levi. Levi (1902-1975) werd in de jaren dertig als antifascist naar Zuid-Italië, meer bepaald naar Basilicata, verbannen. Het was het gebied ten zuiden van het Eboli uit zijn boek, dat ik nu ging bezoeken. En over Matera schreef Levi’s zus, die hem een bezoek bracht, dat het “net een schooljongensidee van Dantes Hel was”.

Vroeger

stond het zuidelijk deel van Italië bekend als Regno, en was het onderworpen aan het koninkrijk Napels en Sicilië. Van de negentien administratieve gebieden die Italië telt, behoren er vijf tot het zuiden. Met name: Puglia, Basilicata, Calabrië en de Abruzzen, en het dankzij het antieke Romeinse Pompeï meer bekende Campania (met Napels als hoofdstad). Wie van het vliegveld in Bari (aan de Adriatische Zee in Puglia) naar Matera (Basilicata) rijdt, zal grillige – van schilderachtig tot robuust, van levendig tot zielsverlaten – wegen doorkruisen. En moet vooral rekening houden met het Italiaanse rijgedrag. Dat blinkt uit in charmante nonchalance die alleen de Italianen zich kunnen veroorloven. En die hen vreemd genoeg gemakkelijk vergeven wordt. Italië is een land waarin alles er goed uitziet, of zich althans de moeite getroost er zo goed mogelijk uit te zien.

De weg van Bari naar Matera (ongeveer 70 km zuidwestwaarts) is bezaaid met geurige amandelboomgaarden, olijfbomen en oleanders. Toch kan het in Zuid-Italië tijdens de wintermaanden tot diep in het voorjaar bitter koud zijn. De Alpen, de Dolomieten en de Apennijnen blazen gure rukwinden over het bergachtige schiereiland. En dat heb ik mogen ervaren, die avond in de eerste helft van maart.

Het schemert als ik in Matera aankom. Overal donkere schimmen. Op de Piazza Vittoria Veneto, het centrale plein in het nieuwe stadsgedeelte van Matera, lopen groepjes mannen snel van het ene caffè naar het andere, gehuld in lange zwarte mantels, de kin verstopt in de kraag van hun jas of bedolven onder een dikke sjaal, een warme muts over hoofd en oren. De twee boekenstandjes kennen weinig succes. De enige vrouwen die ik zie, lopen rakelings aan elkaar voorbij, mompelen iets waarvan ik vermoed dat het veel met het weer te maken heeft, en stappen over het plein, in hun hand een volgeladen boodschappentas waaruit het loof van stoofselder steekt.

Ik besef dat ik mijn koffer met voornamelijk (om niet te zeggen uitsluitend) zomer- en lentekleding evengoed thuis had kunnen laten. Er zit niets anders op dan naar de plaatselijke Upim te lopen – dat is de Italiaanse versie van de Inno maar dan wat minder chic – en me een paar warme sokken en dito trui aan te schaffen.

Na het avondeten – voortreffelijke cucina italiana – loop ik weer warm voor het land. “Als een Italiaan zijn hele familie uitnodigt om te komen of te gaan eten, dan mag je er zeker van zijn dat er goed – neen – uitstekend gekookt wordt”. Ik had de uitspraak eerder die dag opgevangen, en heb ze tijdens mijn verblijf vaker bevestigd gezien. Niet dat er hele families mee aan tafel zaten, maar voor vreemdelingen geldt hetzelfde principe. Die biedt je alleen het allerbeste.

Basilicata

heeft zijn naam te danken aan het Griekse Basilikos, de Byzantijnse vertegenwoordiger van de oostelijke keizer. Matera (56.000 inwoners) is, naast Potenza dat meer westelijk ligt, een provinciale hoofdstad van het gebied, dat ook een mooie, kleine kuststrook heeft aan zowel de Ionische als de Thyrreense Zee. De stad Matera – met name het oude stadsgedeelte – is een eigenaardige stad, met een al even eigenaardige geschiedenis. Sprookjesachtig maar tegelijkertijd beangstigend. En zonder groen. Alles heeft de kleur van vergeelde kalk. De stad ligt op een heuvel, met als hoogste punt de toren van de kathedraal. Op het eerste gezicht is Matera een gewone stad. Maar ik weet beter.

De Sassi (letterlijk: de stenen) van Matera zijn beschermd patrimonium, met de UNESCO als beschermheer. De Sassi kun je best omschrijven als tufstenen holwoningen of grotten die trapsgewijs op elkaar gebouwd of uitgehouwen zijn, en vanuit het diepste punt van het ravijn tot aan de top van de dom reiken. De terrasvormige holen of grotten zijn aan weerskanten van het ravijn gebouwd; de ene kant heet Sasso Caveoso (richting Montescaglioso), de andere Sasso Barisano (richting Bari). Wie door de straten slentert en tegen de muren stoot, heeft gegarandeerd allemaal witte vlekken en strepen op zijn jas. Het tuf – een soort kalksteen – geeft meteen af. En kalk heeft nog die andere eigenschap: vochtigheid. Dat het tijdens de wintermaanden in deze woningen bijzonder onaangenaam kon zijn, spreekt vanzelf. Een oude man – ik schat een jaar of zeventig – in uitgerafeld plunje en met verlopen schoenen troont me mee naar een uitkijkpunt. Ik glijd herhaaldelijk bijna uit over de vochtige, gladde trappen, hij trekt er zich niets van aan, begint zelfs te huppelen en danst vervolgens de trappen af. Verschrikkelijk onhandig struikel ik achter hem aan. Ondertussen praat hij honderduit, Italiaans met een zware tongval. Ik begrijp er niet veel van, vang af en toe de naam Mussolini op. En Inglaterra. Dat de Britten zo rijk waren, met al hun kolonies, en de Italianen niet. En dat ik zijn casa moet zien. Resoluut neemt hij me bij de hand. Zijn handen zijn ruw, erg vuil ook. In een smal straatje, niet ver van de gedeeltelijk afgebrande San Pietro Barison kerk – in de Sassi staan schijnbaar evenveel kerken als dat er mensen wonen -, opent hij een oude ijzeren deur. “Kom, kom”, zegt hij. Op de grond van de grot niets dan vuilnis en zakken graan. Het is er koud en klam, donker ook. Ik kijk verbaasd, denk dat hij me nog verder wil leiden, dat dit de schuur is. In de duisternis ontwaar ik, tegen de muur en volledig onder het stof een console, met daarop enkele ingekaderde foto’s en prenten van heiligen. En van zijn ouders, legt hij trots uit. Achteraan ligt een matras. Hij woont er met zijn broer.

De Sassi

zijn een opeenstapeling van tegenstellingen. Wie de Sassi wil leren kennen, moet afwijken van de toeristische paden, weggetjes of trappen. Alhoewel, toeristisch?? In maart was ik naar mijn gevoel de enige toerist. Een gevoel dat bevestigd werd met een bezoek aan het Ridola-museum, waar een grote schat aan archeologische vondsten (uit de prehistorie en de Griekse tijd, toen Matera al bestond!) ondergebracht is. Het personeel van het museum raakte haast in paniek met deze onverwachte bezoeker, moest op zoek gaan naar de verlichting die niet alleen moeilijk te vinden bleek maar ook om de haverklap uitviel, pluisde verschillende laden uit om Engelstalige toelichting te vinden… De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat dit alles gepaard ging met een extreme vriendelijkheid.

Tijdens mijn tocht door de Sassi ontdek ik ook het café Cavalieri, midden in de Sassi Barisano. In een grotwoning, die er aan de buitenkant niet echt aantrekkelijk uitziet, ligt een uitzonderlijk café-restaurant. De grotwoning is gerestaureerd, aan de authenticiteit ervan is niet of nauwelijks geraakt. Even later heb ik een ontmoeting met de architect, Mattia Antonio Acito, Materano van geboorte en afgestudeerd aan de Academia van Firenze. Als ik hem vertel over de woning van de oude man, hoogstens twee straten verderop, wil hij daar niet van horen. “Matera is niet arm. Wij zijn verschrikkelijk rijk. Kijk naar onze geschiedenis. Eeuwenoud. En de fresco’s in de grotwoningen. Of de geniale constructie van de Sassi. Alleen moeten we die rijkdom leren waarderen. Nog veel te veel inwoners schamen zich voor deze grotten- of holenstad. Ik vind dat we ons patrimonium in ere moeten houden. Ik heb een hekel aan architecten of bouwheren die de gaten in de grotwanden bijvoorbeeld met cement volspuiten. Of die overal elektriciteitslijnen trekken. Ik probeer de wanden zo intact mogelijk te houden. Verwarmingselementen en elektriciteitskabels lopen ondergronds.” En ook hij troont me mee. Naar zijn huis en vervolgens naar dat van een vriendin. Het ontwerp en de restauratie van beide woningen zijn van zijn hand. Het resultaat is verbluffend. Het is vooral de combinatie oud en nieuw, antiek en modern die zo frappant is. “Ik wil dat jonge mensen hier blijven”, zegt Antonio Acito, die zijn enthousiasme voor de stad niet enkel via zijn architectuur laat blijken, maar ook regelmatig lezingen geeft voor de inwoners, en op alle fronten begaan is met de rehabilitation of the Sassi. De regering heeft in de jaren ’50 de inwoners uit het oude stadsgedeelte overgebracht naar het nieuwbouwgedeelte. Omdat de behuizing gewoon te miserabel was. Vergeet ook niet dat het Marchallplan veel geld in deze regio en stad pompte. De Sassi hebben tot in de jaren ’80 haast allemaal leeg gestaan, en dat is natuurlijk niet bepaald bevorderlijk voor hun staat.” Lege Sassi zijn beangstigend. Hun aanblik is merkwaardig. Ze doen denken aan grote, uitgeholde suikerbieten waarin twee ogen en een mond gekerfd zijn en waarin een kaars flakkert.

“Op architecturaal gebied is in de Sassi veel mogelijk. Bovendien verleent de staat subsidies aan wie in de Sassi wil komen wonen. Vadertje Staat betaalt 50% van de restauratiekosten. Daarom ook dat meer en meer jonge intelligentsia in Matera willen wonen. Zij kunnen respect opbrengen voor de oorspronkelijke gebouwen, en dat is essentieel.” Maneggiare con cura…

Absoluut aanbevolen aan authentieke reizigers.

Dienst Toerisme Matera, via De Viti di Marco 9. Tel: (0039) 835.221758.

Nationaal Italiaans Verkeersbureau, Louizalaan 176 in Brussel.

Tel: (02) 647.11.54.

Italiaans Instituut voor Buitenlandse Handel. Tel: (02) 229.14.30.

MARGOT VANDERSTRAETEN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content