Manager 2003.
Manager 2003.
De input. Drie genomineerden, zes journalisten, één fotograaf, zo’n acht en driekwart uur gespreksstof, meer dan 370 minuten op band, 121.000 karakters in kladversie en 40.000 in gepubliceerde vorm. Een aluminiumbedrijf dat als familiale KMO de Europese numero uno werd in zijn branche, een chocoladegigant die zich strategisch herpositioneert en een technologiespecialist die het vertrouwen herwint van de institutionele investeerders.
De output. Een laureate die haar rolmodel – de eerste vrouwelijke Manager van het Jaar ( Roos Claeys ging haar voor, maar dan in duo met Albert Bert van Kinepolis in 1997) – ernstig neemt: “Ik weet dat mijn vrouw-zijn de gesprekken zal domineren. Maar dat stoort mij niet. Jonge vrouwen moeten met eigen ogen kunnen zien hoe je als vrouw mooie posities en mandaten verovert.” En twee opmerkelijke genomineerden die een optie zijn voor de toekomst: worden zij de managers van het jaar 2004, 2005 of 2006?
Daartussenin. Veelzeggende citaten. “Als ik aan de leiding sta van een bedrijf, wens ik gerespecteerd te worden. Anders doe ik het niet.” En ook: “Je moet niet per definitie bewijzen dat je 100 % het beste product hebt. 95 % is al goed als we op die manier wat rapper op de markt komen.” En verder: “Ik ben een jobhopper. Een goed betaalde huurling. Waarom? Ik balanceer graag op het randje, met een voet over de ravijn: gaat het lukken of niet?”
Of emoties. Een genomineerde die dichtklapt wanneer zijn overleden moeder ter sprake komt, krop in de keel, tranen in de ogen. De laureate voor wie de dood van haar vader een vergelijkbare schok was: “Het zette een domper op mijn jeugd. Ik heb mijn puberteit overgeslagen, ik had geen tijd om te flirten. Van meisje werd ik plots vrouw.” Psychologie. De genomineerde: “In twee jaar tijd ben ik misschien drie keer overgekookt. Meestal gebeurt dat als ik heel moe ben. Je probeert professioneel te zijn, maar je bent moe en als er dan iets gebeurt dat echt niet door de beugel kan…”
Karakteriseringen passeren de revue. “L’homme pressé” wordt de ene genoemd, naar een film met Alain Delon. “Een harde tante uit Duffel” is een andere geuzentitel, wegens te paternalistisch (of is het maternalistisch?) volgens de vakbond. Nog een epitheton: “Een ingenieur die naar de markt kan luisteren”, een ogenschijnlijke paradox. En uiteraard: altijd en overal de beste zijn, het zit bij alledrie de genomineerden diep ingebakken. Silver is for losers, zegt een van hen herhaaldelijk tijdens het gesprek.
Soms wordt het iets existentiëler. “Ik zal niet sterven als gedelegeerd bestuurder,” fluistert de laureate. Een genomineerde: “Wat mij drijft? Ik zal ook wel mijn ego hebben, zeker. Ik hou dat liever voor mezelf.” En, tezelfdertijd, de huiver voor de top: “Je krijgt veel meer op je kop, de druk is groot. Hoe hoger je gaat, hoe eenzamer je bent.”
Reynaers Aluminium hield, ondanks drie opeenvolgende crisisjaren, zijn omzet (164 miljoen euro) en cashflow (15 miljoen) stabiel. Bij Barry Callebaut klom de bedrijfswinst van 173 naar 208 miljoen Zwitserse frank en groeide de omzet met 36 %. Barco zette een jaarverlies in 2001 om in een positief nettoresultaat voor belastingen van 37,6 miljoen euro.
Dat zijn de cijfers. Maar achter deze rationele gegevens gaan mensen schuil – managers en medewerkers van vlees en bloed – met hun eigen drijfveren, angsten en gebreken. De selectie van de Manager van het Jaar 2003 is geen exacte wetenschap. Martine Reynaers (de laureate), Martin De Prycker en Patrick De Maeseneire (de genomineerden) zijn evenmin supermensen. Maar ze bieden ons wel de mogelijkheid om datgene wat het bedrijfsleven drijft, beter te begrijpen. Opdat ze daarvan drie goede ambassadeurs mogen zijn.
Piet Depuydt
Martine Reynaers, Martin De Prycker en Patrick De Maeseneire bieden ons de mogelijkheid om beter te begrijpen wat het bedrijfsleven drijft.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier