MANAGER VAN HET JAAR. ELITAIRE ELITE. Voor een gezonde zelfironie

Met het aantreden van de nieuwe Manager van het Jaar, wordt er niet geaarzeld om de term “elite” in de mond te nemen. Die term heeft wel iets merkwaardigs. Naar de oorsprong van het woord verwijst het naar “uitverkiezing”. Iemand wordt uitverkozen, omwille van een biezondere eigenschap of kwalifikatie. De relevantie van deze eigenschap is zeer sterk gebonden aan bepaalde omstandigheden. Niemand zal ontkennen dat een uitverkozen manager een biezondere eigenschap vertoont, maar niemand zal durven stellen dat deze eigenschap ook noodzakelijk relevant is op bijvoorbeeld het politieke, kulturele of sportieve terrein.

De idee van een elite is dus moeilijk om te zetten in een algemene idee : men wordt slechts als elite beschouwd in een bepaalde kontekst en binnen een bepaalde kring. We kennen immers allemaal het spreekwoord “schoenmaker blijf bij uw leest”.

Het valt ook op dat dit begrip iets geks en ook iets pijnlijks in zich heeft : een elite is nooit absoluut in haar aanspraak. Binnen de elite vormt zich een nieuwe elite. Via allerlei duistere mekanismen weet iedereen dat er toch nog altijd iemand boven hem of haar staat, naar wie men opkijkt of bij wie men in het gevlei probeert te komen. Je hoeft maar nauwkeurig te observeren wie met wie omgaat, wie als eerste de hand reikt of het woord neemt. Er bestaan boeiende sociologische studies die aantonen hoe telkens opnieuw de top van de zogenaamde elite een nieuwe trend probeert te zetten om zich te onderscheiden van de lagere echelons en hoe deze laatsten hun best doen om zo vlug mogelijk de hogere echelons na te bootsen. Dit kan gaan van de manier van kleden, de keuze van een aktentas en momenteel het nonchalant deponeren van zijn GSM naast de dossiers tijdens een vergadering, met als boodschap : ik ben belangrijk, ik moet ten allen tijde bereikbaar zijn. Wedden dat de volgende stap is : geen GSM bij de hand, laat de anderen maar denken dat ze zo belangrijk zijn.

ELITISME.

Wie het begrip “elite” gebruikt, opteert eigenlijk voor een vorm van duale maatschappij. De uitverkozenen worden dan tegenover de niet-uitverkozenen gesteld. Dit begrip roept dan ook onvermijdelijk de idee van elitisme op : mensen die uitblinken in hun beroep of taak, nemen noodzakelijkerwijze een leidende positie in.

Men redt de idee “elite” niet door af te geven op een veronderstelde egalitaire ideologie die stelt dat alle mensen gelijk zijn en dat wie daar bovenuit komt onvermijdelijk dient neergehaald te worden.

Zolang men zich elitair opstelt tegenover anderen, krijg je onvermijdelijke oprispingen. Ik zou willen pleiten voor een universeler idee van elite dat meer recht doet aan de werkelijkheid, en terzelfdertijd ten goede komt aan het samenleven van mensen.

TALENTEN.

Zoals we eerder aanstipten, is “elite” niet gereserveerd tot één sektor van de samenleving. Je vindt in elke levenssektor elitemensen tegenover klunzen en knoeiers, zonder dat dit laatste een verwijt hoeft te zijn. Er zijn mensen die op een benijdenswaardige manier lekker eten kunnen klaar maken, een huis inrichten, met mensen of met dieren kunnen omgaan, softwareprogramma’s schrijven, machines ontwerpen, boeken schrijven, lezingen geven, fotograferen, voetballen, vergaderingen leiden,… Maar zelden vind je dit alles in één persoon. Ieder van ons heeft een aantal eigenschappen of talenten die vragen om ontwikkeld te worden. Laat het dan een uitdaging zijn voor hem of haar om dit te doen en laten we hen daar dan ook in aanmoedigen. Maar moeten we hen dan verwijten toesturen wanneer ze deze andere eigenschappen niet hebben ? Een gezonde zelfironie houdt wellicht ook de beste manager in psychisch evenwicht wanneer hij vaststelt dat zelfs het eenvoudige gebruik van een magnetron tot een onvoorstelbare knoeiboel leidt.

Ergens doet me dit denken aan het verhaal van een strenge inspekteur die in de klas van meester Janssens op inspektie kwam. Het was in deze ietwat ouderwetse school de gewoonte dat leerlingen die in één of andere discipline uitblonken bij biezondere gelegenheden een kroontje op hun hoofd mochten zetten. In alle andere klassen had de inspekteur tot zijn eigen tevredenheid de enkele gekroonden geprezen en als voorbeeld gesteld voor de niet-gekroonden. Toen de inspekteur echter in de klas van meester Janssens binnenstapte, verscheen er een diepe frons van argwaan op zijn voorhoofd : elk jongetje, elk meisje droeg een kroontje. Meester Janssens was wellicht een nieuwlichter die alle leerlingen te vriend wou houden. De inspekteur vroeg of meester Janssens de oude romeinse leuze divide et impera, verdeel en heers, was vergeten ? De inspekteur vroeg één voor één de leerlingen naar de reden van hun kroontje : de ene was blijkbaar zeer goed in lezen, de andere in voordragen, een derde in rekenen, een vierde in tekenen, een vijfde in het verzorgen van de planten in de klas, een zesde in het voetballen, een zevende in zang,… En zo ging het door, tot de inspekteur bij een jongetje kwam dat er niet zo erg slim uitzag. Toen de inspekteur vroeg waarom ook hem een kroontje te beurt gevallen was, kwam er aarzelend en bedremmeld uit : omdat ik ver kan springen. Tenslotte moest de inspekteur toegeven : elke leerling had een biezondere eigenschap en talent. En hij prees meester Janssens omdat hij bij elke leerling dat biezonder talent aan bod had weten te brengen.

Mij is in elk geval altijd al opgevallen, dat de grootste geesten niet diegenen zijn die anderen naar beneden trappen om zichzelf hoger te kunnen achten dan anderen, maar wel diegenen die anderen helpen boven zichzelf uit te stijgen. Daarom vond ik persoonlijk de toespraak van Jacques Galler, Manager van het Jaar van Tendances ook zo hartverwarmend, en hoop dat deze sociaal-menselijke komponent een volgende keer ook expliciet in de uitverkiezingscriteria van Manager van het Jaar wordt opgenomen.

HERMAN LODEWYCKX

Herman Lodewyckx is docent Etiek & HRM.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content