Marc Dillen (Vlaamse Confederatie Bouw): ‘We willen en kunnen Vlaanderen niet volbouwen’
Onze nieuwbouwwoningen nog meer isoleren is contraproductief, stelt Marc Dillen, directeur-generaal van de Vlaamse Confederatie Bouw. Hij pleit ook voor meer realisme in het ruimtebeleid. “Verdichten is een noodzaak, maar geen mirakeloplossing.”
Al meer dan twintig jaar staat Marc Dillen aan het hoofd van de Vlaamse Confederatie Bouw, met 9000 aangesloten bouwbedrijven de belangrijkste beroepsvereniging voor de bouwsector in Vlaanderen. In die functie verdedigt hij in de eerste plaats de belangen van de aannemers, maar evengoed die van bouwend en verbouwend Vlaanderen. Keuzevrijheid vindt Dillen belangrijk. Zo brak hij onlangs nog een lans voor de door de Bouwmeester verguisde viergevelwoning.
“Het is fout een bepaalde woningtypologie te stigmatiseren”, vindt Dillen. Tegelijk weerlegt hij dat de bouwsector Vlaanderen wil volbouwen: “Ten eerste willen we dat niet. Ten tweede kunnen we dat niet. De bestemmingsplannen leggen vast welke ruimte bestemd is voor wonen, voor industrie, voor landbouw…”
Het aandeel van de 18- tot 24-jarigen die een lening aangaan daalt sterk. Dat wijst op een probleem
Wat is de belangrijkste uitdaging voor de bouwsector?
MARC DILLEN. “Onze sector is in volle transitie. Wat we bouwen en hoe we bouwen ondergaan grote veranderingen. Een belangrijke evolutie is het compacter bouwen. Daar zijn we al even mee bezig, nog voor er sprake was van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Begin jaren negentig bouwden we de grootste appartementen en de grootste huizen. Daarna is de trend naar kleiner bouwen ingezet, onder druk van de schaarste aan ruimte en bouwgronden. We zijn ook beginnen te bouwen op kleinere percelen en hebben we een omschakeling gezien van woningen naar appartementen. Die laatste hebben nu al een aandeel van 64 procent. Het percentage nieuwe vrijstaande woningen is zeer klein geworden. Want bij grote nieuwe ontwikkelingen worden veelal ook aaneengeschakelde woningen gebouwd.
“Een andere belangrijke evolutie is de almaar strengere energienormen voor nieuwbouwwoningen. Dit jaar is het S-peil (een indicator voor de energetische kwaliteiten van de gebouwschil, nvdr) in werking getreden, wat heeft geleid tot een piek in het aantal bouwaanvragen omdat de mensen anticiperen op die nieuwe regelgeving. Het energetische aspect wordt almaar belangrijker, maar we moeten daar ook realistisch in zijn. We merken dat het weegt op de betaalbaarheid van nieuwbouw.”
Door die strengere normen zijn nieuwbouwwoningen veel energiezuiniger dan tien jaar geleden. Zijn we nu waar we moeten zijn?
DILLEN. “Ja. Het heeft geen zin de isolatienormen nog aan te scherpen. De productie van die extra centimeters isolatiemateriaal die we nog zouden moeten bijplaatsen, creëert meer CO2-uitstoot dan dat je ooit kunt terugwinnen tijdens de levenscyclus van de woning. Er is een optimum en dat moet je niet willen overschrijden. Die grens is nu bereikt. Door de strengere normering zijn we ook erg afhankelijk geworden van enkele materialen en in het bijzonder van purschuim. Ik heb niets tegen pur, maar het is niet gezond als je geen keuze meer hebt.
“De nieuwe uitdaging in de bouw is bij duurzaamheidsberekeningen de levenscyclus van een gebouw mee in rekening te brengen. Energie is daar één aspect van, de ecologische impact van de productie en de recyclage van materialen is een andere. Een en ander heeft ook gevolgen voor de financiering. Nieuwbouwwoningen wordt er duurder door, maar daar staat tegenover dat de gebruiks- en onderhoudskosten afnemen.”
Moeten de banken bij de kredietverlening ook rekening houden met de levenscyclus van een woning?
DILLEN. “Het lijkt me logisch dat de banken een onderscheid maken tussen leningen voor oude woningen met een slecht energiepeil en voor nieuwe woningen met goede energetische prestaties. Want dat heeft een invloed op de aflossingscapaciteit van de ontleners.
“Jonge mensen, onder de dertig jaar, krijgen moeilijker een hypothecaire lening. Dat heeft te maken met de strengere energienormen, die de kostprijs van een woning hebben doen toenemen. Daarnaast vragen de banken ook een grotere eigen inbreng van de ontleners, waardoor men vandaag de facto het btw-gedeelte van een nieuwbouwwoning zelf moet financieren en vaak ook nog een deel van de nettoprijs. De drempel tot de nieuwbouwmarkt wordt voor veel jonge gezinnen te hoog, zelfs als ze over voldoende aflossingscapaciteit beschikken. Volgens de Nationale Bank is het aandeel van de 18- tot 24-jarigen die een lening aangaan, met 20 procent gedaald sinds 2010 en volgens Immotheker is de daling bij de -30-jarigen nog sterker. Dat wijst op een probleem.”
U bent geen fan van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen of BRV. Wat is uw voornaamste bezwaar?
DILLEN. “Voor alle duidelijkheid: we zijn wel voorstander van verdichting (meer wooneenheden op een oppervlakte, nvdr), een van de krijtlijnen van het BRV. Verdichten is een noodzaak, maar geen mirakeloplossing. Want we weten ook dat kwalitatieve verdichting tijd vergt. Een stadsvernieuwingsproject vergt van idee tot realisatie twaalf jaar. Reken er dus niet op dat we tussen nu en 2030 veel extra aanbod kunnen creëren via verdichting. Als je tegelijk met andere maatregelen uit het BRV op de rem gaat staan, creëer je schaarste op de woningmarkt. Dat zal de woningprijzen nog opdrijven, met als ongewenst neveneffect dat mensen minder of geen budget overhouden voor grondige en noodzakelijke renovaties.
“We pleiten dus voor een beter evenwicht tussen het versnellen van de verdichting en het afremmen van woningbouw op andere plaatsen. Dat is in het belang van de bouwsector, van de tewerkstelling en van de toegankelijkheid tot de koopmarkt.”
Is er onder de leden van de Vlaamse Confederatie Bouw veel nervositeit over het BRV?
DILLEN. “Er is veel onduidelijkheid over wat nu precies beslist is en wat niet. De Vlaamse overheid promoot ‘heerlijk heldere’ communicatie, maar in het Beleidsplan zorgt ze zelf voor begripsverwarring. Een voorbeeld is de term ‘ruimtebeslag’. Men heeft bij de lancering van het BRV geponeerd dat er bij ongewijzigd beleid tegen 2050 een ruimtebeslag van 50 procent zou zijn in Vlaanderen. Op de kaart was de helft van Vlaanderen rood ingekleurd. Vlaanderen zou dus volgebouwd worden. Maar wat verstaat men onder ruimtebeslag? En hoe komt men aan die prognose? Men heeft zich gebaseerd op een doctoraat uit 2010 met cijfers uit de jaren negentig. Die cijfers zijn gedateerd, want we bouwen intussen veel kleiner. Bovendien houdt men geen rekening met ruimtelijke uitvoeringsplannen. Volgens het BRV staat de teller op 33 procent ruimtebeslag in Vlaanderen. Dat begrip is evenwel een amalgaam van de meest uiteenlopende bestemmingen. Het omvat tuinen, parken, sportterreinen, recreatiedomeinen en zelfs weiden met paarden.
“Ook over de timing en de verantwoordelijkheden tasten we nog in het duister. Om de verdichting te realiseren, moet je de gemeenten meekrijgen. Tegen 2030 komen er in Vlaanderen bijna 220.000 gezinnen bij. Ruim een kwart van die gezinnen zal zich vestigen in tien steden en gemeenten, met Antwerpen, Gent en Mechelen als koplopers. Maar in dat lijstje zitten ook minder voor de hand liggende gemeenten en steden, zoals Geel en Heist-op-den-Berg. Die gemeenten moeten ruimtelijke plannen maken, locaties voor stadsvernieuwingsprojecten vastleggen, hun infrastructuur aanpassen enzovoort. Het vergt ook een mobiliteitsvisie en -plan, want door gewoon te verdichten lossen we het mobiliteitsprobleem niet op. Kortom, de gemeenten zullen zware inspanningen moeten leveren. Zijn ze daarop voorbereid? Hebben ze de nodige middelen? Dat is voorlopig nog allemaal erg onduidelijk.”
De woning met tuin ‘op de buiten’ is voor veel Vlamingen nog altijd het ideaal. Met goede voorbeelden en nieuwe woonvormen moeten we mensen overtuigen te kiezen voor een alternatief in de stad, klinkt het. Is dat wishful thinking?
DILLEN. “We zien toch wel dat de mentaliteit en de woonwensen van jonge mensen veranderen. Een deel van die jongeren kan je dus inderdaad met goede projecten naar de stad krijgen en daar ook houden. Ze appreciëren de nabijheid van de faciliteiten in een stad. Maar je moet niet denken dat alle jongeren in cohousingachtige projecten in de stad willen wonen. Dat is misschien leuk als je pas afgestudeerd bent, maar als je aan kinderen begint, is dat veel minder vanzelfsprekend. Je moet rekening houden met de levensfase van een gezin. Een samengesteld gezin met vijf kinderen heeft ruimte nodig. Alleen maar compacte appartementen bouwen is dan ook geen oplossing.”
De bouwsector krijgt soms de stempel weinig innovatief te zijn. Terecht?
DILLEN. “Nee. De bouwsector zet in op nieuwe technologie. Building Information Modeling of BIM is een groot thema. Ontwerpers, aannemers en technische-installatiebedrijven gaan ontwerpen en samenwerken rond 3D-plannen. Dat zal belangrijke winsten in het bouwproces opleveren, maar het zal ook gevolgen hebben voor het onderhoud en de renovatie van gebouwen.”
Mogen we binnenkort ook drones en robots op de werf verwachten?
DILLEN. “Drones worden nu al meer ingezet op werven, onder meer voor de inspectie van terreinen en gebouwen, voor opmetingen en om de vooruitgang in beeld te brengen. Robotisering komt er wellicht ook aan, al spreekt men dan meer over cobots: eenvoudige robots voor repetitieve taken en ter ondersteuning van de mensen op de werf. 3D-printing wordt ook volop bestudeerd. Daar zie ik vooral mogelijkheden in de productie van complexe onderdelen. Of bij restauratiewerken: het printen van ornamenten bijvoorbeeld.”
Bio
· Licentiaat economische wetenschappen en Master of Business Administration
· Sinds 1994 aan het hoofd van de Vlaamse Confederatie Bouw
· Directeur-generaal van de vzw Grondbank
· Lid van de SERV
· Lid van de raad van bestuur van de VDAB
· Ondervoorzitter van FITA (Flanders International Technical Agency)
· Secretaris-generaal van Vloro (Vlaams Overleg Ruimtelijke Ordening en Huisvesting)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier